Arabische internetactivisten zijn nog maar net begonnen

Nieuws

Arabische internetactivisten zijn nog maar net begonnen

Susan Dabbous

21 juni 2012

Een half jaar na het begin van de Arabische Lente hebben activisten die hun medeburgers op weg hielpen via het relatief onbekende terrein van de sociale media, het gevoel dat hun gevecht voor mensenrechten, democratie en transparantie nog maar net begonnen is.

Veel van de leidende internetactivisten in Tunesië, de geboorteplaats van de nog steeds voortdurende onrust in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, zijn niet tevreden met de uitkomst van de opstand. Ze hebben hun zinnen gezet op ambitieuzere doelen: transparantie bij de overheid, controle van het verkiezingsproces en afschaffing van wetten die de internetvrijheid beperken.

“We willen verder gaan met dit ‘sociale bouwen’ ”, zei Kerim Bouzouita, een journalist en activist uit Tunesië, tijdens de conferentie Social Media and Human Rights die deze week in Florence (Italië) werd gehouden.

“De val van het regime van (de voormalige Tunesische president) Ben Ali en vrije verkiezingen zijn niet genoeg. Ik ben ervan overtuigd dat dit het moment is om te streven naar open data, toegang tot overheidsdocumenten en open bestuur. En persoonlijk vind ik dat de archieven van de geheime politie open moeten. Als we het verleden negeren, kunnen we niet vooruit.”

Streektaal

De ‘Slimme Dissidenten’ van Tunesië kennen een geschiedenis die teruggaat tot 1998, toen een groep internetactivisten een mailinglist begon die uitmondde in de website Takriz.

In 2001 begonnen activist Riadh Guerfali en anderen te schrijven voor Tunezine, het eerste online platform over alleen mensenrechtenkwesties. Sommige artikelen op de site werden geschreven door de huidige president van Tunesië, Moncef Marzouki, de voormalige voorzitter van de Arabische Commissie voor de Mensenrechten.

“Human Rights Watch en Amnesty International hadden in het verleden al enkele dossiers over mensenrechtenschendingen in Tunesië gepubliceerd, maar die waren in formele taal geschreven”, zegt Bouzouita. “In Tunezine worden artikelen geschreven in de Tunesische streektaal. Zo brengen we het nieuws dichter bij onze lezers.”

Anoniem surfen

In 2004 lanceerde Guerfali Nawaat, een website over mensenrechten die de strikte censuurwetten wist te omzeilen door het gebruik van proxy servers, waardoor anoniem gesurft kan worden.

“In het begin hadden we ongeveer 100.000 bezoeken per maand. Sinds 2011 zijn dat er zo’n 1,8 miljoen per maand”, zegt Bouzouita.

Tunesië kent een zeer actieve internetgemeenschap en ook twee piratenpartijen geïnspireerd door soortgelijke Europese partijen. Deze partijen zeggen niet links of rechts te zijn, maar “vooruitstrevend”.

Syrië

Ook in Syrië zijn al een aantal jaren internetactivisten actief. Ayman Abdel Nour, een ingenieur en activist uit Damascus die aanwezig was bij de conferentie in Florence, vertelde  over zijn website All4Syria, die een van de belangrijkste ‘tools’ werd voor Syriërs die tegen het regime van Bashar al Assad zijn.

“Ik ben in 2003 begonnen met een mailinglist met vijftig adressen. De ontvangers bood ik vertalingen aan van alle artikelen over Syrië die in ons land werden gecensureerd. Na een paar maanden had ik 15.000 lezers. De website trekt nu dagelijks ongeveer 50.000 bezoekers”, zei hij.

All4Syria verzamelt niet alleen net als veel andere sites foto’s, video’s en getuigenverklaringen, maar publiceert ook officiële stukken. “Het is ook een soort Syrische Wikileaks”, zei Abdel Nour. “Mensen die bij de overheid werken, bieden ons informatie aan.”

Onafhankelijke websites werken volgens hem vaak samen met journalisten die bij de reguliere media werken en artikelen aanbieden onder schuilnaam. “Zij checken vaak informatie van activisten en burgers voor ons”, zegt Abdel Nour, “zodat we er zeker van kunnen zijn dat het klopt.” Abdel Nour woont sinds 2007 in Dubai, waar hij werkt voor de onafhankelijke zender Orient TV.

Eerwraak

In buurland Jordanië hielp internetactivisme bij de emancipatie van vrouwen. “In de afgelopen jaren hebben we aanzienlijke vooruitgang geboekt”, zei Rana Husseini, een Jordaanse journalist en mensenrechtenactivist. Ze begon met het schrijven van artikelen over vrouwen die vermoord waren door familieleden in eerwraak-kwesties. De moordenaars riskeerden daarmee slechts een gevangenisstraf van drie maanden.

“Toen ik begon met publiceren over deze meisjes die vermoord werden door hun eigen vaders en echtgenoten vanwege hun zogenaamde “immorele gedrag”, zei iedereen dat ik mijn tijd verspilde. Tegen die tradities viel volgens hen niet te schrijven”, zei Husseini.

“Nu zijn we een aantal jaren verder en dankzij de betrokkenheid van enkele leden van de koninklijke familie, is de eerwet afgeschaft. Een man die nu een vrouw vermoordt uit eerwraak, kan veroordeeld worden tot een straf van tien jaar tot levenslang.”

Husseini ziet deze verandering niet alleen als een gevolg van haar vastberadenheid, maar dankt deze ook aan de steun van de media die besloten het taboe te doorbreken. “Er is nu een Facebookpagina waar mensen geweld tegen vrouwen kunnen melden. Dat is een belangrijke stap, omdat het aantal vrouwen dat toegang heeft tot internet sterk is gestegen.”

Voor de deelnemers aan de conferentie in Florence was de conclusie helder: toegang tot internet moet een fundamenteel mensenrecht zijn.