Belgische huurlingen: de nieuwe generatie
De sector van private oorlogsvoering is uitgegroeid tot een miljardenbusiness. In gevaarlijke regio’s zoals Irak en Afghanistan worden steeds meer militaire taken uitbesteed aan particuliere militaire en beveiligingsbedrijven, vaak bemand door voormalige medewerkers van elitetroepen, politie en inlichtingendiensten. Ook Belgische ex-militairen vinden de weg naar het wereldje van Blackwater & co.
‘Wie heeft tips voor mij? Ik ben op zoek naar een job als veiligheidscontractant’, schrijft een zekere Chris begin 2007 op het forum van www.dangerzonejobs.com, een website met vacatures voor particuliere militaire en beveiligingsbedrijven (PMB’s).
Chris: ‘Ik werk sinds 6 jaar voor het Belgische leger en heb ervaring in radio, zware wapens en zelfverdediging. Ik heb gediend in de lichte infanterie, ben twee keer zes maanden op missie geweest in Afghanistan en heb er een missie van vier maanden in Kosovo opzitten. Ik heb gesolliciteerd bij bedrijven zoals Hart, Cochise Consultancy, ArmorGroup en Erinys. Aangezien het mijn eerste keer is, zou ik graag willen weten of mijn profiel OK is. Engels is geen probleem en ik spreek ook vloeiend Frans en Nederlands. Bedankt voor jullie tips en advies.’
Chris’ online bericht laat er geen twijfel over bestaan: ook Belgische (ex-)militairen gaan actief op zoek naar een job in de sector van particuliere militaire en beveiligingsbedrijven. De vraag is hoeveel van hen intussen in gevaarlijke uithoeken van de wereld als moderne huurling aan de slag zijn.
Chocolade en talenkennis
ArmorGroup is een Britse beursgenoteerde PMB met 9.000 werknemers en omschrijft zichzelf op zijn website als ‘een van de grootste privé veiligheidsbedrijven ter wereld met grootschalige operaties in de gevaarlijkste regio’s, waaronder Afghanistan, Irak, Nigeria en Soedan.’ Het bedrijf was de voorbije twee jaar actief in meer dan 100 landen in het Midden-Oosten, Afrika, Noord- en Zuid-Amerika, de voormalige Sovietunie en Centraal Azië. ‘Op dit moment werken er twee Belgen voor ArmorGroup’, zegt Christopher Beese, Chief Administrative Officer. ‘Dat is uitzonderlijk weinig, waarschijnlijk is het lage aantal te wijten aan een recente reorganisatie van onze operaties in Afrika. Gewoonlijk hebben we een tiental Belgen in dienst, en soms zelfs dubbel zoveel.’
Het gaat volgens Beese om voormalige militairen van het Belgische leger. Beese: ‘Voornamelijk in Afrika heeft België heel waardevolle expertise opgebouwd. Als voormalige kolonie weet België wat het betekent om zijn verantwoordelijkheid op te nemen. De Belgische expertise kan gebruikt worden om een verschil te maken. Belgen hebben militaire ervaring en andere gerelateerde vaardigheden die nodig zijn in onstabiele regio’s, zowel voor vredeshandhaving als de heropbouw na een conflict. Het zijn vooral competente linguïsten, wat hen heel nuttig maakt als gesprekspartners. Belgen kunnen met Amerikanen, Britten, Fransen en misschien wel de lokale bevolking overleggen. België is niet alleen gekend voor zijn chocolade, maar ook voor zijn talenkennis. Als ik iemand zou zoeken om een logistiek centrum te leiden, kan ik me niemand beter indenken dan een voormalige Belgische legerofficier. Belgen zijn zeer goed in coördineren.’
Competente werknemers uit België vindt Beese naar eigen zeggen via ‘netwerken’. ‘Voor we ze in dienst nemen, vertellen we hen precies wat er verwacht wordt. We lichten hen in over de werkomstandigheden en vermelden daarbij steeds dat het om gevaarlijk werk kan gaan. Ze moeten zich bewust zijn van de risico’s.’
Vertrouwelijke informatie
In oktober 2006 vond in de Koninklijke Militaire School in Brussel een studiedag plaats over PMB’s. Een van de sprekers was Ewald Wolfle van Secopex, een Franse PMB die ondermeer actief is in Algerije, Marokko en Afghanistan. Het bedrijf voert risicoanalyses uit, legt zich toe op inlichtingenwerk, doet beschermingsopdrachten en geeft vormingssessies. Volgens Wolfle volgen ook Belgische ex-militairen opleidingen bij Secopex. ‘De voorbije jaren hebben 7 Belgische ex-militairen bij ons een cursus gevolgd met het oog op een job in een PMB. Het ontbrak hen aan specialisaties zoals close protection.’
Heeft het Belgisch leger een zicht op hoeveel ex-militairen aan de slag gaan in de sector van private oorlogsvoering? ‘We hebben ons daarover geïnformeerd bij de militaire inlichtingendienst ADIV en andere departementen van het leger’, zegt Bart Ghys van de persdienst van Defensie. ‘Buitenlandse PMB’s kunnen allerlei soorten nationaliteiten in dienst nemen, dus ook Belgen. Het zou ons verwonderen mochten er geen Belgische ex-militairen aan de slag zijn in dat soort bedrijven. Maar een cijfer kan ik daar niet op plakken.’ Of de militaire inlichtingendienst de problematiek opvolgt, kan Ghys niet zeggen. ‘Dat is vertrouwelijke informatie. De ADIV gaat daar geen informatie over geven, zeker niet naar buiten toe.’
Het Belgisch standpunt
Een andere vraag is hoe het Belgische leger tijdens buitenlandse operaties omgaat met de realiteit van PMB’s op het terrein. Wat als Belgische militairen oog in oog komen te staan met zwaarbewapende werknemers van PMB’s? Ghys: ‘Ik ben zelf op operatie geweest in Afghanistan. In Kaboel, waar een 300-tal Belgische militairen instaan voor de beveiliging van de luchthaven, zijn ook mensen van Blackwater aanwezig. Maar ze werken volledig onafhankelijk. We komen niet in elkaars vaarwater want onze opdrachten zijn niet gelijklopend. We hebben er nooit problemen mee gehad.’
Op de PMB-studiedag vorig jaar was een lezing voorzien over ‘Het standpunt van de Belgische strijdkrachten’ over private oorlogsvoering. De spreker –aanvankelijk nog ‘te bepalen’- kwam uiteindelijk niet opdagen. ‘Ons standpunt stemt niet helemaal overeen met het Amerikaanse standpunt. De minister van Defensie wou moeilijkheden vermijden met de Amerikanen, daarom is de lezing niet doorgegaan’, klonk het toen in de wandelgangen. ‘Het standpunt van Defensie ten aanzien van private militaire en veiligheidsbedrijven is in feite vrij simpel’, reageert Ghys van de persdienst.
‘Als hun aanwezigheid niet strijdig is met de NAVO-reglementen over uitbesteding, hebben we er geen problemen mee. Al gebruikt de Belgische Defensie geen PMB’s in zijn planning. Als we op operatie gaan, doen we er per definitie geen beroep op. Met andere woorden: we gaan er van uit dat we tijdens buitenlandse operaties alles zelf doen. Indien we ter plaatse zien dat we voor simpele taken PMB’s of lokale contractanten kunnen gebruiken –voor sanitaire voorzieningen of de wasserij bijvoorbeeld- dan zullen we dat overwegen. Maar het hoofddoel blijft dat we alles zelf doen. Beveiligingstaken zullen we nooit uitbesteden. Dat zijn net zaken waar onze militairen voor getraind zijn. We zitten momenteel met zowat 1.200 Belgische militairen in het buitenland, en voor de beveiliging voorzien we expliciet een compagnie force protection.’
20 miljard dollar
Volgens Peter Singer, onderzoeker aan het Brookings Instituut in Washington en auteur van Corporate Warriors; The Privatization of Warfare bedraagt de totale omzet van de wereldwijde PMB-industrie tussen de 100 en 200 miljard dollar. ‘Nonsens’, zegt Doug Brooks, voorzitter van de International Peace Operation Association (IPOA), die 38 PMB’s vertegenwoordigt. ‘Tenminste als je enkel kijkt naar de diensten op het terrein en de producenten van materiaal en civiele diensten aan militairen in het thuisland niet meerekent. Ik schat de wereldwijde omzet van de industrie op ongeveer 20 miljard dollar.’ Hoeveel individuele contractanten in totaal aan de slag zijn voor PMB’s, weet Brooks niet. ‘De meesten vind je in Irak en Afghanistan, maar verder zijn er ook in Liberia, Haïti, Congo, Soedan, Somalië en ga zo maar door. Een belangrijk punt dat veel journalisten vaak negeren is dat het echte beveiligingswerk slechts 5 procent van de “industrie van vredes- en stabiliteitsoperaties” vertegenwoordigt – zowel in termen van personeel als omzet.’
Over het aantal huurlingen –een woord dat de industrie zelf niet graag in de mond neemt- in Irak lopen de cijfers erg uiteen. Nu eens is er sprake van 48.000, een andere keer citeren media het cijfer van 25.000 contractanten. Brooks: ‘Volgens de LA Times zijn er in Irak 180.000 contractanten aan de slag. Maar de meeste journalisten vermelden er niet bij dat meer dan 100.000 daarvan Iraki’s zijn. Waarom ze dat feit willen verbergen weet ik niet, misschien zou het hun artikels minder interessant maken. Het aantal bewapende contractanten die werken voor westerse firma’s komt neer op zowat 20.000, opnieuw voornamelijk Iraki’s.’ Ook Christopher Beese van ArmorGroup schat het aantal contractanten in Irak op 20.000. Beese: ‘Zelf hebben we zowat 1.300 man ter plaatse in Irak, en een zelfde aantal in Afghanistan. Daaronder is er ook heel wat lokale bevolking.’
Toch geen huurlingen
Het takenpakket van PMB’s is erg omvangrijk: van militaire opleiding en oorlogsvoorbereiding over logistiek, politionele taken en inlichtingenwerk tot wederopbouw, beveiliging, bewaking, ontmijning en zelfs het ondervragen van gevangenen. Omdat PMB’s meer en meer taken overnemen die traditioneel door een regulier leger worden uitgevoerd, rijst de vraag of het internationaal recht aangepast is aan die nieuwe realiteit. ‘Het internationaal recht geeft momenteel geen eenduidig antwoord op de privatisering van militaire diensten en het gedrag van PMB’s’, schrijft onderzoeker Antenor Hallo de Wolf van de University of Bristol in Internationaal Humanitair Recht in de Kijker - 2006, een uitgave van Rode Kruis Vlaanderen.
‘De bepalingen inzake huurlingen lijken niet van toepassing op deze bedrijven waardoor er een juridische leemte ontstaat.’ Enerzijds is er het Aanvullend Protocol van 1977 bij de Verdragen van Genève. Dat verbiedt het inzetten van huurlingen niet, maar onthoudt hen wel de status van krijgsgevangenen. Anderzijds nam de VN in 1989 het Internationaal Verdrag tegen de aanwerving, het inzetten, de financiering en de opleiding van huurlingen aan. Het verdrag, dat sinds 2001 van kracht is, verbiedt de inzet van huurlingen wel en noemt hun activiteiten crimineel. Beide verdragen geven een opsomming van vereisten waaraan iemand moet voldoen om als huurling aangemerkt te worden. Maar volgens de Wolf vallen PMB’s makkelijk buiten de vereisen van de definitie.
‘Hoewel deze bedrijven opereren met winstoogmerk, worden zij niet ingezet om regeringen omver te werpen, maar meestal om deze te ondersteunen. Bovendien kan men gemakkelijk argumenteren dat zij niet daadwerkelijk deelnemen aan gevechten, vooral als hun opdracht beperkt blijft tot logistieke ondersteuning of het beveiligen van gebouwen en personen buiten het gebied waar wordt gevochten.’ Bijkomend probleem is dat de landen waar de meeste PMB’s vandaan komen – de VS en Groot-Brittannië – het VN-huurlingenverdrag niet hebben geratificeerd.
Wetteloosheid
Mogelijk kunnen internationale verdragen over mensenrechten en het internationaal strafrecht soelaas bieden, maar bepalend is of het land waar een PMB vandaan komt ook de internationale rechtsgang erkent. De Wolf: ‘Zolang dat niet het geval is, lijkt de enige weg voor slachtoffers op het nationale niveau te liggen.’ Toch zijn er maar weinig staten die wetgeving hebben over wat PMB’s wel en niet mogen. Op de PMB-studiedag in de Koninklijke Militaire School stipte Emanuela-Chiara Gillard, legal advisor van het Internationale Rode Kruis, aan dat enkel Irak en Sierra-Leone zulke wetten hebben. En dan nog. Op basis van een verordening uit 2004 van Paul Bremer, de toenmalige VS-bestuurder van Irak, genieten contractanten de facto immuniteit voor Irakese rechtbanken. Al kwam die situatie van wetteloosheid onder vuur te liggen door het recente Blackwater-incident.
Op 16 september 2007 opende een konvooi van het Amerikaanse beveiligingsbedrijf Blackwater USA in Bagdad het vuur op burgers, officieel ‘uit wettelijke zelfverdediging’. 17 Iraki’s kwamen daarbij om. Er volgden onderzoeken door een gemengde Iraaks-Amerikaanse commissie, het Amerikaanse parlement, de FBI en het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken –de grootste opdrachtgever van Blackwater in Irak. De Irakese premier Maliki beschuldigde Blackwater van misdadige intenties, eiste het vertrek van Blackwater uit Irak en schorste de activiteiten van het bedrijf voor onbepaalde duur.
Het Amerikaanse parlement keurde een wetsvoorstel goed dat vervolging voor Amerikaanse rechtbanken mogelijk maakt van alle contractanten die in het buitenland voor het Pentagon werken. Dat is echter niet van toepassing op Blackwater, dat opereert in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Minister Condoleezza Rice besliste op haar beurt om de activiteiten van Blackwater aan banden te leggen en het toezicht op particuliere beveiligingsbedrijven in Irak te verscherpen. Maar of de betrokken werknemers van Blackwater voor het schietincident veroordeeld worden, zal nog moeten blijken.
Alles wijst erop dat er nood is aan nieuwe nationale én internationale wetgeving die de activiteiten van PMB’s regelt en duidelijk maakt hoe het zit met hun aansprakelijkheid. De Belgische diplomatie heeft een voortrekkersrol opgenomen inzake internationale verdragen rond antipersoonsmijnen en clusterbommen. Misschien kan ze ook haar schouders zetten onder nieuwe internationale wetgeving over PMB’s. Tenslotte zijn het de politieke overheden die PMB’s hun opdrachten én hun beperkingen geven.