Eén jaar na de verkiezingen legt Congo een gemengd rapport voor: geweld in Kivoe, een veelbelovende gouverneur in Katanga en megacontracten met China, die wellicht de politieke toekomst van president Kabila bepalen. MO* kon die contracten inkijken en had een gesprek met gouverneur Katumbi.
Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is de beste politicus van het land?
15 december 2007. Asfaltmachines toveren een biljartglad wegdek te voorschijn in Lubumbashi, hoofdstad van Katanga en tweede stad van Congo. In België is dat een alledaags tafereel, maar niet in Congo. Bovendien is deze straat duidelijk niet de enige van Lubumbashi die zo’n behandeling heeft gekregen.
In tegenstelling tot de vuile metropool Kinshasa is Lubumbashi opvallend proper. Hier wordt zorg besteed aan de publieke ruimte: bloemen en bomen worden aangeplant in perkjes, het hele stadscentrum is op vraag van de nieuwe gouverneur in okertinten geschilderd en ten noorden van de stad worden waterbronnen gekanaliseerd om de inwoners van Lubumbashi meer drinkbaar water te geven.
‘Het is de eerste keer in twintig jaar dat Lubumbashi niet bergafwaarts gaat’, zegt een Belg overtuigd. De verklaring voor die positieve wending –daarover is iedereen het eens– heet Moïse Katumbi, sinds maart 2007 gouverneur van Katanga.
Katumbi is een rijke ondernemer en eigenaar van Congo’s populairste voetbalclub, Tp Mazembe. Hij geeft toe dat hij het vroeger ook niet al te nauw nam met de wet. Dat was toen een voorwaarde om te overleven, zegt hij. Maar nu is de stroper veldwachter geworden en zoekt net als Mozes het beloofde land: juist omdat hij zo goed weet wat er verkeerd loopt, kent hij de juiste stappen.
Zo verbood Katumbi om nog ruwe koper- en kobaltertsen uit te voeren. Wat de ondernemingen verplicht om ertsen lokaal te raffineren en jobs in Congo te houden. Bovendien zorgt Katumbi ervoor dat er meer taksen belanden in de staatskas. De belastinginkomsten stegen van 21 miljoen naar 200 miljoen dollar, zegt hij. ‘Maar hooguit 3 procent van dat geld keert terug uit Kinshasa. Die 3 procent is dan nog onregelmatig.’
Met welk geld financiert Katumbi dan die werken? Dat is niet altijd duidelijk. Twee van die drie procent besteedt hij naar eigen zeggen aan de nieuwe politieke instellingen, het provinciale parlement en de provinciale regering. En dat volstond blijkbaar nog niet want het Indiase koperbedrijf Chemaf kocht voor alle ministers een 4x4. Chemaf betaalt ook heel wat wegenwerken. Geregeld duiken bordjes met “Don de Chemaf” op bij vernieuwde wegen.
Katumbi doet vaak een beroep op de goede wil van de bedrijven: ‘Bovenop hun belastingen dragen bedrijven vrijwillig dingen bij voor de lokale bevolking.’ Katumbi zelf is daarvan wellicht het grootste voorbeeld want ‘heel dikwijls is onduidelijk of hij nu zijn eigen geld uitdeelt aan een school, dan wel dat van de staat’, zegt een westers diplomaat. Idem voor de werktuigen waarmee straten worden heraangelegd: zijn het die van Katumbi’s bedrijf MCK of die van de staat?
‘Katumbi doet wat de mensen nodig hebben’, zegt Lambert Mimpiya, een bankbediende met een verleden in de civiele samenleving. ‘Dat vind ik heel goed. Alleen heb ik mijn vragen bij het feit dat hij dat met zijn eigen geld doet of met giften van mijnondernemingen. Als je hen vraagt aan naastenliefde te doen, kan je hen de volgende keer nog belasten zoals het hoort?’
Het is een logische opmerking. Hoe succesvol ben je als overheid van de rijkste provincie van het land als de wegen heraangelegd moeten worden met de liefdadigheid van ondernemingen? Die vraag zou in elk ander land Katumbi’s succes dimmen maar niet in Congo, juist omdat een politicus die, ondanks het roofdierachtige overheidssysteem (zie verder), goede dingen doet voor de mensen zo uitzonderlijk is. Vaak hoor je al zeggen dat ‘we iemand als Katumbi aan het hoofd van het land nodig hebben.’
Woont de heks in Kinshasa?
Het contrast met de hoofdstad Kinshasa is groot. Daar is de ontgoocheling één jaar na de verkiezingen bijna tastbaar omdat de mensen geen verandering zien: de wegen zijn even slecht, het openbaar vervoer even ontoereikend…
Dat zijn geen details maar zaken die het leven van miljoenen mensen bemoeilijken. Hoewel maar een fractie van de naar schatting negen miljoen Kinois een wagen heeft, teisteren zware files nu al het verkeer. Mensen verliezen makkelijk twee, drie uur per dag door hun rit van en naar het werk. Het vervoer in gammele busjes is dan weer peperduur. Elke morgen komt een kilometerslange exodus op gang van voetgangers die van de randgemeenten naar het stadscentrum trekken, in de hoop er een klus te kunnen doen of iets te verkopen. ’s Avonds wandelt die massa terug naar huis.
‘Laatst spoelde een overstroming vele huizen weg’, zegt mijn chauffeur Lambert. ‘Het enige wat de regering deed, was ons een terrein toewijzen. Alsof wij in de open lucht kunnen leven in het regenseizoen.’ Daar staat tegenover dat de 600 parlementairen zichzelf een maandloon van 4500 dollar en een 4x4 hebben toegezegd. In een land waar zeventig procent van de mensen in extreme armoede leeft, schokt dat.
Hier en daar krijgt Kabila wel enig krediet. Hij houdt de munt stabiel (lees: hij drukt geen geld bij zoals Mobutu dat deed. De regering geeft niet meer uit dan er binnenkomt). Xavier Maret, vertegenwoordiger van het Internationaal Muntfonds (IMF) in Congo, bevestigt dat het macro-economisch beleid van de Congolese Centrale Bank sinds 2001 een harde kern van goed bestuur is geworden.
Hoopvol is ook dat Congo toetreedt tot het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI), het initiatief voor meer transparantie in de mijnbouw. Dat stelt dat bedrijven moeten melden hoeveel ze aan welke overheidsdienst betalen, en dat die dienst op zijn beurt duidelijk moet maken wat er met dat geld gebeurt. Dat proces wordt mee gestuurd door een adviescomité, met daarin de civiele samenleving, de bedrijven, de politiek en de Wereldbank.
‘Kabila heeft de nodige stappen gezet om het juridisch kader te creëren’, zegt Ferdinand Muhigirwa van het CEPAS (Centre d’Etudes pour l’Action Sociale) die namens de civiele samenleving in het EITI-comité zetelt. ‘Als dit werkt, mag je gerust spreken van een revolutie.’
Daar staat dan weer tegenover dat Kabila in de zomer een herschikking van de regering aankondigde maar vervolgens vier maanden wachtte om die door te voeren. Resultaat: vier maanden lang durfde geen enkele minister nog iets te ondernemen.
En dan is er nog het debacle in Oost-Congo. ‘De internationale gemeenschap heeft Kabila zeker vijftien maal afgeraden een oorlog in Oost-Congo te beginnen’, zegt een bron bij de VN-vredesmacht in Congo (MONUC). ‘We wisten dat zijn leger Nkunda (opstandige krijgsheer in Oost-Congo, jvd) niet aankon. Nu mag hij gaan onderhandelen in een positie van zwakte.’
Hét grootste probleem is de regering van de stokoude premier Gizenga en zijn ministers die er weinig tot niets van bakken. ‘Gizenga zou beter zelf het initiatief tot ontslag nemen en zo in schoonheid eindigen’, is een wijdverspreide mening.
Wat loopt er mis in de Congolese ministeries?
Dé manier om geld te verdienen in Congo, is een postje bij de overheid. Politici beschouwen de rijkdommen van het land als hun persoonlijke bezit, dat ze voor eigen rekening mogen verkopen aan de meest biedende. Wat aan de top gebeurt, gebeurt ook op lagere echelons.
Elke ambtenaar verzilvert zijn positie. Een belastingambtenaar is er niet zozeer –en zeker niet uitsluitend– om belastingen te innen, maar vooral om belastingverminderingen te verkopen. ‘In Goma en Bukavu zijn er tot twintig diensten die geld eisen als je een container invoert’, zegt Laurent Messiaen, die namens de Belgische Technische Coöperatie (BTC) werkt aan de hervorming van de ministeries. Boeren met meer dan tien geiten krijgen gegarandeerd iemand van het ministerie van Landbouw op hun dak.
Elke ambtenaar probeert zijn macht te verzilveren en bemoeilijkt zo de echte handel in goederen. Op die manier wordt de staat een soort roofdier voor al wie iets onderneemt. In Congo duurt het zes maanden vooraleer je een onderneming kan starten, stelde de Wereldbank eind vorig jaar vast. Eén jaar Kabila heeft daaraan niets veranderd. Ook in Katanga tiert ónder Katumbi het oude systeem welig voort: een mens van goeie wil volstaat niet om het roofdier op slag te veranderen.
Congo toont hoe belangrijk de overheid is in een ontwikkelingsproces. Als een staat wordt uitgebouwd die zorgt voor onderwijs, wegen of gezondheidszorg, is dat omdat er in de samenleving voldoende sterke krachten zijn die dat willen. In Congo was dat tot nu toe kennelijk niet het geval. De Congolese samenleving trof na de onafhankelijkheid een koloniale staat aan. Die is niet verder uitgebouwd maar geleidelijk aan uitgehold. Dat proces begon wellicht bovenaan: naarmate Mobutu Sese Seko, president van 1965 tot 1997, alles “opat”, daalden de lonen van de ambtenaren, die dan andere inkomsten moesten zoeken.
Kan Belgische ontwikkelingssamenwerking het zieke Congolese overheidsapparaat genezen?
In Congo leidt de Belgische Technische Coöperatie (BTC) een programma om het openbaar ambt te hervormen. De taak is gigantisch, zegt Jacques Druart, hoofd van het internationaal departement van de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie. Vanuit België begeleidt hij het BTC-project in Congo mee.
Druart: ‘Congo telt naar schatting 600.000 ambtenaren, waarvan de helft spookambtenaren, het merendeel boven de 65 jaar. Dat zijn mensen die niet meer komen werken maar wel één keer per maand hun loontje komen ophalen. Geen enkele politicus durft voorlopig echter het mes zetten in dat personeelsbestand.’
De bedoeling van de BTC is om vanuit een hervormingscel, die een kleine groep mensen beter betaalt, de hervorming van een ministerie op te starten. Laurent Messiaen is de voornaamste Belgische raadgever van het programma. Met een kleine cel is hij gehuisvest in het onderkomen ministerie van Openbaar Ambt, dat bij momenten iets heeft van een donkere spelonk.
Volgens Messiaen staat de Congolese regering niet te springen voor hervormingen. ‘Als gevolg van de dialoog met donoren zegt de regering wel dat ze die wil maar in de begroting 2007 waren er geen middelen voor uitgetrokken. Bovendien is deze minister van Openbaar Ambt al de vierde in twee jaar.’
Een van de problemen, aldus Messiaen, is dat de minister van Openbaar Ambt niet zwaar weegt en niet op kan tegen het ministerie van Budget en Financiën. Messiaen: ‘Dat heeft grote gevolgen. Openbaar Ambt stelt weliswaar de lijsten op van wie betaald moet worden, maar het is Budget dat bepaalt wie echt wordt betaald maar die gegevens niet doorgeeft aan Openbaar Ambt. Verklaring? Als jouw ministerie, zonder pottenkijkers, kan beslissen wie al of niet wordt betaald, is dat interessant. Kennis is macht én geld.
‘Het is oorlog tussen de ministeries’, weet Messiaen. ‘Er woedt een constante strijd om territorium. Er zijn vijf ministeries met een dienst macro-economie en die werken niet samen. We proberen daar een lijn in te krijgen maar dan wel op het meest fundamentele niveau. In het verleden waren er al pogingen om te bepalen welke afdelingen en hoeveel banen een ministerie nodig heeft, maar dat is allemaal te technisch. Men vergat de eerste vraag te stellen: wat is de opdracht van een ministerie? Hoe baken je die af tegenover andere ministeries?’
Zegt Raphaël Diumasumbu, die namens het Belgische adviesbedrijf Delta i Consulting meewerkt aan het programma: ‘Je moet de belangen van alle partijen in de overweging betrekken, hen overtuigen dat het in hun belang is om te hervormen.’ Makkelijk is dat niet. Hoe overtuig je een minister, die doorgaans op zes maand “zijn slag wil slaan”, van de noodzaak dat een “lucratieve” taak beter bij een ander ministerie past? Een absolute voorwaarde, aldus Messiaen, is dat de internationale gemeenschap als één blok achter zo’n hervorming staat. ‘Dat is nog te weinig het geval. Iedereen is nog teveel bezig met zijn eigen ding.’
Ondertussen worstelt Messiaen met grote vragen. De Wereldbank had 50 miljoen dollar ter beschikking gesteld om een aantal ambtenaren te pensioneren. Een groot deel van dat geld is evenwel spoorloos. ‘Bovendien is het niet omdat een bepaald bedrag in de begroting staat, dat het ook effectief bij een bepaald ministerie belandt. Geregeld wordt geld naar het kabinet gepompt.’
Op het Congolese ministerie van Landbouw is topman Honoré N’Lemba optimistischer, net als Alain Huart die voor BTC al enkele jaren op het ministerie werkt: ‘Ministeries zoals dat van Financiën, die zware overlappingen met andere ministeries hebben, zijn voorlopig onhervormbaar. Voor Landbouw ligt dat anders. Dit is een technisch departement met vrij specifieke taken. Het hervormingsproces is er bovendien al vijf jaar bezig. Van de vierduizend ambtenaren op dit ministerie in Kinshasa zijn er misschien maar driehonderd goedbetaalde nodig.
De vele overtollige ambtenaren weten dat er afvloeiing komt. Je kan hen echter niet zomaar ontslaan. Wij zullen hen helpen om iets anders te ondernemen. Ook op politiek vlak zit het goed. Nzanga Mobutu, zoon ván, is minister van Landbouw gebleven. Hij wil er dus blijkbaar werk van maken. Mobutu beseft dat zeventig procent van de Congolezen boeren zijn. Als hij hen over vier jaar kan tonen dat het ministerie van Landbouw hen helpt in plaats van hen te ambeteren, dan zal hem dat in de volgende verkiezingen geen windeieren leggen.’
Slimme en minder slimme BTC-projecten
In de intelligente programma’s die Messiaen en Huart in Congo opzetten, wordt duidelijk dat de Belgische Technische Coöperatie lessen heeft getrokken uit het verleden. De buitenlandse expert die op een eilandje technisch bezig is, is hier ver weg. Ze sluiten de ogen niet voor de politieke en sociale realiteit, maar proberen die juist volop in de werking te verrekenen, onder meer door echt samen te werken met de lokale mensen.
Als het niet lukt omdat er onvoldoende lokale steun is, of door gebrek aan samenhang in de hulpindustrie, wordt dat gerapporteerd. Het is dan aan de Belgische politiek om te reageren op die vaststellingen.
Even “slim” zijn de waterprojecten van de BTC. Die vertrouwen het beheer van waterputten toe aan wijkcomités, ook in Kin waar de helft geen waterleiding heeft. De uitbouw van zo’n beheersstructuur vergt veel meer tijd dan het boren van een put. Maar de aanpak is ook veel goedkoper –16 euro per persoon tegenover 120 euro als het via het overheidsbedrijf Regideso gaat– en geeft de mensen greep op hun eigen situatie. Door voldoende geld voor het water te vragen, zullen er ook middelen zijn om de pompen te vernieuwen en om de mamans aan de pomp en een loodgieter te betalen.
Kwetsbaarder is het project dat toestellen zoals draaibanken, computers of electromotoren geeft aan het beroeps- en technisch onderwijs in vele steden. Toen we er passeerden, lagen alle toestellen plat omdat er weer eens geen stroom was. Bovendien is het maar de vraag hoe ze hersteld of vervangen moeten worden. Op het Technisch Instituut van Gombe in Kinshasa vernemen we immers dat de werkingsmiddelen “ergens” blijven hangen.
Hangt Kabila’s overleven af van de Chinezen?
‘De Congolese politici zijn heus geen engeltjes geworden’, zegt een VN-diplomaat die al een aantal jaar in Congo werkt. ‘Toch hoor ik hen dikwijls zeggen dat ze tegen de volgende verkiezingen iets moeten kunnen voorleggen. Die verkiezingsdynamiek verandert dus de logica.’
De klok tikt ook voor Joseph Kabila. Er is een duidelijk en voor Kabila pijnlijk verschil tussen Lubumbashi en Kinshasa. Ligt dat aan het verschil tussen gouverneur Katumbi en Kabila? Of is het land besturen sowieso veel complexer dan alleen maar Katanga? En kan Kabila, ondanks goede wil, maar zoveel uit het roofdier-genaamd-staat persen als hij er nu uit krijgt?
De Congolese begroting voor 2007 voorzag 1.3 miljard dollar aan uitgaven, amper meer dan de begroting van de stad Gent. Dat bedrag gaat haast volledig naar lopende uitgaven zoals ambtenarenlonen. Voor investeringen in scholen, ziekenhuizen, water, werk of wegen –de zogenaamde vijf “werven” van Kabila– is geen ruimte, hoewel de bevolking daar juist om vraagt.
De belastingeninkomsten stijgen maar het is nog heel bescheiden. Vooral de buitenlandse steun viel tegen en bedroeg eind augustus maar dertien procent van de verwachte 630 miljoen dollar. Het IMF bevestigt dat de donoren hun beloften maar traag uitvoeren, al denkt het ook dat de regering door de veelheid van procedures niet kan bijhouden wat er binnenkomt.
De bijdrage van Belgische ontwikkelingssamenwerking stijgt snel. In de periode 2007-2012 zal de BTC 480 miljoen euro besteden, vier maal meer dan in 2002-2007. Die cijfers staan echter amper in verhouding tot de Congolese uitdagingen. Er zijn evenwel ook gênante “vergetelheden”. Minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht (Open VLd) kondigde voorjaar 2007 aan de Zambiaanse grens zelfverzekerd aan dat België de grenspost daar zou moderniseren teneinde de fraude met koper tegen te gaan. Sindsdien is daar niks meer van gehoord.
De Congolese autoriteiten tonen zich ontevreden over het gebrek aan westerse steun en zeggen dat ze niet anders kunnen dan met de Chinezen in zee te gaan. In die optiek wordt het welslagen van de Chinese projecten cruciaal voor Kabila. In zijn jongste speech voor de natie zei hij dat overigens zelf: ‘De Chinese banken zijn bereid om onze vijf werven mee te financieren. Voor de eerste keer in zijn geschiedenis zal het Congolese volk voelen al die koper, kobalt en nikkel voor dient.’
Zijn de Chinezen de redders of de nieuwe kolonisatoren van Congo?
MO* kon de contracten tussen China en Congo inkijken (zie kader). Het basisakkoord rond Socomin is in de loop van december 2007 gefinaliseerd, na 2 maanden onderhandelen in Peking. ‘Het heeft heel wat tijd in beslag genomen’, zegt Paul Fortin, de Franse president-directeur van Gécamines. ‘Je moet het immers eens worden over een economisch model dat bepaalt hoe je de Chinese investeringen kan afbetalen met de opbrengsten van Socomin. Voor de rest waren dit commerciële onderhandelingen, vergelijkbaar met die voor de vele andere partnerships van Gécamines met privé-partners.’
Een besluit van de onderhandelingen is dat Socomin op vijftien jaar tijd zo’n tien miljoen ton koper en kobalt zal ophalen om de leningen af te betalen. Vermits Socomin voor tweederde in handen is van Chinese spelers, zal het bedrijf uiteraard leveren aan China. ‘Maar wel aan marktprijzen’, verzekert Fortin.
De Chinezen dekken zich vrij sterk in. De eerste winst moet naar de afbetaling van de mijninvestering gaan, net zoals bij andere privé-akkoorden met Gécamines. Ook staat er in het akkoord dat ‘de Congolese regering de veiligheid van de investeringen én de betaling van de infrastructuurwerken moet garanderen’. Ingeval van betwisting is niet het Congolese gerecht bevoegd maar de arbitrage van de internationale Kamer van Koophandel in Parijs.
Anderzijds zijn er bepalingen die de “koloniseringstheorie” weerleggen. Er wordt bepaald dat slechts één op de vijf werknemers Chinees mag zijn en dat in elk werk een half procent moet worden besteed aan de vorming van Congolezen en de overdracht van technologie. Tien tot twaalf procent moet worden uitbesteed aan Congolese bedrijven. Eén procent moet naar sociale activiteiten in de regio gaan en drie procent van het bedrag moet uitgetrokken worden voor het dekken van milieukosten.
Hoe dit alles zal uitpakken voor Congo, is afwachten. Wat zal de kwaliteit zijn van de werken? Is Congo in staat die te controleren? Een ding is duidelijk: dit is niet het zwart-witverhaal dat sommigen er wilden van maken. Fortin is enthousiast: ‘Congo moet niet wachten op zijn infrastructuren tot het zelf het geld heeft. Met het onderpand van zijn grondstoffen worden die vanaf 2008 gebouwd. Ik ken, behalve voor olie, geen enkele dergelijke deal.’
De ruil met de Chinezen lijkt een goede oplossing om op korte termijn dingen gedaan te krijgen. Maar een beter werkende staat blijft hoe dan ook een noodzaak, en een voorwaarde om al die nieuwe (spoor)wegen, ziekenhuizen en scholen goed te gebruiken en te onderhouden.
Voor de Belgen is de Chinese rol soms wat frustrerend. De Chinezen krijgen met hun projecten toegang tot koper en kobalt, de Belgen niet of toch niet direct. ‘Terwijl we toch ook oog moeten hebben voor onze bevoorrading’, drukt een diplomaat me op het hart. ‘Zou de Belgische ontwikkelingswereld aanvaarden dat we werken als de Chinezen?’Dat is slechts één vraag. Een andere is wie er even goedkoop en snel zo’n gigantische werken kan uitvoeren als de Chinezen? Welk Europees land beschikt nog over de overheidsbedrijven om zo’n avonturen aan te gaan?
Johan Swinnen, de Belgische ambassadeur in Congo, pleit er alvast voor de prominente Chinese rol te officialiseren. Momenteel neemt het overleg tussen Kabila en de internationale gemeenschap de vorm aan van een “3+2”: de VS, Frankrijk en Groot-Brittannië plus België en Zuid-Afrika. ‘Het zou beter zijn China daar ook bij te betrekken’, aldus Swinnen. De tijden veranderen.
**Exclusief: de contracten tussen China en Congo
**- Het belangrijkste akkoord is afgesloten tussen de Congolese staat en drie grote Chinese overheidsbedrijven, waaronder de Eximbank, die al jaren grote leningen geeft aan Chinese uitvoerders. Het akkoord bepaalt dat deze twee partijen de gemengde maatschappij Socomin (Société Congolaise Minière) naar Congolees recht oprichten. Die is voor 32 procent in handen van de grote openbare mijnmaatschappij van Katanga, Gécamines, en voor 68procent van de Chinezen. Socomin zal natuurlijke rijkdommen van Congo exploiteren, vooral in de omgeving van Likasi (Mashama en Dima, Synclinal Dik Colline). Het gaat grotendeels om nieuwe mijnen. Er wordt niets afgenomen van bestaande exploitaties, behalve een deel van Katanga Mining van de Belg George Forrest, die daarvoor wordt vergoed.
- In een eerste fase zal de opbrengst van Socomin gebruikt worden om de mijninvesteringen van 3 miljard dollar terug te betalen. Gécamines krijgt ook een herstellening, waarmee achterstallige lonen van ondermeer Belgische ex-werknemers kunnen worden betaald.
- In een tweede fase zal 66 procent van de nettowinst gaan naar de afbetaling van de leningen waarmee de Chinezen ondertussen de infrastructuurwerken hebben betaald. De overige 34 procent wordt verdeeld tussen de aandeelhouders. De joint venture is tijdens die twee fases vrijgesteld van alle belastingen.
- Dan volgt de lijst van 9 miljard dollar aan infrastructuurwerken die twee grote Chinese overheidsbedrijven zullen realiseren. Er wordt nauwkeurig omschreven welke hoogspanningslijnen en krachtcentrales Sinohydro zal bouwen of renoveren. Sinohydro is een groot staatsbedrijf dat heeft gezorgd voor de ruggengraat van de Chinese waterwerken en waterkrachtcentrales. Het bedrijf zal ook de watervoorzieningen in Lubumbashi herstellen en uitbreiden, en voorts 49 verdelingscentra met drinkbaar water bouwen, 31 hospitalen met 150 bedden, 145 gezondheidscentra met 50 bedden, 4 grote universiteiten, het parlement en 20.000 sociale woningen.
- De China Railway Engineering Company (CREC) is een staatsbedrijf dat tweederde van de Chinese spoorwegen legde (liefst 400.000 km) en telt 280.000 werknemers. CREC zal instaan voor de renovatie van de spoorweg tussen de havens van Muambe, Matadi en Kinshasa, de spoorweg tussen Kinshasa, Ilebo, Lubumbashi en Kasumbalesa, de spoorweg tussen Lubumbashi, Kindu, Kalemie en het noordoosten van Congo. In en om Kinshasa komen er 250 km aan wegenwerken, waaronder een ring rond de stad, en ook elders komen er nog vele wegen.
- Daarnaast is er een akkoord tussen de Congolese overheid en de private onderneming Shanghai Pengxin Group LTD om infrastructuren te ontwikkelen met ‘financiën gedekt door natuurlijke rijkdommen’. Shanghai Pengxin moet 1 miljard dollar mobiliseren, waarvan 850 miljoen dollar voor de mijnexploitatie en de bouw van infrastructuren, en 150 miljoen dollar als budgetsteun aan de regering. In het akkoord staat dat de mijnbouw voldoende groot moet zijn om dat bedrag terug te betalen. Pengxin mag ontginnen in Kamoya en Kambove.