Kansarme allochtonen in de kou in Belgisch onderwijs
Sam Vandenbergh
31 augustus 2011
Zowel het Vlaams als het Franstalig onderwijs blijft falen om kansarmen een betere toekomst te geven. Vooral allochtone leerlingen blijft die ongelijkheid in kansen hardnekkig parten spelen. Dat blijkt uit een rapport getiteld Verspild talent, dat de sociologen Dirk Jacobs en Andrea Rea maakten in opdracht van de Koning Boudewijnstichting.
De kloof in leerprestaties tussen autochtone en allochtone leerlingen blijft groot, stelt het rapport. In vergelijking met vorige studies is de kloof verkleind, maar er is nog veel werk aan de winkel. Kinderen van migranten krijgen niet altijd de kansen om hun talenten te ontwikkelen. Nergens in de industriële wereld is de kloof met leerlingen zonder migratie-achtergrond zo groot als in België. Vooral de scores van allochtone leerlingen in het TSO of BSO zijn laag. In de Franstalige scholen haalt zelfs 50 procent van de 15-jarige jongens niet het niveau dat verwacht wordt.
De thuissituatie is al een indicatie voor de resultaten. Allochtone leerlingen komen vaker uit een familie met een lagere sociaal-economische status. Groepen met zo’n lagere status zijn oververtegenwoordigd in TSO of BSO-scholen, waardoor het proces zich herhaalt. Daarnaast is er ook de taal: wie thuis de onderwijstaal spreekt, haalt betere scores op de testen. ‘Een samenleving die pretendeert een kenniseconomie te zijn, verspilt zo veel menselijk talent. Deze mensen bereiken over enkele jaren de volwassenheid. Daar zal onze samenleving later de prijs voor moeten betalen’, stellen de onderzoekers.
Segregatie
Een ander deel van de verklaring ligt in de segregatie van onze samenleving. De sociale achtergrond van de leerlingen bepaalt ook mee hun kennisniveau. In landen met een sterke sociale mix is dit veel minder het geval. Overigens gaat het om een mengvorm tussen sociaal-economische en etnische segregatie, vooral in stedelijke concentratiegebieden. Het inschrijvingsbeleid wil aan die kwestie tegemoet komen, maar botst dan op de vrije schoolkeuze van de ouders.
Een hervorming van het onderwijs dringt zich op, ook al zal dit veel geld kosten aan de gemeenschappen, zeggen de onderzoekers. Maar er zijn hoopgevende voorbeelden: in landen zoals Polen, die hun onderwijssysteem hervormden naar Fins model (met late studiekeuze), is de link tussen de thuissituatie en schoolresultaten nu veel minder merkbaar. En om echt vooruitgang te boeken zullen de bevoorrechte groepen in onze samenleving solidair moeten zijn. Kwaliteitsvol onderwijs is gemeenschappelijk goed, het is in het algemeen belang dat alle scholen kwalitatief hoogstaand zijn.
Sociale lift
De problemen van allochtone leerlingen maken deel uit van een groter probleem. Het type school (ASO, TSO,…) waarin de leerlingen in ons land terechtkomen heeft een grote impact op de resultaten. Landen met een onderwijssysteem dat gelijkt op het onze, hebben ook meer scholen met een sociaal-economisch profiel (“arbeidersschooltjes”). Bij mindere resultaten zullen ze makkelijker hun kinderen in de richting van hun eigen opleiding sturen. In zo’n systeem wordt ongelijkheid gereproduceerd, terwijl onderwijs een “sociale lift” moet zijn, stelt het onderzoek.
In klassen met leerlingen uit alle lagen van de samenleving en met verschillende resultaten worden alle leerlingen aangespoord om beter te doen. In een systeem dat concentratie meebrengt is dat echter niet het geval. Om tot een effectief gelijke kansenbeleid komen moeten die elementen dus omgekeerd worden. Maar dat zal niet van een leien dakje lopen.
‘Iedereen moet doordrongen zijn van de idee dat goed onderwijs een basisrecht is. Nu heerst nog te vaak het idee dat een “goede” school het voorrecht is van de rijken. Nochtans is intellegentie niet gebonden aan rijkdom.’, zeggen Jacobs en Rea nog.