Palmnootpluksters wantrouwen biodieselrevolutie in Amazoneregio

Nieuws

Palmnootpluksters wantrouwen biodieselrevolutie in Amazoneregio

Mario Osava

06 augustus 2007

In de Braziliaanse deelstaat Maranhão verdienen 400.000 vrouwen hun brood met het plukken en verwerken van de noten van de babaçúpalm. De noten zijn ook geschikt voor de productie van biodiesel, maar de pluksters vragen zich af of er in de biodieseleconomie nog plaats voor hen zal zijn.

De pluksters vrezen dat ze in de toekomst geen toegang meer zullen krijgen tot babaçúpalmen (Orbignya phalerata martins). In 1969 deden ze al eens een nare ervaring op, toen door een wet op het landbouweigendom de bossen moesten wijken voor weiden en velden en er overal afsluitingen en omheiningen opdoken.
“Op basis van wat we in het verleden hebben meegemaakt, vrezen we nieuwe problemen met toegang tot de palmbomen”, zegt Eunice da Conceiéão Costa. Ze is een van de coördinatoren van de Beweging van Klievers van Babaçúnoten. Haar organisatie zet zich in voor een wet die de pluksters toegang garandeert tot de bomen en ervoor zorgt dat de babaçú-bestanden niet verder worden uitgedund.
Zo’n 400.000 vrouwen verdienen hun brood door de noten na de oogst overlangs te klieven en er de oliehoudende pitten uit te halen. Dat gebeurt door de noot met de hand boven het op de grond bevestigde blad van een bijl te houden en er vervolgens met een stok een flinke tik op te geven De techniek, die niet zonder gevaren is, wordt overgeleverd van moeder op dochter. “Geen machine kan het werk van de notenklievers vervangen”, zegt Costa, “Een machine kan de noot niet splijten zonder de vier à vijf pitten te beschadigen”.
Elke vrouw produceert tot acht kilo pitten per dag en verdient daarmee zeven real (2,6 euro). De andere onderdelen van de noot worden gebruikt in de voedingsindustrie of in traditionele ambachten. De vrouwen verdienen niet veel, maar toch meer dan wat ze met biodiesel zouden kunnen verdienen.
Een van de redenen daarvoor is dat de Braziliaanse overheid voorlopig geen fiscaal voordeel geeft aan biodiesel op basis van babaçú. Andere plantaardige biodieselsoorten worden 10 procent minder belast om ze competitiever te maken in de brandstoffenmarkt.
Volgens Edna Carmelio van het ministerie van Landbouwontwikkeling kan babaçú zo’n “sociaal label” alleen krijgen wanneer bewezen is dat de biodiesel kan worden gemaakt in familiale landbouwbedrijven. Op die manier wil het ministerie voorkomen dat de bossen in handen komen van industriële landbouwbedrijven.
Toch is het mogelijk brandstof te halen uit de babaçú zonder de notenpluktsters buitenspel te zetten, zegt Fernando Carvalhjo Silva van de afdeling biodiesel aan de Federale Universiteit van Maranhão. De productie kan alleen economisch rendabel zijn wanneer alle onderdelen van de vrucht worden gebruikt. De houtachtige schil van de kokosnoot kan worden verbrand om elektriciteit op te wekken en het vruchtvlees is geschikt als veevoeder. Silva ziet toepassingen in de voedingsindustrie, in de cosmetica, als energiebron en meststof.
De universiteit heeft een installatie voor biodiesel ontworpen die 250 tot 280 liter biodiesel per keer oplevert en eenvoudig genoeg is om door dorpsbewoners te worden bemand. Het productieproces duurt twee dagen omdat de brandstof wordt gedecanteerd, wat goedkoper is dan een centrifuge.
Silva wil met het project aantonen dat biodiesel uit babaçú rendabel kan zijn en tegelijk een inkomen bieden aan de notenpluksters. Uiteindelijk zijn het de vrouwen die moeten beslissen of ze op de ingeslagen weg willen voortgaan en de babaçú-economie op een nieuwe leest schoeien, zegt Silva.