Kort na het einde van de Tweede Wereldoorlog richtte het Amerikaanse leger de NSA op. De activiteiten van de dienst bleven jarenlang geheim voor het grote publiek. Pas in 1982 verscheen het eerste omvattende boek over de NSA, 'The Puzzle Palace' van jurist James Bamford. Al stond de NSA ook al vermeld in de thesis waarmee Willem Suys in 1980 als licentiaat criminologie afstudeerde aan de Gentse Rijksuniversiteit.
Suys schreef dat de NSA in 1974 om en bij de 75 miljoen telefoonverbindingen liet analyseren door een ‘elektronisch brein’. Daaruit werden 1,8 miljoen communicaties geselecteerd voor nader onderzoek. De NSA zou virtueel alle conversaties met het buitenland hebben beluisterd en elk telegram sinds 1967 hebben gelezen.
Het afluisterprobleem was volgens Suys wereldwijd. Hij merkte op dat in Londen een elektronisch bewakingscentrum stond dat tot 5.000 telefoongesprekken tegelijk kon beluisteren. Het eindwerk van Suys werd in 1980 door Oranje-De Eenhoorn uitgegeven als het boek Belgische diensten staatsveiligheid: reglementering en toezicht.
Echelon
Vervolgens kwam de NSA vooral in de belangstelling naar aanleiding van zijn wereldwijde surveillance-programma met codenaam Echelon. Het programma stoelt op de UKUSA-overeenkomst uit 1948 en is een samenwerkingsverband van de geheime diensten van vijf Engelstalige landen.
Naast de NSA gaat het om het Britse Government Communication Headquarters (GCHQ), de Canadese Communications Security Establishment (CSE), het Australische Defence Signals Directorate (DSD) en het Nieuw-Zeelandse Government Communications Security Bureau (GSCB).
Tijdens de Koude Oorlog, en minstens tot eind jaren negentig, verzamelde Echelon dagelijks miljarden telefoontjes, e-mails, faxen en andere data. De naam Echelon slaat strikt genomen op de specifieke software om berichtenverkeer te verzamelen, analyseren en verdelen, maar wordt ook gebruikt om het hele afluisternetwerk op zich te benoemen.
Satellietcommunicatie
Echelon kon niet elke gsm- of telefoonoproep of alle elektronische post waar ook ter wereld screenen. Maar het netwerk kon wel alle communicatie onderscheppen die via satelliet verloopt. Daarnaast tapte Echelon ook radiosignalen af en informatie die via ondergrondse kabels wordt verstuurd. De data werden door de vijf geheime diensten opgevangen in talrijke afluisterstations verspreid over de hele wereld. Een daarvan bevond zich in het dorpje Menwith Hill in de Britse Yorkshire Moors.
Ook in de Verenigde Staten, Australië, Canada, Nieuw-Zeeland, Puerto Rico, Hawaï, Cyprus en de kleine eilandjes Ascension en Garcia bevonden zich Echelon-grondstations. Hun locatie was niet lukraak gekozen. Ze bevonden zich in het ontvangstgebied – de zogenaamde footprint –van commerciële communicatiesatellieten. Om de signalen van die satellieten op te vangen, moesten de spionnen alleen maar een paar schotelantennes in de juiste richting draaien.
Ook het GCHQ, de Britse tegenhanger van de NSA, slaagde erin om jarenlang in het grootste geheim te opereren. Het bestaan van de dienst werd in 1976 onthuld door de Schotse freelance journalist Duncan Campbell. Diezelfde Campbell maakte in 1988 als eerste journalist ter wereld de codenaam Echelon bekend. Vervolgens publiceerde de Nieuw-Zeelandse journalist Nicky Hager in 1996 het boek Secret Power.
Door zich te concentreren op de GCSB, de Nieuw-Zeelandse tegenhanger van de NSA, wist Hager heel wat informatie over Echelon bloot te leggen. Hager beschreef Echelon als een systeem dat computers van verschillende UKUSA-grondstations met elkaar verbindt. Uit miljoenen onderschepte berichten zouden de computers automatisch berichten filteren die voorgeprogrammeerde sleutelwoorden bevatten.
Europees parlement bestelt onderzoeksrapport
Twee jaar na de publicatie van Hagers boek sloegen zijn bevindingen bij het Europees Parlement in als een bom.
‘Binnen Europa wordt al het verkeer via e-mail, telefoon en fax routinematig onderschept door het Amerikaanse National Security Agency.’ Die ene zin uit een rapport van de Omega Foundation deed de commissie Evaluatie Wetenschappelijke en Technische Mogelijkheden (STOA) van het Europees Parlement in 1998 even op zijn grondvesten daveren.
Het rapport was voor een stuk gebaseerd op Secret Power van Hager.
De Europarlementsleden gaven prompt Echelon-kenner Duncan Campbell de opdracht om een bijkomend rapport te schrijven. Daarin beweerde Campbell dat Echelon ook gebruikt werd voor economische spionage, ten voordele van grote bedrijven uit de vijf betrokken landen. De onderschepte economische informatie kon volgens Campbell voor talloze doeleinden gebruikt worden:
‘Een schatting van toekomstige prijzen voor basisproducten, het vaststellen van vertrouwelijke standpunten die andere landen zullen innemen in handelsbesprekingen, het volgen van internationale wapenhandel, het opsporen van gevoelige technologie of het schatten van de politieke stabiliteit en/of economische kracht van een bepaald land.’
‘Inderdaad, vrienden, we hebben u bespioneerd’
In een opiniestuk in The Wall Street Journal, ‘Waarom we onze bondgenoten bespioneren’, reageerde voormalig CIA-directeur James Woolsey op de aantijgingen in Campbells rapport.
‘Inderdaad, vrienden van het Europese continent, we hebben jullie bespioneerd. Het klopt dat we computers gebruiken om gegevens te selecteren op basis van sleutelwoorden.’
Volgens Woolsey was ‘Europese technologie niet het eigenlijke doelwit van de spionage. Europese vrienden, wees nou eens reëel. Het is waar, op een handvol gebieden overtreft de Europese technologie de Amerikaanse maar – ik druk me zo voorzichtig mogelijk uit – het aantal van die gebieden is heel, heel, heel klein. De meeste Europese technologie is gewoon het stelen niet waard.’
De Amerikanen spioneerden volgens Woolsey om de corruptie op te sporen van Europese bedrijven bij het verwerven van grote, internationale contracten. ‘Zo is het, vrienden op het Europese continent, we hebben jullie bespioneerd omdat jullie steekpenningen betalen. De producten van jullie bedrijven zijn vaak duurder, technologisch minder geavanceerd – of beide – dan die van jullie Amerikaanse concurrenten. Daarom betalen jullie steekpenningen. Jullie regeringen zijn zo medeplichtig dat in verschillende Europese landen steekpenningen nog steeds aftrekbaar zijn van de belasting.’
Dat Europese bedrijven steekpenningen zouden betalen, had volgens Woolsey alles te maken met ons economisch systeem. ‘Het is niet omdat jullie bedrijven inherent meer corrupt zijn of omdat jullie inherent minder talent hebben voor technologie. Het is omdat jullie economische patroonheilige nog altijd Jean Baptiste Colbert is, en die van ons is Adam Smith.’ Lees: door de inferioriteit van het Europese economische systeem moéten Europese bedrijven wel valsspelen.
Ideologische blindheid
Woolsey ontkende met klem dat geheime informatie wordt ingezameld om Amerikaanse bedrijven te bevoordelen. ‘Get serious, Europeanen. Hou op met ons te beschuldigen en hervorm jullie eigen statisch economisch beleid. Dan kunnen jullie bedrijven meer efficiënt en innovatief worden en hoeven ze geen beroep meer te doen op omkoperij om competitief te zijn. En dan hoeven wij jullie niet meer te bespioneren.’
De begeleidingscommissie van het Belgische Comité I (dat in opdracht van het parlement de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst ADIV controleert) kon niet lachen met Woolseys opiniestuk: ‘Het is enigszins verbazend dat een dergelijke kinderlijke redenering, die getuigt van een zekere ideologische blindheid, uit de pen komt van iemand die de leiding heeft gehad van de grootste inlichtingendienst ter wereld.’
Onderzoek door het Europees Parlement
In juli 2000 besloot het Europees Parlement om een tijdelijke onderzoekscommissie over Echelon in het leven te roepen. Zesendertig parlementsleden kregen een jaar de tijd om de activiteiten van het wereldwijde afluistersysteem Echelon verder te onderzoeken. Al bij al bleven de conclusies van hun onderzoeksrapport vrij braaf.
Het bevestigde dat het wereldwijd interceptiesysteem in het kader van de UKUSA-overeenkomst daadwerkelijk bestond en ‘ten minste voor een bepaalde tijd’ Echelon heette. ‘Van belang is dat het systeem niet bestemd is voor het onderscheppen van militaire communicaties maar van communicaties van particuliere en economische aard.’
Later zou uitlekken dat de NSA zijn personeel uitdrukkelijk de opdracht had gegeven om ook diplomaten af te luisteren. Het ging met name om diplomaten uit landen die lid waren van de VN-Veiligheidsraad en die nog niet besloten hadden hoe ze zouden stemmen over de Irak-resolutie die in 2003 werd voorbereid. Ook VN-wapeninspecteur Hans Blix zou zijn afgeluisterd door Echelon.
De bewering dat de onderschepte communicatie ook gebruikt werd voor competitiedoeleinden, konden de commissieleden van het Europees Parlement niet hard maken. Toch was hun rapport geen totale mislukking. De commissie wist heel wat bloot te leggen over de samenwerking tussen de vijf UKUSA-landen. Maar toen twee maanden na de voorstelling van het Echelonrapport van het Europees Parlement twee gekaapte vliegtuigen in de WTC-torens vlogen, werd het Echelon-debat overvleugeld door dringender zaken.
Onderzoek door het Belgische Comité I
Wat betekende Echelon voor België? En hoe hadden de Belgische inlichtingendiensten op Echelon gereageerd? Dat wilde het Comité I weten nadat het in 1998 via het Europees Parlement en de media voor het eerst lucht had gekregen van het bestaan van het afluistersysteem. Het Comité I stelde een onderzoek in en publiceerde maar liefst drie rapporten over Echelon.
‘Het was natuurlijk onmogelijk om te weten of je op een bepaald ogenblik werd bespied. Hoe vaak of volgens welk systeem de Denkpolitie iemands lijn afluisterde, was een kwestie van gissen. Het was denkbaar dat ze iedereen voortdurend in het oog hielden. Maar in elk geval konden ze je afluisteren wanneer ze dat maar wilden.’ (George Orwell, “1984”)
Daarna besloot ook de begeleidingscommissie van het Comité I verslag uit te brengen over Echelon. In een van zijn rapporten citeerde het Comité I de Amerikaan Zbigniew Brzezinski, voormalig Adviseur Nationale Veiligheid van president Carter: ‘Volgens mij is er slechts sprake van een ethisch debat over het inlichtingenwezen in het geval van de klassieke spionage. Men kan zich inderdaad afvragen of het in dienst nemen van geheim agenten een gepaste vorm is om in Bonn of in Parijs inlichtingen te verzamelen. Is er echter sprake van een ethisch probleem wanneer men gesprekken afluistert of foto’s maakt?’
Het is goed om die eigenzinnige kijk op ethiek in ons achterhoofd te houden wanneer we ons de vraag stellen of de kans bestaat dat we afgeluisterd worden. De strafste vaststelling in de Echelon-rapporten van het Comité I en zijn begeleidingscommissie: de Staatsveiligheid en de ADIV hadden alleen maar via de media van Echelon gehoord. Met andere woorden: vijftig jaar lang hadden bondgenoten mogelijk communicatie uit België onderschept terwijl de Belgische inlichtingendiensten van niets wisten.
De Staatsveiligheid beschikte niet eens over de technologische mogelijkheden om zelfs maar vast te stellen of Echelon bestond. ‘We worden afgeluisterd op grote schaal en we weten het niet eens’, stelde kamerlid Tony Van Parys. ‘Bovendien gebeurt het afluisteren niet door de eerste de beste, maar door de VS en door onze Europese vrienden. En we zijn niet eens gewapend om die intercepties vast te stellen, laat staan te verhinderen.’
Nadat de media over Echelon berichtten, had de Staatsveiligheid wel ‘enkele informele pogingen ondernomen bij haar buitenlandse correspondenten’ om meer informatie te krijgen over het afluistersysteem, maar die ‘hadden geen resultaat opgeleverd.’
Geen alibi
De begeleidingscommissie van het Comité I haalde in haar rapport zwaar uit naar de UKUSA-landen. ‘Als Echelon moet dienen om zowel inlichtingen- en politiediensten als beleidsverantwoordelijken een wapen te geven in de strijd tegen georganiseerde misdaad, terrorisme en ‘schurkenstaten’, dan kan het in elk geval geen alibi zijn om blind alle communicatie te onderscheppen van onschuldige burgers, bevriende landen, niet gouvernementele organisaties of ondernemingen. Door het onderscheppen van satellietcommunicatie wint men echter informatie in over het politiek beleid van andere landen, concurrerende ondernemingen en politieke opponenten die het niet noodzakelijk eens zijn met de Amerikaanse opvattingen over wereldorde.’
Terwijl het rapport van het Europees parlement voorzichtig bleef over de link tussen Echelon en economische spionage, stelde de begeleidingscommissie van het Comité I onverbloemd dat ‘Amerikaanse inlichtingendiensten systematisch economische inlichtingen inwinnen en dit zowel op macro-economisch vlak als op het niveau van individuele bedrijven. De informatie wordt doorgegeven aan overheidsinstellingen met het doel om Amerikaanse bedrijven te bevoordelen bij het inwinnen van buitenlandse contracten.’
‘Buitenlandse diensten hebben geen enkele bevoegdheid om op Belgisch grondgebied telecommunicatie te onderscheppen. Overeenkomstig de Belgische wet zijn zij strafbaar indien zij gebruik maken van een territoriaal aanknopingspunt in België’, vervolgde de begeleidingscommissie. Ze stelde bovendien dat een interceptiesysteem dat vanuit het buitenland private telecommunicatie onderschept een schending vormt van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens omdat het ‘een ontoelaatbare aantasting impliceert van het privéleven’.
Bovendien zou het systeem ook de nationale soevereiniteit van België schenden ‘omdat ons land nooit de toelating heeft gegeven voor deze intercepties, en hiervan nooit officieel op de hoogte is gebracht.’
Na de publicatie van het rapport van de begeleidingscommissie stelde kamervoorzitter Herman De Croo dat Lernout & Hauspie door Echelon was bespioneerd.
9/11, en alles werd anders
Terug naar de NSA. Enorme hoeveelheden data inzamelen is één ding. Er tijdig bruikbare inlichtingen uit puren, bleek nog iets anders. Op 10 september 2001 onderschepte de NSA twee berichten van Afghanistan naar Saoedi-Arabië, beide in het Arabisch. ‘De wedstrijd begint morgen’, luidde het ene. Het andere: ‘Morgen is het nul uur’. Geen van beide werd voor 12 september vertaald. Gevolg: na 9/11 werden het wettelijk kader en de capaciteiten van de NSA grondig aangepast.
Op 25 juni 2013 –twee weken na de eerste onthullingen door klokkenluider Edward Snowden– hield generaal Keith Alexander, topman van de NSA, een toespraak voor zijn werknemers. Alexander: ‘Na 9/11 hebben we moeten inzien dat we er als inlichtingengemeenschap niet in geslaagd waren om de vereiste info aan elkaar te linken. Om aan dat tekort te verhelpen, en onze natie tegen nieuwe terreuraanslagen te beschermen, hebben we ons inlichtingenwerk aangepast en een reeks capaciteiten toegevoegd. Ze zijn goedgekeurd door de regering, het parlement en de Foreign Intelligence Surveillance Court. Op die manier is er toezicht van alle drie de machten op onze activiteiten.’
Toen de Amerikaanse overheid in 1978 de Foreign Intelligence Surveillance Act (FISA) opstelde, was de bedoeling dat de NSA binnen de VS enkel elektronische communicatie mocht onderscheppen mits de individuele toelating van een rechter, geval per geval dus. Dat bleek echter een probleem, aangezien heel wat internationale internetcommunicatie via Amerikaanse netwerken passeert. Daarom gaf George Bush na 9/11 in het geheim de toestemming om in de VS ook gegevens te onderscheppen zonder warrant. Tot een rechtbank oordeelde dat die praktijk onwettig was.
De Protect America Act
Vervolgens, in 2007, keurden republikeinen én democraten de Protect America Act goed – een modernisering van de Foreign Intelligence Surveillance Act (FISA) uit 1978. ‘Deze nieuwe wet laat onze geheime diensten toe om efficiënter buitenlandse inlichtingen over doelwitten in het buitenland in te zamelen, zonder daarvoor eerst toestemming te krijgen van een rechtbank’, aldus het Witte Huis in een reactie.
‘Waarschijnlijk hebben de Amerikaanse geheime diensten altijd al mensen in België bespioneerd’, zei Patrick Radden Keefe, auteur van het standaardwerk Chatter. Hoe iedereen wereldwijd wordt afgeluisterd destijds in een MO*artikel over de Protect America Act. Keefe: ‘Maar als iemand een e-mail van Brussel naar Antwerpen stuurde, en die passeerde via een Amerikaans netwerk, dan hadden de geheime diensten een bevelschrift nodig om de e-mail te onderscheppen. Op die manier had je in België nog wat extra bescherming. Men moest aantonen dat je niet in de VS verbleef en er misschien een link was met terrorisme. Sinds de Protect America Act is dat niet meer het geval. Het is nu veel gemakkelijker om telefoons af te luisteren en e-mails mee te lezen.’
Keefe benadrukte ook dat Amerikaanse telecombedrijven, die de internethardware beheren, sinds de nieuwe wet veel vlotter samenwerkten met het NSA. Keefe: ‘Voor de Protect America Act waren er ook al bedrijven die hun data ter beschikking stelden. Van AT&T weten we dat bijvoorbeeld. Maar andere bedrijven weigerden het. Nu zijn alle Amerikaanse internet- en telecombedrijven verplicht om gegevens aan de geheime diensten door te spelen.’
De FISA Amendments Act
De Protect America Act was één jaar geldig. Daarna volgde de FISA Amendments Act, die opnieuw de toelating gaf om mails, telefoongesprekken en andere elektronische communicatie te onderscheppen in de VS zelf, zonder individuele rechterlijke toestemming, voor doeleinden van buitenlands inlichtingenwerk en in de strijd tegen terrorisme.
De wet werd in december 2012 vernieuwd voor nog eens een periode van vijf jaar. En ook na een parlementair debat over de onthullingen van klokkenluider Edward Snowden gaf het Amerikaanse parlement op 24 juli 2013 opnieuw groen licht aan de NSA om door te gaan met haar activiteiten.
Drie dagen daarvoor had NSA-topman generaal Alexander aan de inlichtingencomités van zowel het Amerikaanse parlement vijftig cases voorgelegd die de specifieke bijdrage van de NSA-programma’s moesten onderstrepen in het verijdelen van terroristische plannen tegen de VS en twintig andere landen.
Generaal Alexander maakte tijdens de toespraak ook bekend dat Stuxnet, een intelligente computerworm gericht tegen de nucleaire installatie in het Iraanse Natanz, midden de jaren 2000 is ontworpen door de NSA, samen met de CIA en Israëlische inlichtingendiensten.
Klokkenluider Snowden
Tot zover het wettelijk kader, maar hoe is dat sinds 9/11 concreet door de NSA ingevuld? Dat weten we dankzij Edward Snowden, die in de zomer van 2013 verschillende geheime NSA-surveillanceprogramma’s onthulde: Swift, Upstream, XKeyscore, Boundless Informant…
Voor de Amerikaanse NSA-expert Matthew Aid, auteur van Intel Wars: The Secret History of the Fight Against Terror en The Secret Sentry, the definitive history of the National Security Agency, valt daarbij vooral op hoe de NSA er tegenwoordig blijkbaar wél in slaagt om in de gigantische hoeveelheid ingewonnen data de spreekwoordelijke speld in de hooiberg naar boven te halen.
En zo lijkt het erop dat de afschrikwekkende wereld van zero privacy die George Orwell in zijn meesterwerk 1984 schetst anno 2013 gewoonweg realiteit is geworden: ‘Het was natuurlijk onmogelijk om te weten of je op een bepaald ogenblik werd bespied. Hoe vaak of volgens welk systeem de Denkpolitie iemands lijn afluisterde, was een kwestie van gissen. Het was denkbaar dat ze iedereen voortdurend in het oog hielden. Maar in elk geval konden ze je afluisteren wanneer ze dat maar wilden.’
Leeswijzer
They Know Much More Than You Think, door James Bamford in The New York Review of Books.
The Secret War, door James Bamford in Wired.
Web’s Reach Binds N.S.A. and Silicon Valley Leaders door James Risen in The New York Times.
Vrij Spel, Buitenlandse geheime diensten in België, Kristof Clerix, Manteau 2008.
Uncle Sam leest uw e-mails mee, Kristof Clerix, MO*, 2008.