Sinds 1 september 2010 hebben de Belgische inlichtingendiensten ruim 350 bijzondere inlichtingenmethoden (BIM) toegepast. Dat blijkt uit cijfergegevens verzameld door het Comité I, dat erop toeziet dat de geheime diensten hun boekje niet te buiten gaan. Opmerkelijk: vorig jaar waren een op de tien gebruikte methodes volgens het Comité I onwettig.
‘De Staatsveiligheid komt serieus op snelheid’, zegt Peter De Smet, raadsheer van het Comité I. ‘De militaire inlichtingendienst ADIV heeft op negen maanden tijd meer dan vijftig bijzondere inlichtingenmethoden aangewend, de Staatsveiligheid meer dan 300.’
Begin mei sprak Alain Winants, administrateur-generaal van de Staatsveiligheid, in De Tijd nog van 417 geheime operaties op basis van de nieuwe wet. Hoe kan het dat het controleorgaan over andere cijfers beschikt? De Smet: ‘Dat is mogelijk te verklaren doordat wij het aantal machtigingen tellen. In één machtiging kunnen meerdere methodes beschreven worden.’
Wat targets betreft, viseerden de bijzondere inlichtingenmethoden tot nu toe 270 voorwerpen (lees: telefoons) en iets meer dan 60 personen.
Het gros van de 350 toegepaste bijzondere inlichtingenmethoden zijn specifieke methoden. Voorbeelden zijn observaties, een publieke plaats doorzoeken met behulp van technische middelen en het inzamelen van oproepgegevens en localisatiegegevens van telefoonverkeer. Daarnaast voorziet de BIM-wet ook het gebruik van –meer ingrijpende– uitzonderlijke inlichtingenmethodes: van telefoons afluisteren en camera’s plaatsen in privédomein tot post openen en bankverrichtingen inkijken.
In slechts een tiental (van de 350) gevallen zijn uitzonderlijke methoden ingezet. De helft daarvan –een stuk of vijf– zijn telefoontaps. Guy Rapaille, voorzitter Comité I: ‘Dat is niet zoveel. Je mag niet vergeten dat taps enorm veel kosten: opname, transcriptie, vertaling… Bovendien leveren afgeluisterde gesprekken steeds minder info op, want men weet dat men best niet te veel informatie doorspeelt over de telefoon. Wél interessant zijn de localisatiegegevens: waar bevindt de beller zich, en met wie staat hij in contact?’
Terrorisme, extremisme, spionage
Het Comité I rapporteert over de BIM in halfjaarlijkse rapporten aan de senaat. Het eerste halfjaarlijkse rapport slaat op de periode van 1 september tot 31 december 2010. Toen voerden de Staatsveiligheid en de ADIV samen 105 bijzondere inlichtingenmethoden uit: 32 observaties en 73 telefoongerelateerde specifieke methodes. Meer dan de helft van die 105 methodes werd ingezet in terrorismedossiers, daarna gevolgd door extremisme en spionage. De Smet: ‘Dat spionage op de derde plaats komt, betekent niet dat het geen belangrijke interesse van de diensten wegdraagt.’
In hoeveel spionagedossiers de inlichtingendiensten bijzondere inlichtingenmethoden hebben toegepast, wil het Comité I liever niet publiek maken. De Smet: ‘Buitenlandse geheime diensten lezen jouw artikels ook. Vergeet niet dat ze tachtig procent van hun informatie uit open bronnen halen. Wat we wel kunnen zeggen, is dat in 2011 het aantal BIM-onderzoeken naar spionage nog is toegenomen.’
Onwettige methodes
Op een totaal van zowat 350 dossiers heeft het Comité I zichzelf in zes procent van de gevallen “gevat”. Dat betekent dat het een onderzoek heeft opgestart om na te gaan of de methode bijvoorbeeld wel proportioneel is. De Smet: ‘Elke vatting leidt tot een beslissing: ofwel is de methode wettig, ofwel niet.’
Al sinds de Koude Oorlog opereren heel wat buitenlandse spionnen op Belgisch grondgebied onder de dekmantel van journalistiek.
Wanneer het Comité I na zo’n onderzoek het bevel geeft om een methode stop te zetten, moeten de geheime diensten ook alle gegevens vernietigen die uit de methode verkregen zijn. De Smet: ‘Dat heeft een enorme administratieve impact, het is niet zomaar één velletje papier dat vernietigd moet.’
Op de 105 bijzondere inlichtingemethoden die tussen 1 september en 31 december 2010 werden ingezet, waren er volgens het Comité I elf ‘onwettig’ –zowat een op tien dus. De Smet: ‘Dat cijfer moet je wel nuanceren. Het is niet zo dat we tot nu toe al zaken hebben vastgesteld die volledig illegaal zouden zijn of een flagrante inbreuk op burgerrechten zouden uitmaken. Wanneer een geheime dienst de toepassing van een bijzondere methode gebrekkig motiveert, dan noemen wij die ook “onwettig”. Daarnaast hebben we in zes van de elf ‘onwettige’ gevallen geoordeeld dat het voorziene tijdskader niet proportioneel was. De dienstchef had de methode voor twee jaar toegestaan, terwijl volgens ons één jaar volstond.’
Journalisten bespioneerd
Wanneer de geheime diensten de telefoons van journalisten, advocaten of geneesheren willen afluisteren, moeten ze bijkomende garanties geven. De BIM-wet voorziet voor die drie categorieën immers extra bescherming. In 2010 wilde de diensten alvast één journalist –of toch iemand die zich daarvoor uitgaf– volgen met bijzondere inlichtingenmethodes, maar dat stootte op een weigering van het Comité I. De bestuurlijke commissie die bijzondere toelating moest geven voor het volgen van journalisten, advocaten of geneesheren, was immers nog niet samengesteld. Pas op 4 januari 2011 ging die commissie van start.
Ook in 2011 zijn zeven bijzondere inlichtingenmethoden opgestart tegen een van de beschermde categorieën. MO* vernam uit goede bron dat het gaat om buitenlandse journalisten. Dat is geen toeval: al sinds de Koude Oorlog opereren heel wat buitenlandse spionnen op Belgisch grondgebied onder de dekmantel van journalistiek.
In het geval journalisten worden geviseerd, voorziet de BIM-wet dat de voorzitter van de Vlaamse Vereniging van Journalisten in kennis wordt gesteld. Marc Van de Looverbosch: ‘Dat gebeurt onder strikte geheimhouding. Als er zich een geval voordoet, dan moet ik worden ingelicht. Maar ik mag er nooit iets over zeggen, daar staat een straf op.’
‘Democratische controle toegenomen’
‘We vinden dat de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst inzake de BIM zeer open en transparant zijn’, zegt De Smet. ‘We hebben niet vastgesteld dat ze ons zaken achterhouden. Bovendien krijgen we een goed zicht op de operationaliteit.’
Al sinds 1991 controleert het Comité I de Belgische inlichtingendiensten in opdracht van het parlement. De bijkomende controlebevoegdheid op de BIM-methoden zorgt ervoor dat het Comité I nu nog een betere inkijk krijgt in de werking van de diensten. De Smet: ‘Dat is voor ons als toezichtsorgaan bijzonder verrijkend. Het zal ons in staat stellen ons toezicht nog beter te oriënteren. We wisten al veel over de werking van de diensten, maar het afgelopen halfjaar is die kennis zeker toegenomen. De controle op de BIM die men ons heeft toevertrouwd, vormt een beduidende meerwaarde voor het democratisch toezicht op de inlichtingendiensten.’