Werkloosheid bij allochtone vrouwen heeft talloze oorzaken
Joy De Meulemeester
29 januari 2014
Opvallend weinig vrouwen van allochtone afkomst hebben een job in Vlaanderen. Amper 34 procent, zo tonen cijfers van de Lokale Inburgerings- en Integratiemonitor aan. Dat ligt evenwel niet alleen aan grote scholingsachterstand, zoals Geert Bourgeois (N-VA) aanhaalde.
Zo’n 44 procent van de tweede generatie immigranten heeft een job in Vlaanderen. Daarvan is 53 procent mannelijk en maar 34 procent vrouwelijk. Vrouwen uit West-Europa en Zuid-Amerika raken nog relatief snel aan werk, maar vrouwen uit Turkije en Marokko hebben het veel moeilijker. Ter vergelijking: 76 procent van de autochtone mannen en 73 procent van de autochtone vrouwen heeft werk.
Vlaams Minister van Inburgering Geert Bourgeois (N-VA) wijt de lage participatiegraad van vrouwelijke immigranten onder meer aan een gebrekkige talenkennis, en voornamelijk dan die van de Nederlandse taal. Sociologe Jill Coenen, verbonden aan het universitair onderzoekscentrum OaSes, zegt dat de taal een rol speelt, maar dat er ook nog talloze andere aspecten meespelen.
“In 2007 hebben wij een onderzoek gevoerd naar gekleurde armoede en daaruit blijkt dat allochtone gezinnen nog heel sterk in de traditionele rollenpatronen geloven”, legt Coenen uit. “Waar wij het gewoon zijn dat beide ouders gaan werken, vinden Turkse en Marokkaanse vrouwen het minstens even belangrijk om voor de kinderen te zorgen.”
Hoofddoekverbod
Traditioneel denken is lang niet de enige oorzaak. Uit het onderzoek bleek ook dat er nog altijd discriminatie is op de werkvloer. Ook de opleidingsgraad is een belangrijk aspect in het vinden van werk: “De meeste allochtone vrouwen zijn lager opgeleid en het is net die groep die moeilijk aan een job raakt. Daarnaast zorgt het hoofddoekverbod ervoor dat een job bij de overheid geen mogelijkheid is: alweer minder kansen. Al gaat dat natuurlijk niet op voor alle vrouwen”, onderstreept Coenen.
Migranten die werk hebben, behoren ook nog eens tot de lagere loonklassen. Liefst 62 procent zit in de laagste loonklasse, ten aanzien van 24 procent van de autochtone gezinnen. Gezinnen van de tweede generatie immigranten hebben dan ook bijna vier keer zoveel kans om in de armoede terecht te komen. Het onderzoek van OaSes toonde in 2007 al aan dat de allochtone bevolking 30 procent meer kans hadden om in armoede te verzeilen.
Inburgeringsmonitor
De lokale inburgeringsmonitor (LIM) is een project van minister Bourgeois dat in 2011 is opgestart. De monitor moet het integratiebeleid van de Vlaamse steden ondersteunen. Opmerkelijk aan deze editie van LIM is dat voor het eerst ook migranten van de tweede generatie zijn opgenomen in de analyse. Migranten van de tweede generatie hebben zelf de Belgische nationaliteit, maar hun ouders (of een van de twee) hebben dat niet.
© 2014 – C.H.I.P.S StampMedia – Joy De Meulemeester