Zambia dringt kindersterfte spectaculair terug
Danstan Kaunda
17 november 2008
In 1992 stierven er in Zambia nog 107 zuigelingen van elke 1000 levend geboren kinderen. Vorig jaar was dat aantal gedaald tot 70 per 1000 kinderen. Dat is te danken aan een forse verhoging van het Zambiaanse budget voor gezondheidszorg. De verbetering speelt zich echter grotendeels af in de steden; op het platteland wordt weinig vooruitgang geboekt.
Gezondheidszorg was met 11,5 procent de belangrijkste uitgavenpost in de Zambiaanse begroting van 2007-2008. Het geld werd gebruikt om de openbare gezondheidssector op te waarderen, met specifieke aandacht voor de verbetering van de kindergeneeskunde. De belangrijkste oorzaken van de hoge kindersterfte in Zambia zijn diarree, ondervoeding, malaria, HIV en acute infecties aan de luchtwegen.
Het Zambiaanse ministerie voor Volksgezondheid voerde een programma uit dat meer peuters toegang gaf tot vitaminesupplementen, de inenting tegen de mazelen veralgemeende en ook de overdracht van HIV van seropositieve moeders naar hun kinderen tegenging.
Het Nationaal Demografisch en Gezondheidsonderzoek kon in mei van dit jaar schitterende cijfers voorleggen. Naast de zuigelingensterfte viel ook de sterfte onder jonge kinderen sterk terug. In 1992 haalden 191 per 1000 Zambiaanse kinderen hun vijfde levensjaar niet; vorig jaar was dat cijfer teruggelopen tot 119.
Millenniumdoelstelling nummer vier
De cijfers tonen aan dat Zambia goed op weg is om Millenniumdoelstelling nummer vier te halen: de vermindering van de kindersterfte met twee derde tegen 2015. Voor Zambia zou dit neerkomen op 60 sterfgevallen per 1000 levend geboren kinderen. De Millenniumdoelstellingen werden in 2000 vastgelegd door alle lidstaten van de Verenigde Naties; het zijn acht doelen die verband houden met de grote ontwikkelingsuitdagingen in de wereld.
“We hebben nog een lange weg te gaan, maar als we aan dit tempo blijven verbeteren, kunnen we de vierde Millenniumdoelstelling tegen het eind van 2015 bereiken”, zegt minister van Volksgezondheid Brian Chitowu. “De vooruitgang is te danken aan de economische groei van Zambia tijdens de afgelopen jaren en de toegenomen investeringen in de sociale– en gezondheidssector.”
Ondanks de vooruitgang zijn de experts niet helemaal tevreden. De financiële injectie heeft tot hiertoe namelijk weinig impact gehad op het platteland. De helft van alle artsen in Zambia is werkzaam in de hoofdstad Lusaka en één derde van hen werkt in de andere grote steden van het land. Een verwaarloosbaar klein aantal dokters werkt dus op het platteland.
Lokale gezondheidswerkers
Om die leemte te vullen, heeft het ministerie van Volksgezondheid een initiatief gelanceerd dat mensen in afgelegen gemeenschappen opleidt tot gezondheidswerkers. Zij lichten de overige bewoners van hun streek voor over hygiëne, voeding, de algemene gezondheid van de kinderen en gezinsplanning. De werkers worden ook opgeleid om veel voorkomende ziektes als diarree te behandelen.
Instructeur James Zimba uit Lusaka zegt dat lokale gezondheidswerkers onontbeerlijk zijn in afgelegen gebieden. “Het grootste deel van het nationale budget gaat naar de administratie en naar de grootste drie ziekenhuizen van het land. Er gaat bijna niets naar de kleinere hospitalen”, klaagt Zimba. “Als we het platteland willen bereiken, moeten we gezondheidswerkers inschakelen die voor een heel laag loon of zelfs helemaal gratis willen werken.” De gezondheidswerkers zijn vrijwilligers die vaak “betaald” worden met voedsel in ruil voor hun diensten.
Mabel Kasoma is hoofdverpleegster in het Kaliga-Kaligahospitaal in Lusaka. Ook volgens haar zijn gezondheidswerkers een welgekomen oplossing voor het nijpende gebrek aan mensen in de gezondheidssector. “Door de inefficiëntie van de regering hebben we een constant gebrek aan mensen in landbouwgebieden”, zegt Kasoma. “De opleiding van gezondheidswerkers zal de situatie zowel in de steden als op het platteland verbeteren. Eén van de grootste successen die gezondheidswerkers al behaald hebben is de drastische daling in diarree bij kinderen onder de vijf jaar. Dat is een belangrijke stap in de goede richting.”