Voorpublicatie: De Jihadkaravaan. Reis naar de wortels van de haat

Extra

Voorpublicatie: De Jihadkaravaan. Reis naar de wortels van de haat

Voorpublicatie: De Jihadkaravaan. Reis naar de wortels van de haat
Voorpublicatie: De Jihadkaravaan. Reis naar de wortels van de haat

Pieter Stockmans en Montasser AlDe'emeh

27 mei 2015

Ooit stond jihadexpert Montasser AlDe’emeh op het punt om zelf de wapens op te nemen. Als een ontwortelde tiener die opgroeide met haat maar bevrijding vond in kennis, begrijpt hij beter dan wie ook wat westerse moslimjongeren doet bezwijken voor de lokroep van het kalifaat. Journalist Pieter Stockmans keek diep in AlDe’emehs ziel. In een verhaal over verzoening houden ze iedereen – politici, de media, het onderwijs maar ook moslims – een spiegel voor. Een exclusieve voorpublicatie uit het boek De Jihadkaravaan.

© Thomas Sweertvaegher

© Thomas Sweertvaegher​

‘Zelfs de grootste psycholoog had me niet zo ver kunnen krijgen om de donkere, verdrongen hoeken van mijn ziel te ontbloten. Vooral de laatste pagina’s, over de laatste reis naar de wortels van de haat, heeft Pieter niet met een hand maar met een zuivere ziel geschreven’, aldus Montasser. Na elk gesprek kwamen nieuwe lagen en verbanden naar boven. Na een halfjaar konden we alle puzzelstukken van een verbrokkeld leven samen leggen.

Dit boek is een mix van Montassers levensverhaal en onze analyse over politiek en extremisering in Europa en het Midden-Oosten. We zullen nooit tot echte oplossingen komen zonder aandacht voor de wisselwerking tussen intieme levensverhalen en het grotere plaatje. In de zomer van 2014 trokken we allebei naar een andere oorlogvoerende partij in de Syrische burgeroorlog. Montasser naar de Belgische en Nederlandse jihadstrijders op het platteland van Aleppo, Pieter naar een Syrisch stadje op amper 50 kilometer daarvandaan: het Koerdische Afrin, in oorlog met de jihadisten.

Dit boek is een uitnodiging aan elke lezer, om ook de reis te maken naar de wortels van de haat.

Dit boek is een uitnodiging aan elke lezer, om ook de reis te maken naar de wortels van de haat. Het Arabische woord tanwir wordt gebruikt voor het aanbreken van de ochtend. Een nieuw begin, van het duister naar het licht. Het woord ‘verlichting’ werd dan weer gedefinieerd door Immanuel Kant. Hij gebruikte het om te verwijzen naar het loskomen van de mens uit onmondigheid en onwetendheid, uit het onvermogen om zich van zijn verstand te bedienen zonder leiding van een ander. Je draagt zelf verantwoordelijkheid als de oorzaak niet ligt in een gebrek aan verstand, maar in een gebrek aan moed om nieuwe kennis op te zoeken.

Daarom is dit boek een uitnodiging om die moed tentoon te spreiden, om de innerlijke jihad te voeren tegen jezelf en je vooroordelen, om je denkbeelden te laten uitdagen door nieuwe kennis en nieuwe ontmoetingen.

Extremisering, of het groeien van de haat

2001-2007

‘De realiteit van de andere persoon ligt niet in wat hij aan jou onthult, maar in wat hij niet aan jou kan onthullen. Daarom, als je hem wilt begrijpen, luister niet alleen naar wat hij zegt maar vooral naar wat hij niet zegt.’ - Khalil Gibran

Voor de Vlaamse leerkrachten kwam de grote, onbekende wereld als een bom hun alledaagse leven binnen. Zij waren nooit met de islam in aanraking gekomen, maar nu hadden ze op de televisie boze mannen met baarden gezien. Al-Qaeda, Bin Laden, Koranverzen, Afghanistan. De zee die na 9/11 op mij was neergestort had ook de leerkrachten getroffen, maar een dam had de stroom van het water afgeleid: hun volk naar die kant, mijn volk naar de andere kant. Allemaal hapten we hulpeloos naar adem, zonder het houvast van kennis en een verklaring. En als leerkrachten zelf naar adem happen, hoe kunnen zij de kinderen dan redden?

Het voelde net alsof ik me voor de hele klas moest verantwoorden. In seconden die minuten leken keek ik de klas rond en zag ik plots allemaal blanke kinderen – de slachtoffers, de Amerikanen – en ik, ik was Osama Bin Laden, de dader, de moslim. Ik had nog nooit gehoord van die man, maar voelde een mysterieuze verbondenheid en nieuwsgierigheid naar zijn beweegredenen. De haat en het pijlsnelle oordeel van een leerkracht hadden een jongen uit Baardegem tot woordvoerder van wereldwijde terroristen gebombardeerd.

Elke ochtend zat ik met vader aan de keukentafel te ontbijten. Soms kwam ik te laat op school omdat ik was opgehouden door de tien minuten ochtendhaat, de roepende nieuwsverslaggevers aan de frontlijn van de Intifada en de hymnes van de haat van militante verzetsleiders. Als ik op school aankwam, had ik niet alleen een ontbijt, maar ook nieuws over dood en vernieling achter de kiezen. Uiteindelijk zouden vijfhonderd Palestijnen worden gedood tussen februari en juni 2002, waarvan meer dan zeventig kinderen. En bij elke hap van de heerlijke makloubeh die moeder als avondmaal klaarmaakte, zag ik wel een Palestijn die werd gearresteerd en mishandeld – uiteindelijk waren er meer dan achtduizend arrestaties in vier maanden tijd.

De leerkrachten bleven volhouden dat ze de buitenlandse conflicten niet wilden importeren op school, blind voor het feit dat hun leerlingen die conflicten thuis op de televisie wel dagelijks op hun bord kregen en ze onder elkaar uitspeelden.

Ze hadden Sinterklaas gevonden. De jongen die me dat in het gezicht wierp, bouwde zichzelf op tot een sterke, arrogante Amerikaan en brak mij af tot een zwakke, vernederde Saddam. Dat was mijn plaats in het post-9/11-tijdperk. Maar die jongen wist niet dat ik het daaropvolgende jaar in het bos achter mijn huis een hoogstpersoonlijk trainingskamp zou beginnen en in Baardegem het traject begon af te leggen dat ik de Palestijnse verzetsstrijders in Palestina had zien afleggen. Mijn pad naar wraak was ingezet. Zij zouden me veroordelen en zeggen dat ik beter vreedzaam zou blijven, maar hun eigen politieke leiders bewezen elke dag dat zij alleen de taal van geweld en vernedering kenden. Wie zou me begrijpen als ik zou zeggen dat ik hunkerde naar wraak, naar het vereffenen van rekeningen, naar kracht om ook hen eens te vernederen?

Begin 2006 gebeurde er iets dat me van het pad van de jihadkaravaan weg had kunnen leiden. Grote gebeurtenissen volgden elkaar in snel tempo op, dus begon ik krantenknipsels bij te houden. ‘Hamas wint de Palestijnse verkiezingen’, was het eerste artikel dat ik in mijn splinternieuwe Atoma-schrift lijmde. In mijn mooiste handschrift schreef ik er de datum boven: 30 januari 2006. Na het einde van de Intifada was dit het eerste bericht dat me niet met woede, maar met hoop vervulde. Hamas, het verzet, zat voor het eerst in de Palestijnse autoriteit en zou de bedrieglijke onderhandelingen stoppen tot de internationale gemeenschap de druk op Israël zou opvoeren. Hoop dat gerechtigheid via vreedzame weg mogelijk zou zijn overspoelde mijn hart.

Onmiddellijk na de vorming van een regering onder Ismail Haniyeh werd die hoop de kop ingedrukt. Mijn volgende krantenartikel: ‘Midden-Oostenkwartet start boycot Palestijnse autoriteit.’ Ik schreef ernaast: ‘Het Midden-Oostenkwartet heeft een erkenning van de Israëlische regering verbonden aan het einde van de nederzettingenbouw op bezet Palestijns gebied en aan de erkenning van een Palestijnse staat.’ Dat geen enkele journalist daarover vragen stelde, was voor mij het finale bewijs dat de wereld tegen de Palestijnen was.

Vlaamse kranten en magazines bulkten van de berichten en opinies over de misdadigheid van Hamas. Stel je voor dat de Vlamingen zich zouden moeten inleven in Hamas! Gelukkig waren daar de koppen die hen bevestigden in hun vooroordeel.

Toen ik terug in België was, dacht ik nog vaak aan die woorden: ‘We moeten trouw zijn aan ons geloof en het ongeloof afwijzen.’ Ik vroeg me inderdaad regelmatig af wat ik tussen de Belgen deed. Zij hadden een kloof geslagen en ik had ernaar gehunkerd dat ze die zouden dichten door mijn identiteit te integreren in de Belgische. Dat was de olijfboom die in de samengegroeide grond zou groeien. Maar nu wilde ik de olijfboom planten aan de overkant van de kloof omdat ik een van de miljoenen moslims werd die hunkerden naar het herstel van het kalifaat. Ik zou de kloof nu zelf in stand houden en me van ‘de Belgen’ afzetten met mijn identiteit. Mijn haat en wantrouwen kregen een ideologisch fundament.

Het vijfde jaar middelbaar onderwijs luidde het begin van het einde in, de afdaling in de duisternis van de kloof in de hoop aan de andere kant het licht te vinden.

Morgen zou ik mijn oorlogsbos in gebruik nemen. Ik kon haast niet wachten. Mijn eerste trainingsweekend. Met een geweer in de aanslag en Hezbollah-liedjes in de oren liep ik in militair uniform over de bevroren bladeren.

Die nacht droomde ik over een donkere gang. Ik had maar één klein kaarsje om aan het eind van de lange gang te komen. Mijn angst voor het doven van de kaars was groter dan mijn angst voor het duister zelf. Om me van de eerste angst te bevrijden, blies ik zelf de kaars uit. Ik moest me bevrijden van de luchtspiegelingen van trappen waarop ik uit de diepe kloof weer naar boven dacht te kunnen klimmen. De enige verlatingsangst waar ik me niet van kon bevrijden, was de angst om mijn moeder te verliezen en teleur te stellen. Die pijn zou ik als een rots moeten meetorsen op mijn pad door de duisternis.

Het zweet druppelde van mijn voorhoofd en toch rilde ik van de kou. Op de fiche schreef de psychologe: ‘Zit er helemaal door, niet aanspreekbaar, psychosomatische klachten, oververmoeid. Voorstel: opname.’

8 juni 2007, de dag waarop ik als een gewond dier in het nauw werd gedreven. Rolstoelpatiënten, de muffe geur van ziekte, dokters in witte overjassen, het ziekenhuisbed. Ze waren er allemaal: mijn moeder, mijn vader, mijn schoonzus. Een doembeeld daagde op voor mijn geestesoog. Ik, een piepklein fazantenkuiken, gek gemaakt doordat een of andere gek het had ontworteld; zij, de reuzen die kwamen oordelen, met hun blik van teleurstelling, de tranen van mijn moeder, de last die ik voor haar was geworden, de verwijten van mijn vader – zwakkeling. En dan de mannen en vrouwen in het wit die me iets toefluisterden: ‘In het ziekenhuis kunnen we jou deradicaliseren. We zullen je ogen opensperren en je onze waarheid via shocktherapie inlepelen. Je moet geloven dat twee plus twee vijf is. Na de behandeling zal je verlost zijn. Je zult zonder gewetenswroeging je leven hier kunnen voortzetten terwijl Palestijnse moeders hun kinderen verliezen. Meer nog: er sterven helemaal geen Palestijnse kinderen. Met jouw waarheid, de waarheid van de dood van de Palestijnse kinderen, daar weten we hier geen weg mee. Je kunt genezen van de empathie. Je kunt de apathie, die de norm is in deze maatschappij, overnemen als jouw richtlijn. We bieden je een bevrijding aan in het bereiken van onwetende gelukzaligheid, zoals de rest van de maatschappij. Jouw gedragsproblemen zijn een psychische uiting van een politiek en sociaal probleem dat wij liever onder de mat vegen. Jij hebt psychische problemen. Ze zijn misschien veroorzaakt doordat de maatschappij zelf ziek is, maar daar kunnen we niets aan doen. Waar we wel iets aan kunnen doen, zijn jouw emoties. Doordat we sociale en politieke problemen medicaliseren, kunnen wij wegkijken van onze gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Probeer het ook, wegkijken verlicht de last op je schouders. Je kunt jezelf zien als vrij van elke verantwoordelijkheid. nu ben je afwijkend, ziek, abnormaal. Maar word zoals ons.’

De confrontatie met de haat in Syrië

2014

‘Wat laten we achter als we grenzen overschrijden? Elk moment lijkt in tweeën gesplitst: melancholie voor wat achterblijft en opwinding om een nieuw land binnen te treden.’ - Ernesto ‘Che’ Guevara

Deze reis draait om menswording: zoals Che Guevara naar de overkant van de amazone zwom om bij de melaatsen van San Pablo te zijn, zo zet ik de stap naar de jongeren die door iedereen werden afgeschreven. De confrontatie met mensen die door de hele samenleving worden ontmenselijkt, is voor mij een menswording. De mens in het monster zien. Als we samen beseffen dat we onze maatschappelijke posities innemen omdat we gemaakt worden door omstandigheden, blijft alleen nog de naakte mens over, ontdaan van die omstandigheden. Dat besef is de spirituele wedergeboorte. Terugkeren naar de oorsprong, naar de meest zuivere ik, de meest zuivere wij. Omdat ik ooit hen was.

De lucht boven de groene velden kleurt blauw, oranje en rood. De ondergaande zon kondigt de iftar aan. Deze keer wacht een feestelijke maaltijd in een Syrische villa. Zeker tien jongemannen zijn met een bal aan het ravotten in het zwembad. Het tafereel doet onmiddellijk denken aan de documentaire over Khattab, aan de beelden van strijders die elkaar broederlijk omhelsden en samen zwommen. Alleen is het hier niet in een vuile rivier, maar in een prachtig zwembad aan een chique villa met balkonnetjes en grasperkjes.

Dus Montasser, denk ik bij mezelf, gehunkerd heb je naar die harmonie, telkens als het geroddel over de laatste aflevering van Friends je de strot uitkwam. Je hebt gedroomd van het leven dat deze Belgische jongens hier en nu leiden. Want zij treden in de voetsporen van Khattab. En nu je hier plots bij die jongeren staat, voel je… niks. Abu Said en Abu Fulaan gaan naar binnen om het eten te halen. Beiden waren goed bevriend met de acht jongemannen die behoorden tot het kleine groepje kopstukken en aanhangers van Sharia4Belgium dat zich van 2010 tot 2012 in België in de kijker werkte. Abu Said en Abu Fulaan zullen me de volgende dagen een inkijk geven in de levens van zeven van de ongeveer 440 Belgen die naar Syrië trokken om er zich bij de jihadkaravaan aan te sluiten.

Bij herders voel je de rust van generaties die wereldrijken zagen opkomen en neergaan terwijl zij nog altijd leven met hun dieren op het land.

Ook in Dendermonde reed ik vaak met de brommer om me af te reageren. Maar hier, in het prachtige platteland van Rif Muhandiseen, ben ik echt vrij. Aan topsnelheid met mijn baard in de wind vlam ik over de hoofdweg, een brede, heuvelachtige weg die dwars door de groene zee van olijfboomvelden klieft. Zoals Che Guevara Latijns-Amerika doorkruiste op zijn brommer. Eenzaam en eeuwig zou ik kunnen blijven rijden door dit paradijselijke landschap waar tijd en ruimte vervagen. Ik ben niet meer in Syrië, het land waar gevaar achter elke hoek schuilt. En het is niet meer juli 2014. Ik ben op een plaats in de lucht waar tijd niet bestaat. Gewone mensen langs de kant van de weg kijken verbaasd op. Herders trekken met hun schapen door de velden. Bij herders voel je de rust van generaties die wereldrijken zagen opkomen en neergaan terwijl zij nog altijd leven met hun dieren op het land. Maar de oorlog gaat niet zomaar aan hen voorbij.

- ‘Ik heb twee zonen verloren’, zegt de herder. ‘De eerste werd opgepakt tijdens de protesten in Atarib in 2011. Maandenlang hoorde ik niks van hem, tot Assads handlangers me een bericht stuurden: “Kom het lijk van uw zoon halen.” Mijn tweede zoon stierf door een verdwaalde kogel in de strijd tussen IS en de andere moedjahedien.’

De verdeelde jihadkaravaan raasde over het paradijselijke Rif Muhandiseen en uit het stof kwamen kogels die burgers doodden, burgers die de karavaan beweerde te beschermen. Voor het hogere doel

- ‘Stap in de auto’, roept de chauffeur, een gewapende man in camouflagekledij.

- ‘Waarom?’ vraag ik.

- ‘Wel, je wilde toch met onze emir spreken? Hij wacht op jou. Kom met ons mee naar zijn kantoor’, zegt de man.

Zal ik binnen een paar momenten bij de leider van al-Qaeda in Syrië zitten? Bij de enige echte Abu Muhammad al-Julani, die amper interviews toestaat? Ik popel om hem te vragen hoe hij de integratie van de Belgische strijders in het Nusra-Front aanpakt. Ik maak haast en spring in de auto, me van geen kwaad bewust. Maar hoe dichter bij de bron van de waarheid, hoe meer verblind ik word door het licht. Toen ik achttien was, hoorde ik de lokroep van de jihadkaravaan en werd ik naar de afgrond gezogen door een verlangen naar strijd. Nu hoor ik de lokroep van de karavaan van verzoening, en word ik naar de afgrond gezogen door een verlangen naar kennis. De chauffeur rijdt met hoge snelheid weg, alsof hij door een wervelwind achtervolgd wordt.

De richting van hun haat veranderde: van Israël naar de sjiieten, en van de sjiieten naar andere soennitische jihadisten van IS. De haat wordt altijd maar verder afgeleid volgens de politieke belangen van het moment. Misschien gaan deze mensen uiteindelijk nog zichzelf haten? In ieder geval, Israël werd van de troon gestoten als meest gehate volk. Zoals ik mijn tien minuten ochtendhaat op Israël richtte, zo dirigeren de leiders van deze jongens hun haat naar de volgende vijand.

Zo heeft iedereen zijn waarheid, geconstrueerd om de voetsoldaten een overtuiging in te boezemen. Met het wapen in de hand en de waarheid in het hart. Maar wat heeft er precies toe geleid dat sommige Belgen en Nederlanders bij IS en anderen bij het Nusra-Front terechtkwamen? Ze raakten meer verdeeld naargelang de geopolitiek hen verder uit elkaar trok. Dat verliep in drie fases: het pad van de jihadkaravaan zoeken, kiezen tussen is of al-Qaeda, en strijden voor kalifaat of emiraat.

‘Als Antwerpenaren misdaden tegen de menselijkheid begaan, zijn die mensen hier niet meer welkom. Ik wil hen hier nadien niet op straat zien lopen alsof er niets ge- beurd is. ‘t Stad is zeker niet van dat soort mensen’, verklaarde Bart De Wever.

Houssien Elouassaki zou twaalf jaar gevangenisstraf krijgen, maar sneuvelde in Syrië in augustus 2013. Zijn dood is een schoolvoorbeeld van hoe extreme zuiverheidsdrang de daders zelf in het graf duwt. Volgens de Belgische rechter werd hij omgebracht door zijn eigen broeders nadat zijn brigade was opgegaan in IS en hij voor het Nusra-Front had gekozen. Abu Said geeft een andere versie van de feiten. ‘Hij stierf bij een aanval op een luchtmachtbasis. Wie strijdend ten onder gaat op het pad van God wordt in het hiernamaals beloond.’

Zijn alle Syriëstrijders wel ten onder gegaan op het pad van God? Dat veronderstelt een zuivere intentie om ongelovige dictators te bestrijden en de islamitische wetgeving te implementeren. Het pad waarop sommige Syriëstrijders sterven, is daar al vrij ver van afgeweken: een broedertwist waarin beide kanten beweren de waarheid van God in pacht te hebben.

Syrië was het 9/11 van de jihadkaravaan, Syrië sloeg een kloof binnen de karavaan zelf. Al-Zawahiri noemde het de gevaarlijkste ontwikkeling in de geschiedenis van de internationale jihadbeweging. Dat bepaalde het lot van de Belgen en Nederlanders in Syrië. De kloof die ze tussen de Belgische maatschappij en zichzelf wilden slaan, hebben ze ook onder elkaar geslagen. Ooit riepen ze broederlijk op straat dat er maar één God is, vandaag strijden ze in naam van die ene God tegen elkaar. Is dat de dageraad die de jihad belooft? Of hebben ze zich in een lange, donkere nacht gestort? Is het daarvoor dat deze jongens de Belgische samenleving de rug hebben toegekeerd? Om te zeggen dat ze zichzelf zouden opblazen tegen hun eigen broeders en zo een druppeltje zijn in de oceaan van uitzichtloze broederstrijd?

Hoe zuiverder, hoe hoger je opklimt en hoe hoger je opklimt, hoe zuiverder.

In Syrië blijkt tot welke denkbeelden en handelingen deze jongens kunnen komen zodra hun haat bevrijd wordt uit de ketens van de rechtsstaat. Geef een man als Hicham Chaib politiemacht en je ziet gruwel. In Syrië krijgt Chaib een belangrijke functie bij de religieuze politie die in Raqqa de sharia afdwingt. In het nieuwe kalifaat mag hij deel zijn van de geschiedenis en de sharia effectief implementeren.

Voor hem is dat het allerhoogste wat je kunt bereiken. Hoe zuiverder, hoe hoger je opklimt en hoe hoger je opklimt, hoe zuiverder. Hij heeft zich nog nooit zo moslim gevoeld als daar en kan zich niets beters wensen. De vraag is of je als extremist niet de negatie van je eigen streven realiseert. Wat begint als een streven naar zuiverheid, doodt uiteindelijk elke zuiverheid en creëert een ordinair monster.

Na het uitroepen van het kalifaat op 29 juni 2014 noemt ISIS zichzelf de islamitische staat (IS) en worden hun strijders kalifaatstrijders. Het Nusra-Front plant dan weer een emiraat in Syrië uit te roepen. De Belgische en Nederlandse strijders kijken er reikhalzend naar uit om emiraatstrijders te worden. Het kalifaat van IS erkennen ze niet. Jihadideoloog en spirituele leider Abu Muhammad al-Maqdisi spreekt daarover heldere woorden: ‘Het grootste doel van een kalifaat is om de moslims te verzamelen in één staat, maar IS verdeelt de moslims en verbindt de islam aan gruwel en slachtingen. Ik weet dat sommige leiders van IS voormalige agenten zijn van de inlichtingendienst en het leger van de ongelovige dictator Saddam Hoessein. Tot gisteren folterden en doodden ze moslims, en nu zijn ze leiders in een kalifaat? De jongeren steken met de beste bedoelingen grenzen over, maar ze worden verblind door dat woord “kalifaat”. Ze steunen alles wat die naam draagt omdat ze hunkeren naar een islamitische staat.’

Ook het Nusra-Front bespeelt de emoties van westerse moslims. De islamitische staat belooft erkenning, een verlossing van de westerse democratieën die hen nooit ten volle hebben vertegenwoordigd of aanvaard. Jihadisten overtuigen de Europese moslims dat de islamitische staat een terugkeer naar hun oorspronkelijke identiteit aanbiedt. De hedendaagse jihadbeweging heeft een goed begrip van de psychologie van de derde generatie immigranten in Europa, van hun hunkering naar een echte thuis en een homogene samenleving. Wandelend tussen de Syrische kinderen, onder hun islamitische broeders en zusters, voelen de Belgen en de Nederlanders zich thuis. In deze omgeving gedijen ze beter dan in Vilvoorde, Brussel, Antwerpen of Amsterdam. Bovendien kunnen ze zichzelf ervan overtuigen het goede te doen.

Terwijl Pieter Koerdische tienermeisjes ziet huilen van angst voor een invasie van het Nusra-Front, zie ik het plichtsbesef en de overtuiging in de ogen van Belgische tienerjongens van het Nusra-Front op amper 50 kilometer daarvandaan. Beiden zijn ze pionnen in een Grote oorlog van natievorming.

© Thomas Sweertvaegher

© Thomas Sweertvaegher​

Reradicalisering, of de bevrijding van de haat

2007-2013

‘Duisternis kan geen duisternis verdrijven, enkel het licht is daartoe in staat. Haat kan geen haat verdrijven, enkel de liefde is daartoe in staat.’ - Martin Luther King

- ‘Ik ben het beu om na te denken over wie als eerste empathie moet tonen. Wij, zij, dit, dat, zo kan het eeuwig blijven doorgaan. Wachten op begrip heeft me kapotgemaakt. Ik wacht niet meer op hen.’
- ‘Waarom moet mijn zoon leren over de Holocaust als de Israëli’s zelfs het woord Nakba willen verbieden?’ riep vader, terwijl hij met zijn rechtervuist op tafel sloeg waardoor het bestek in de lucht vloog.
- ‘Of de slachtoffers nu joden zijn of niet, het zijn mensen van wie de ziel is kapotgemaakt, net zoals die van ons! “En laat de afkeer van bepaalde mensen jullie er niet toe brengen niet rechtvaardig te zijn. Weest rechtvaardig, dat is dichter bij godvrezendheid.” (koran 5:8) Vader, zie je dat dan niet?’

Die avond raasde een storm door mijn slaapkamer. Een foto van een aanslag. Kapotte lichamen op de grond, lichaamsdelen. Niet heldhaftig, maar vies. Een vlaag van razernij overspoelde mijn hart. Ik trok alle vlaggen, posters en foto’s van milities en vrijheidsstrijders van mijn muren. Ze hadden me bedrogen, mijn zuivere ziel vervuild met intriges en broederstrijd. Met een douche van kennis wilde ik al het vuil van me afwassen. Alle beschikbare kennis leek wel een onmetelijke oceaan en ik was een verstekeling die erin ronddobberde, onderweg naar een onbekende bestemming. De eeuwige zoektocht naar de waarheid. Maar er is geen pad naar de waarheid. De waarheid bevindt zich verbrokkeld en verspreid op alle paden, als een ziel. En een deeltje van de ziel van het Palestijnse volk was zo ver als Auschwitz de tijd en ruimte ingeblazen. Vader had relevante opmerkingen gemaakt, maar iets in mezelf zei dat ik me moest afzetten van mijn eigen gemeenschap, zoals ik me had afgezet tegen de hele wereld. Zij haten de joden? Goed, ik ga met de joden meevoelen, ook al hebben zij nooit met mij meegevoeld. Ik sta los van wat mijn vijand doet. Ik kan nog wel het lijden van een mens voelen.

De volgende ochtend zat ik weer tegenover directeur De Mulder.

- ‘Ik ga naar Polen’, zei ik.

- ‘Ik dacht dat ik het nooit zou zeggen: Godzijdank!’ riep De Mulder. ‘Waarom ben je van mening veranderd?’

- ‘Luister naar wat Martin Luther King gezegd heeft: “Duisternis kan geen duisternis verdrijven, enkel het licht is daartoe in staat. haat kan geen haat verdrijven, enkel de liefde is daartoe in staat.” Wat vindt u daarvan, meneer de directeur?’

- ‘Schitterende woorden’, zei De Mulder.

- ‘Maar in mijn geval kloppen ze niet. Omdat ik enkel haat ken en nooit liefde heb gevoeld in mijn leven, zet ik mijn eerste stap richting liefde uit haat. Ik overwin mijn haat met haat voor de haat.’

- ‘Dat citaat zal ooit naast dat van Martin Luther King staan’, zei De Mulder beheerst.

Ooit had ik erover gefantaseerd om Israëli’s te doden, en nu was het alsof er buskruit onder mijn zitje was bevestigd. Vol verwachting was ik de aula binnengewandeld voor de eerste les van het tweede semester: ‘Geschiedenis van het Jodendom’. Tot ik de andere studenten zag: overal joden met keppeltjes, waarschijnlijk ook heel wat Israëli’s die de moord op driehonderd Palestijnse kinderen zouden goedpraten.

Blijven zitten was gewoon onmogelijk. Het was zo’n fundamentele breuk met mijn identiteit, mijn liefde voor de haat voor Israël, dat ik geen minuut met hen in dezelfde ruimte kon blijven zitten. En dan nog eens hun geloof bestuderen alsof er niks aan de hand was? De professor kwam net op tijd de aula binnen.

Toen de professor aan zijn les begon en de wereld van de kennis zich als een verborgen bron aan mij openbaarde, ging mijn geest bijna letterlijk open. Nooit zou ik dichter bij de ervaring van ‘verlichting’ komen als toen. Een mens wordt elke dag opnieuw geboren en kennis is zijn moeder.

Na de les islamitische geschiedenis, op de trein van Leuven naar Aalst, had ik weer dat onzuivere gevoel, zoals toen ik de vuile broederstrijd tussen Hamas en Fatah van me af had moeten wassen. Verraden door illusies en zeepbellen die een universiteitsprofessor op zijn dooie gemak een voor een doorprikte. Broederstrijd was altijd al de norm, eenheid was er nooit. De verbrokkeling was van binnenuit ontstaan. Zelfs zonder het ‘giftige nationalisme’ zouden we elkaar bestrijden.

Blijkbaar had het kalifaat de moslims niet kunnen beschermen tegen onrecht, want onrecht kwam tijdens die jaren niet alleen van de ongelovigen, maar ook van de moslims zelf. Moesten we dan niet tegelijkertijd het kwaad in onze eigen harten bestrijden? Moest het kalifaat niet in onze harten worden gesticht? Waarom bleven die zogenaamde spirituele geleerden dan altijd beweren dat we het met de wapens moesten herstellen?

Waarom stortten ze de moslims in afwachtende apathie door te zeggen dat er een verlosser zou komen en dat ze dan maar als slaven de eed van trouw aan die verlosser moesten zweren? Waarom waren er geen geleerden die zegden dat moslims zichzelf moesten verlossen? Misschien was dat de reden voor de schandelijke staat van de islamitische wereld vandaag, en niet het uitblijven van het fysieke kalifaat?

Flirten met het salafisme in Saoedi-Arabië en het jodendom bestuderen in België. Dat kon alleen de zoekende, verwarde geest die toen de mijne was.

Drie weken later werd ik aanvaard aan de imam Muhammad Ibn Saud Islamic University in de Saoedische hoofdstad Riyad. Mijn jeugddromen waren een voor een aan het uitkomen. Gretig als ik was om aan de islamitische lessen in Riyad te beginnen, ging ik al eens naar de Usayd-moskee in Dammam en kreeg ik er wat lessen van de imam Abdul Aziz Suweidan.

De imam noemde christenen ongelovigen. Dat vond ik vreemd. Sinds ik aan de KU Leuven islamkunde was beginnen te studeren, was mijn fascinatie voor de Koran als historisch document, niet enkel als religieuze openbaring, sterk toegenomen. Voortdurend plaatste ik de Saoedische woorden naast mijn eigen kennis en kon ik hypocrisie ontmaskeren. Kennis werd hét wapen tegen manipulatie.

Ooit was ik liever doodgegaan dan verder te leven tussen Vlaamse jongeren die roddelden over Friends en Big Brother. En nu zou mijn eigen vrouw, die ik altijd had gezien als toonbeeld van zuiverheid, nog erger zijn? Om de twee straten zag je hier een McDonalds en tientallen andere Amerikaanse ketens waar geen enkele Europeaan ooit van had gehoord.

Met mijn zuurverdiende centjes kocht ik haar een Frans parfum. Thuis vond ik Tina met haar broers voor de Playstation, zoals elke dag.

- ‘O, dank je’, zei ze toen ik haar het parfum plechtig cadeau deed, waarna ze verder ging met het spel.

Welkom in Saoedi-Arabië, waar de superrijken een klein gebaar van goddelijke liefde niet meer kunnen herkennen. Maar deze zogenaamde gelovigen, die anderen om de haverklap ongelovig verklaarden, waren vergeten wat dankbaarheid betekende. Kufr, het Arabische woord voor ongeloof, betekende nochtans ‘ondankbaar’.

Mensen die door de loop van de geschiedenis als pionnen tegenover elkaar werden uitgespeeld, konden toch weer mens worden als ze elkaars tranen in elkaars ziel lieten vallen.

Het ogenschijnlijke contrast tussen het fundamentalistische salafisme en het extreme kapitalisme, tussen de religieuze regeltjes en het materialisme, het waren eigenlijk geen contrasten, maar logische combinaties. Nu begreep ik waarom de jihadistische salafisten Saoedi-Arabië een goddeloze samenleving noemden. Een samenleving die de afgod van het Kapitalisme aanbad. En ik, ik wist nu dat ik voor eeuwig en altijd een vreemd lichaam zou blijven in het organisme van de wereld. Een naïeve eenentwintigjarige jongen die corruptie vond waar hij zuiverheid dacht te vinden. En hier wilde ik islam studeren? Liever hier dan aan de oudste universiteit van België? Ik was net de haat gaan haten, en hier werd Haat als afgod aanbeden. Mijn vervulde dromen hadden niet de glans die ik had verwacht. Ik raakte ontgoocheld, vooral in mezelf. Dringend had ik een douche van kennis nodig, om alle valse denkbeelden waar ik ooit in had geloofd weg te wassen.

Hij zat tegenover me in de les Bijbels Aramees. De Aramese letters die uit mijn pen vloeiden, vormden het moederalfabet van het Arabisch én het Hebreeuws. Lang voor het Arabisch de regio overspoelde, samen met de veroveringen van de islamitische legers, was het de lingua franca van het Midden-Oosten. De afstammelingen van de stammen van Israël die, verenigd onder één God, onafhankelijke Joodse staten stichtten in het Palestina voor Christus, gebruikten het Aramees. In het joodse Palestina van Jezus was het de omgangstaal.

Hij was professor Julien Klener, de man wiens lessen ik ostentatief had verlaten uit protest tegen het prozionistische lobbywerk in België. Vandaag was deze man mijn privéleraar Aramees, want ik was de enige student voor dit keuzevak. Toen ik de taal van mijn voorouders tussen de keuzevakken had zien staan, had ik geen moment getwijfeld. Zoals een vertrouweling naast zijn leermeester zit, zo zat ik naast Klener achter zijn bureau. Hij was de eerste jood waar ik een serieus gesprek mee voerde. Van mens tot mens, over de gewone zaken van het leven. En van professor tot student, een gewone kennisoverdracht.

Plots dacht ik een traan in de ogen van de baron te zien. Ik weet niet of hij het zo bedoeld had, maar voor mij voelde het aan alsof hij begreep wat ik met de verwijzing naar mijn vader had bedoeld. Ik zag een mens, geen jood, geen zionist of wat dan ook. De Universele Mens. Wij waren niet enkel één in taal en cultuur, maar ook in lijden. Als we allebei een ander verleden hadden gehad, dan waren we niet aan twee kanten van een polariserend politiek conflict terecht gekomen. Dat besef overspoelde me met een onmetelijke liefde voor de mens die voor me zat. Het was de liefde voor de vijand. Ik had hem in de armen willen vallen en mijn hele ziel eruit willen huilen, uit spijt voor al die jaren en al die energie die ik aan de haat had verspild, door de schuld van andermans misdaden. Mensen die door de loop van de geschiedenis als pionnen tegenover elkaar werden uitgespeeld, konden toch weer mens worden als ze elkaars tranen in elkaars ziel lieten vallen. Hoe meer ik me van de menselijkheid van mijn zogenaamde vijand bewust werd, hoe meer mens ik werd. De ziel van de mensheid kon één worden. Vrede was mogelijk!

© Xander Stockmans

© Xander Stockmans​

Tien kogels van verzoening

In een gepolariseerde wereld heeft verzoening de impact van een kogel: ze kan confronteren en verwonden. Daarom presenteren de auteurs aan het eind van hun boek tien ‘kogels van verzoening’. Lees deze tien kogels als het Manifest van de Jihadkaravaan van het Verzoeningsradicalisme.

I. Steun de Arabische Lente, doorprik de valse keuze tussen vrede en veilgheid
II. Doorbreek de regie van de botsing der beschavingen
III. Sluit je aan bij de verzoeningskaravaan die Israël en Palestina zal veroveren
IV. Reis naar de wortels van de haat
V. Integratie of escalatie
VI. Creëer een voedingsbodem waarin een Europese islam tot bloei kan komen
VII. Schuw geen politiek om extremisering op scholen tegen te gaan
VIII. Bewaar altijd het evenwicht tussen preventie en repressie
IX. De Weg Naar reradicalisering
X. De tiende kogel van verzoening

De Jihadkaravaan. Reis naar de wortels van de haat door Montasser AlDe’emeh en Pieter Stockmans is uitgegeven door Lannoo. Vanaf 30 mei in de boekhandel. Deze week verschijnt ook een interview met Montasser AlDe’emeh en Pieter Stockmans in Knack.