De prijs van het verwaarlozen van de armste landen is hoog

De Belgische ontwikkelingssamenwerking moet vooral de armste en fragiele landen ten goede komen. Minister De Croo herhaalt het ook op de conferentie over de financiering van ontwikkeling in Addis Abeba. Helpt dat dan ook de armste mensen? En kan de overheid het risico op mislukking in fragiele landen nemen?

  • © Gie Goris Ministers van Ontwikkelingssamenwerking Isabella Lövin (Zweden) en Alexander De Croo (België) en moderator James Mackie (ECDPM). © Gie Goris
  • IMF (CC BY-NC-ND 2.0) Kaifala Marah, minister Financiën en Economische Ontwikkeling van Sierra Leone: ‘We mankeren de capaciteit om onze eigen belastinginkomsten te genereren.’ IMF (CC BY-NC-ND 2.0)
  • Miljöpartiet de gröna (CC BY-NC-ND 2.0) De Zweedse minister van Ontwikkelingssamenwerking Isabella Lövin: ‘Het voorkomen van een conflict is voor iedereen belangrijker en is dus een betere inzet van middelen dan het verlenen van hulp achteraf.’ Miljöpartiet de gröna (CC BY-NC-ND 2.0)

De Belgische Ontwikkelingssamenwerking wil haar schaarser wordende middelen inzetten waar ze het meest nodig zijn. En dat is volgens minister van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo in de Minst Ontwikkelde Landen (MOL), de groep van 48 landen met de laagste economische ontwikkeling en de grootste problemen om uit die armoede te geraken.

Met 880 miljoen inwoners zijn ze op dit moment niet eens goed voor 2 procent van het mondiale bruto nationaal product.

Het verwaarlozen van de armste landen leidt tot ‘armoede, conflict en extremisme in Afrika die duizenden mensen op weg naar de Middellandse Zee en Europa duwen.’

Tijdens zijn toespraak op de VN-conferentie over Financing for Development in de Ethiopische hoofdstad Addis Abeba dinsdagvoormiddag herhaalt De Croo het Belgische standpunt dat de daling van ontwikkelingshulp aan die MOL onaanvaardbaar is, net omdat in die armste landen de impact van de ontwikkelingssamenwerking het grootst is of kan zijn. Die vermindering bedroeg 16 procent in 2014.

Het verwaarlozen van deze landen leidt ook tot ‘armoede, conflict en extremisme in Afrika die duizenden mensen op weg naar de Middellandse Zee en Europa duwen. De hele wereld zal een zware prijs betalen als we ons het lot van de Minst Ontwikkelde Landen niet aantrekken’, stelde De Croo nog.

‘We moeten ervoor zorgen dat een meisje dat geboren wordt in Burundi dezelfde kansen heeft als een kind dat in België geboren word. Dat niemand nog zijn eigen familie of vaderland moet ontvluchten omwille van religieus geweld of extremisme. Dat we geen levens meer verloren zien gaan als gevolg van falende gezondheidssystemen, die er niet in slagen om mensen fatsoenlijke basisverzorging te geven.’

Om die visie te realiseren kijkt De Croo – volkomen in lijn met de rest van de VN-conferentie – niet alleen naar de officiële ontwikkelingssamenwerking, maar rekent hij ook op andere financieringsstromen. Op de eerste plaats denkt men dan aan een betere inning van belastingen, maar ook aan buitenlandse investeringen en het mobiliseren van de remittances (geld dat naar het land van herkomst vloeit) van migranten.

Arme mensen wonen niet per se in arme landen

Tijdens een van de talloze debatten die in de rand van de officiële conferentie in Addis Abeba plaatsvinden, kreeg De Croo voor zijn oproep om ontwikkelingsgeld vooral in de MOL te investeren steun van onder andere de Zweedse minister van Ontwikkelingssamenwerking Isabella Lövin.

Zweden geeft weliswaar een kleiner aandeel van zijn ontwikkelingshulp aan de armste landen, maar het besteedt wel nog steeds 1 procent van zijn bnp aan ontwikkelingssamenwerking – tegenover 0,43 procent in België, waar ook de komende jaren nog op het budget bezuinigd zal worden.

Kaifala Marah, minister Financiën en Economische Ontwikkeling van Sierra Leone, en Saliou Akadiri, minister van Buitenlandse Zaken van Benin, onderstreepten ook het belang van volgehouden samenwerking en van ontwikkelingshulp. Die hulp, stelde Marah, moet op de eerste plaats gericht zijn op het versterken van de capaciteit van de armste landen. Want ‘we mankeren de capaciteit om onze eigen belastinginkomsten te genereren, om illegale financiële stromen uit ons land te detecteren of tegen te houden, om corruptie aan te pakken of uit te roeien…’

‘Bedrijven gaan de gezondheidssystemen voor de armen niet financieren.’

Niet iedereen in het publiek was het volmondig eens met de stelling dat minstens de helft van het officiële ontwikkelingsbudget naar de MOL moet gaan. Mit Philips van Artsen zonder Grenzen, bijvoorbeeld, plaatste hele grote vraagtekens bij de onderliggende overtuiging dat de middeninkomenslanden over voldoende andere bronnen van financiering beschikken om hun ontwikkeling te financieren. ‘Bedrijven gaan de gezondheidssystemen voor de armen in die landen niet financieren – tenzij het om de privatisering van gezondheidszorg gaat, en dan komt het zeker de armsten niet te goede.’

Een van de aanwezigen stelde het evidente gebruik van de ruime categorie van de MOL ook in vraag, nadat een vertegenwoordiger van USAID uitpakte met de cijfers van Amerikaanse hulp aan de armste landen. ‘Zonder de geopolitiek belangrijke landen als Afghanistan schiet er van die indrukwekkende cijfers niet veel meer over’, was haar commentaar.

Een andere bedenking, dat twee derde van de allerarmsten vandaag net in middeninkomenslanden woont, wordt door De Croo gepareerd met een studie die verwacht dat dit een zeer tijdelijke situatie is, en dat tegen 2030 niet meer dan twintig procent van die allerarmsten nog in middeninkomenslanden woont.

IMF (CC BY-NC-ND 2.0)
Kaifala Marah, minister Financiën en Economische Ontwikkeling van Sierra Leone: ‘We mankeren de capaciteit om onze eigen belastinginkomsten te genereren.’
IMF (CC BY-NC-ND 2.0)

Sociale inclusie

Eloise Todd van de internationale ngo ONE is een vurig verdedigster van de prioritaire keuze voor de Minst Ontwikkelde Landen. Ze deelt met de Belgische minister van Ontwikkelingssamenwerking ook het geloof in de digitale revolutie en de beschikbaarheid van online data, als voorwaarden tot en hulpmiddelen om ontwikkeling in de armste landen mogelijk te maken.

Op een opmerking uit het publiek verduidelijkte ze wel dat de oproep om minstens de helft van de ontwikkelingshulp voor te behouden voor de armste landen niet onvoorwaardelijk is. Dat streefcijfer moét gekoppeld blijven aan de realisatie van de 0,7 procent van het bnp voor ontwikkelingssamenwerking, zei ze. De ontvangende landen moeten die hulp op de eerste plaats gebruiken om sociale basisvoorzieningen voor iedereen te realiseren, ze moeten zorgen dat ze hun eigen binnenlandse middelen versterken en dat ze hun economische groei zo inclusief mogelijk maken, en ze moeten gaan voor maximale transparantie.

Dat laatste weerklinkt ook in de toespraak van De Croo: ‘Laat me hierover duidelijk zijn: duurzame ontwikkeling is onmogelijk zonder transparantie en verantwoording. We kunnen niet toestaan dat de vruchten van het harde werk van mensen geconfisqueerd worden door een kleine groep gepriviligeerden aan de top.’

Miljöpartiet de gröna (CC BY-NC-ND 2.0)
De Zweedse minister van Ontwikkelingssamenwerking Isabella Lövin: ‘Het voorkomen van een conflict is voor iedereen belangrijker en is dus een betere inzet van middelen dan het verlenen van hulp achteraf.’
Miljöpartiet de gröna (CC BY-NC-ND 2.0)

Conflict voorkomen is beter dan noodhulp sturen

Zowel De Croo als Lövin beklemtoonden tijdens het debat op maandag niet alleen het belang van ontwikkelingssamenwerking voor de armste landen, maar meer nog het belang van samenwerking met fragiele landen, landen in conflict of die net uit een conflict komen. ‘Het voorkomen van een conflict is voor iedereen belangrijker en is dus een betere inzet van middelen dan het verlenen van hulp achteraf’, zegt Lövin.

De Beninse minister van Buitenlandse Zaken voegde toe dat fragiliteit niet enkel een kwestie is van binnenlandse evenwichten, maar ook van regionale en geopolitieke stabiliteit.

Erik Solheim, voorzitter van het ontwikkelingscomité van de OESO, gaf daarop vier richtlijnen voor staten die van een toestand van honger en oorlog willen evolueren tot een echte ontwikkelingsstaat:

  • De politiek moet inclusief zijn, zodat iedereen belang heeft bij het goed functioneren van de staat;
  • de overheid moet haar internationale positie verstandig bepalen, wat neerkomt op het vermijden van eenzijdige keuzes voor of tegen deze of gene supermacht;
  • het leiderschap moet corruptievrij zijn;
  • de overheid moet een brede visie hebben op ontwikkeling, zodat men niet alleen op hulp rekent om de staat opnieuw op te bouwen, maar ook inzet op een omgeving waarin het oprichten van kleine of grotere ondernemingen aantrekkelijk is.

Solheims claim dat Ethiopië het bijna perfecte voorbeeld van deze aanpak vormt, kreeg vanuit de zaal tegenwind, vooral op het vlak van een inclusieve politiek. Solheim counterde de opmerking over het gebrek aan ruimte voor middenveld, vrije meningsuiting en politieke oppositie door begrip te vragen voor de noodzakelijke evolutietijd om tot een volwassen democratie te komen.

De Croo: ‘Overheden moeten niet denken als privé-investeerders die bezorgd zijn om hun winstmarges.’

Alexander De Croo stelde dat het perspectief wel altijd een van vooruitgang moet zijn: Het is minder problematisch dat mensenrechten nog niet perfect zijn of dat de economische ontwikkeling nog niet helemaal inclusief is, als er tenminste in de juiste richting geëvolueerd wordt.

‘Als dat niet het geval is en de mensenrechten gaan er bijvoorbeeld op achteruit, moeten we in een volwassen relatie met onze partnerlanden ook kunnen zeggen dat wij dat niet aanvaarden.’

De grote vraag in dat verband is hoeveel risico’s een regering in Europa kan of mag nemen met de inzet van ontwikkelingsgeld. ‘Als die vraag ons verlamt en we doen niets in fragiele landen, dan lopen we een nog veel groter risico op conflict en noodhulp achteraf’, was de reactie van Lövin.

De Croo vulde dat aan met de stelling dat overheden ‘niet moeten denken als privé-investeerders die bezorgd zijn om hun winstmarges. Wij moeten ons wel afvragen hoe we op een verstandige manier de risico’s kunnen beperken en politieke stabiliteit kunnen versterken. En het antwoord op die vraag is in elk land anders, al zijn er wel enkele elementen die altijd zullen terugkomen: voldoende sociale bescherming voor de bevolking, ruimte voor het ontstaan van een economie van kleine en middelgrote ondernemingen, en het opbouwen van een functionerende overheid én van haar tegenkrachten zoals een mondige civiele samenleving.’

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.