'Veel van onze klanten zijn bejaarde mensen, de meest kwetsbare groep voor deze ziekte'
“‘Ziek zijn in tijden van corona’
Rino werkt in de kringloopwinkel, waar hij dagelijks ziet hoe inlanders en nieuwkomers samenwerken. En ook daar is corona een zeer aanwezig gespreksonderwerp op de werkvloer.
‘Mesjeu, ik veel ziek. Vanmorgen moeten overgeven, gisteren veel wc! En hoofdpijn nu… Ik denk corona!’
Het is werkbespreking, Jalal zit er bleek bij. Hij begrijpt niet waarom sommigen, vooral de jongeren, nu moeten lachen.
‘Collega’s, iedereen reageert anders op nieuws rond het coronavirus. Sommigen worden bang, anderen denken dat ze sterk genoeg zijn om het aan te kunnen. Maar in de media kunnen we lezen en horen hoe het steeds dichterbij komt, dus is het eigenlijk maar normaal dat Jalal zich zorgen maakt. Het is beter om voorzichtig te zijn. Als je je ziek voelt, is de kans klein dat het corona is, maar het is niet onmogelijk. En veel van onze klanten zijn bejaarde mensen, de meest kwetsbare groep voor deze ziekte. Dus moeten we ook aan hen denken en als we ons ziek voelen, thuis blijven en de dokter verwittigen.’
Jalal zwaait met zijn arm, wil nog iets zeggen.
‘Qui mesjeu, maare… Dit is niet voor lachen. Ik denk dit is echte coronavirus uit China. Ik zondag naar Brussel gegaan met trein en daar Chinezen in station…’ Een bezorgde rimpel nestelt zich in zijn voorhoofd.
‘Je voelt je ziek Jalal, maar de kans is klein dat het corona is. En jij bent een jonge man, deze ziekte is vooral gevaarlijk voor oudere mensen. Wat ga je doen? Ga je naar huis om de dokter te bellen?’
‘Qui mesjeu.’
Hij vertrekt. Even later brengen Ali en ik een kast naar buiten.
- ‘Echt, altijd zo hé met Jalal. Hij denken altijd slechtste. Hij pijn in hoofd maar komt door hele tijd op YouTube naar filmpjes kijken over corona!’
- ‘Hij is bang Ali, en hij is niet alleen. Veel mensen zijn bang.’
- ‘Ik ben niet bang, Rino.’
De volgende dag, ’s morgens.
- ‘Dag Jalal, je bent al terug. Wat heeft de dokter gezegd?’
- ‘Dokter kijken met apparaatje en zegt geen corona.’
Opnieuw begint iedereen te lachen. Jalal kijkt verstoord. Hij zegt enkele dingen tegen Ali, die eerst nog lachend reageert, maar het klinkt steeds bitser.
- ‘Wat zegt Jalal, Ali?’
- ‘Hij zegt dat het niet om te lachen is. En dat als hij nu misschien geen corona heeft, maar dat hij het nog steeds kan krijgen. En jij zegt dat ziekte is vooral gevaarlijk voor oudere mensen, maar ook veel jonge mensen in China zijn dood.’
Het wordt stil.
Hij heeft natuurlijk gelijk als hij zegt dat hij het nog steeds kan krijgen. Erger nog, het zou zelfs kunnen dat hij besmet is, want het apparaatje van de dokter dient enkel om de lichaamstemperatuur te meten. Bij een echte test duurt het enkele dagen voor de dokter weet of je corona hebt. Maar elke dokter moet nu noodgedwongen methodes hanteren om mensen, die niet ziek, maar bang zijn, gerust te stellen.
Enkele dagen later is Ali ziek, de eerste keer in een half jaar tijd. Hij belt op, klinkt bedrukt. Dat hij niet zal komen en naar de dokter gaat.
- ‘Ga je nog laten weten hoelang je thuis moet blijven van de dokter, Ali?’
- ‘Oké Rino.’
Een dag later is ook hij weer terug.
- ‘Dokter heeft getest met apparaatje. Hij zegt dat ik geen corona heb.’
- ‘Ik dacht dat je niet bang was voor corona?’
- ‘Maar ik ben niet bang! Is jij die zegt dat het gevaarlijk is voor oude mensen! En ik wil niet dat jij door mij ziek wordt!’
Hoofdschuddend gaat hij aan het werk.
Ik mag me gelukkig prijzen. Als ik me al eens oud voel, ligt de reden voorlopig nog steeds buiten mezelf.