Turkse Bulgaren “zondebok” van EU-frustraties

Nieuws

Turkse Bulgaren “zondebok” van EU-frustraties

Claudia Ciobanu

17 maart 2008

Neem een bevolking die gefrustreerd is door armoede en corruptie. Voeg er wat xenofobe extreemrechtse retoriek aan toe en kruid met anti-islamitisch discours over de “oorlog tegen het terrorisme”. Het resultaat is een beproefd recept voor vreemdelingenhaat. De Turkse minderheid in Bulgarije kan ervan meespreken.

Op 11 maart moest de moskee van Dobrich in het noordoosten van Bulgarije voor onbepaalde tijd dicht na een bommelding. “De bom zal afgaan om Turken en zigeuners te doden”, zei een anonieme beller. Een maand eerder, op 16 februari, werd het kantoor van grootmoefti Mustafa Alish Hadzi, de hoogste religieuze gezagsdrager voor de Turkse Bulgaren, beklad met de slogan “Turken, sterf !” “We zijn bang”, reageerde de grootmoefti, “Er gaat geen maand voorbij zonder dat onze moskeeën of scholen worden besmeurd.”
Bijna tien procent van de 7,8 miljoen Bulgaren is van Turkse oorsprong. Ze wonen vooral in het noordoosten en het zuidoosten van het land. De eerste Turken arriveerden al in de veertiende eeuw, toen de expansie van het Ottomaanse Rijk in de Balkan begon.
Het communistische regime (1946-1989) voerde een strenge assimilatiepolitiek. Turken werden gedwongen een Slavische naam aan te nemen en sommigen werden gewoon teruggestuurd naar Turkije. Pas na de val van het communisme mochten de Turken weer in hun eigen taal naar school, hun eigen feestdagen vieren en deelnemen aan het politieke leven.

Paradijs van rust

In de jaren negentig was Bulgarije een paradijs van rust in een regio waar om etnische redenen bloedige oorlogen werden uitgevochten. Dat kwam onder meer omdat de Turken een eigen partij hadden, de Beweging voor Rechten en Vrijheden (DPS), die deelnam aan drie coalitieregeringen. De Bulgaarse grondwet erkent het bestaan van etnische minderheden niet en verbiedt ook etnische partijen, maar de liberale DPS wist zich toch op te werpen als de verdedigster van de Turkse belangen.
Tien jaar later lijken de Turken in Bulgarije het gelag te moeten betalen voor de sociaaleconomische malaise in het land en de gefrustreerde verwachtingen over de toetreding tot de Europese Unie en de Navo. “De ontgoocheling werd steeds groter,” zegt Marko Hajdinjak van het Internationale Centrum voor Minderhedenstudies in Sofia. “Er was een volstrekt onlogisch geloof dat het leven op magische wijze beter zou worden na de toetreding tot de Navo. Niets veranderde en na de toetreding tot de EU werd de frustratie nog groter. Als mensen op zoek gaan naar een zondebok, zijn minderheden het eerste slachtoffer.”
Politoloog Rossen Vassilev verwijst naar de economische moeilijkheden die “samenvallen met of voortkomen uit” het Europese lidmaatschap op 1 januari 2007. “Sinds dan swingen de voedselprijzen de pan uit, terwijl de salarissen en pensioenen gelijk bleven. Bulgarije hangt ergens achteraan het Europese peloton inzake welvaart.”
Een bijkomende reden is dat de Bulgaren de regeringspartij DPS associëren met corruptie. “De DPS zit in de regering”, zegt Rossen Vassilev, “en krijgt dus mee de schuld voor de manier waarop de machthebbers de ongelofelijke corruptie laten voortwoekeren.”
Wat ook niet helpt is dat de media de Bulgaren bombarderen met de boodschap dat de strijd tegen het terrorisme eigenlijk een strijd tegen de islam is. “Niet dat dit het gedrag van de Bulgaren kan uitleggen, het gebeurt nu eenmaal overal in Europa”, zegt Hajdinjak.
Uit onderzoek blijkt dat de anti-Turkse sentimenten het sterkst leven bij jongeren in grote steden als Sofia, waar relatief weinig Turken wonen. Net omdat zij niet dagelijks met de Turken samenwonen, zijn ze het kwetsbaarst voor de haatpropaganda van extremistische partijen.