'Het is niet omdat iets recycleerbaar is dat het ook gerecycleerd wordt'
‘Statiegeld is geen doel op zich. Het is een middel om de kringloop te sluiten’
Statiegeld of niet? Uiteindelijk draait het om minder verpakkingen en volledige verantwoordelijkheid van de producenten. ‘Statiegeld is geen doel op zich, maar het is wel een middel om de kringlopen te sluiten. Bovendien is het een perfecte vertaling van het principe: de vervuiler betaalt.’
Tom Page (CC BY 2.0)
Toen zijn zoon geboren werd, raapte Dirk Groot zijn eerste drankblik uit de goot. Het was een overwinning op zijn eigen weerzin – welke mensen rapen er nu afval van de straat? – uit ergernis over het vele vuil om hem heen – welke mensen gooien hun afval op straat? Nu hij vaker met zijn pasgeboren kind door de straten van Purmerend wandelde, de stad waar hij woont, viel het hem op. Hoe vuil die straten waren, hoeveel afval er in de bermen rondslingerde, hoe dat afval zichzelf leek te reproduceren want na iedere schoonmaakactie van de stad duurde het geen dag of alles lag weer vol.
Dat ene blik gaf het leven van Groot een nieuwe wending. Zijn zoon groeide uit de dagelijkse wandelingen in de kinderwagen, maar Groot kocht zich een grijptang en bleef rapen. Iedere dag opnieuw. En iedere dag opnieuw vond hij dezelfde voorwerpen. Drankblikjes, plastic flessen, chipszakken, snoepwikkels, haarelastieken, benen van zonnebrillen. Was het typisch voor Purmerend? Was het een Nederlandse ziekte, die overdosis zwerfvuil of was er sprake van een wereldwijd, ongecontroleerd afvalprobleem? Om dat te weten, moest hij niet enkel rapen, maar ook meten.
Groot installeerde de app Litterati op zijn smartphone, gaf zichzelf de twitternaam Zwerfinator en werd een van de meer dan een miljoen geregistreerde afvalspotters die het onaangename aan het nuttige koppelen. Ze fotograferen wat ze rapen, registreren wat ze rapen, gooien in de vuilnisbak wat een ander op de grond smeet en werken zo elk in hun hoek van de wereld aan een mondiale gegevensbank van zwerfafval. Groot: ‘Wij willen bewijzen hoeveel er ligt en wat er allemaal ligt.’
Van al het zwerfvuil op land, is blik het wijdst verspreid, gevolgd door sigarettenpeuken en papiertjes, met op de vierde plaats de plastic drankfles.
En er ligt veel, heel veel. Zo veel is ondertussen wel duidelijk. Geen plek op de wereld is vrij van zwerfvuil en van al het zwerfvuil op land, is blik het wijdst verspreid, gevolgd door sigarettenpeuken en papiertjes, met op de vierde plaats de plastic drankfles. Het klassement is niet wetenschappelijk afgetoetst. Het is gedestilleerd uit de miljoenen stukken afval die dit leger van vrijwillige straat-, plein- en strandjutters heeft geïnventariseerd.
Maar de statistieken sluiten opvallend nauw aan bij de persoonlijke lijst van Groot. Twintigduizend drankverpakkingen raapte hij al bij elkaar. Afgemeten aan zijn totale databank van zwerfvuil is dat veertig procent van wat hij tot nu vond. ‘Op een keer heb ik het uitgerekend’, vertelt Groot. ‘Iedere 36 meter ligt er wel een blik of een fles.’
Een trieste verspilling van bruikbare grondstoffen
Het is opvallend hoe constant die verhouding is. Ook in Vlaanderen wordt het aandeel blik en PET-flessen in het zwerfvuil op veertig procent geschat. Geschat, want exacte cijfers zijn er niet en dat maakt het debat er niet eenvoudiger op. Voor Groot is het meetresultaat van jaren afval rapen een belangrijke reden om voor statiegeld te pleiten. Veertig procent van wat in de bermen belandt, kan perfect gerecycleerd worden. Het is een trieste verspilling van bruikbare grondstoffen.
‘Natuurlijk is het geen oplossing voor al het zwerfvuil. Niemand beweert dat. Maar zeggen: we willen enkel een oplossing voor al het zwerfafval, snijdt geen hout. Dat is even onzinnig als zeggen: we zijn tegen criminaliteit, maar we doen er pas iets aan als we iets vinden om alle criminaliteit te voorkomen. Wie stemt er tegen een maatregel die veertig procent van de inbraken verhindert? Juist, ja, dan is iedereen ineens mee. Behalve als het over statiegeld gaat. Dan komen de verpakkingsproducenten altijd met hetzelfde riedeltje: meer sensibilisering, meer sorteren om te recycleren. Wel, ik kan je een ding vertellen: dat zal nooit voldoende zijn. Het is een recept dat we al meer dan dertig jaar toepassen. Mocht het doeltreffend zijn, dan liep ik toch niet elke dag afval te prikken?’
Het voordeel van statiegeld is volgens Groot de eenvoud: je bezit niet langer de blikken en plastic flessen die je koopt, je hebt ze in bruikleen. Je gooit ze niet weg, maar brengt ze terug en dan krijg je het pand dat je betaalde ook weer terug.
‘Ik geef minstens drie keer per week les op scholen over zwerfvuil. Als ik de leerlingen mijn virtuele afvalverzameling laat zien, dan zijn er twee zaken die ze niet begrijpen. Waarom we voorwerpen produceren die we maar een keer gebruiken en waarom we zo treuzelen om statiegeld op blik en PET-flessen in te voeren. In hun ogen is het de logica zelve.’
Een wilde reuzenotter speelt met een plastic fles (Pantanal, zuid-Amerika)
Paul Williams (CC BY-NC 2.0)
***
‘De enige verstandige, logische en blijvende oplossing voor het probleem van de flessen is statiegeld’, meldde de Southern Carbonator and Bottler in 1905.
Ooit dacht men er in de vakbladen van de frisdrankindustrie net zo over. ‘De enige verstandige, logische en blijvende oplossing voor het probleem van de flessen is statiegeld’, meldde de Southern Carbonator and Bottler in 1905. Het is een citaat uit het boek Citizen Coke, the making of Coca Cola capitalism waarin de Amerikaanse historicus Bart Elmore beschrijft hoe Coca Cola de wereld veroverde, niet alleen door een suikerrijk medicijn als hippe drank te promoten maar ook door stelselmatig zo veel mogelijk kosten te externaliseren — lees: op de samenleving af te schuiven.
Een van die kosten was die van de verpakking. Zo lang er maar een soort verpakking was – glas – had het bedrijf geen andere optie dan hergebruik. Onderzoek heeft uitgewezen dat toen Coca-Cola enkel in glazen flessen verkrijgbaar was, 98 procent van die flessen netjes terug bij de bottelaar belandde om opnieuw te worden gevuld. Ter vergelijking: in landen als Duitsland en Noorwegen is de recuperatiegraad dezelfde. Het zijn landen met statiegeld op PET en blik.
‘Door de consument gewenst gebruiksgemak’
Begin jaren ’50 werd voor het eerst geëxperimenteerd met het drankblik en de frisdrankproducent zag een kans om de winstmarge op verpakking op te rekken en de kost ervan door te rekenen aan de eindgebruiker en de belastingbetaler. Coca-Cola veranderde van een bedrijf dat de eigen rotzooi opruimde in een bedrijf dat zijn afval over het muurtje smeet. Natuurlijk bracht men dat niet zo aan de man. Men vermomde het als ‘door de consument gewenst gebruiksgemak’, het blik werd net als auto en sigaret een symbool voor vrijheid en ongebondenheid. Mogelijke afvalproblemen wimpelde men weg door te wuiven met de belofte van recyclage. Na het blik, kwam de plastic fles. Met het stijgend gebruik van wegwerpverpakking nam het zwerfvuil toe en met het zwerfvuil de ergernis over dat zwerfvuil. Er moest iets gebeuren.
In 1970 lag er in het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden een wetsvoorstel klaar om de wegwerpverpakkingen voor frisdrank te verbieden. Tegelijkertijd maakten verschillende Amerikaanse staten zich op om statiegeld in te voeren. De lobbymachine die zich toen ontvouwde, is een echo van het debat dat zich tegenwoordig over statiegeld ontspint.
Coca-Cola drukte beleidsmakers nogmaals op het hart dat de flessen recycleerbaar waren — of dat ze dat in de nabije toekomst zouden zijn — en dat het gerust geld wilde betalen voor borden langs de kant van de weg met slogans op als Keep America Beautiful. Zwerfafval, onderstreepte de frisdrankproducent keer op keer, was een kwestie van mentaliteit, niet van verpakking. Opvoeding zou ervoor zorgen dat men het blikje dat men langs de kant van de weg dronk – vrijheid, blijheid – in de vuilnisbak gooide.
Wat Coca Cola onvermeld liet, was dat al die niet gesorteerde blikjes en flesjes verloren waren voor recyclage. Het is niet omdat iets recycleerbaar is dat het gerecycleerd wordt.
Wat Coca-Cola onvermeld liet, was dat al die niet gesorteerde blikjes en flesjes verloren waren voor recyclage. Het is niet omdat iets recycleerbaar is dat het gerecycleerd wordt. Daarvoor heb je minimaal een systeem van aparte inzameling nodig. Dat was in de jaren zeventig zo, dat is nog steeds zo. Toch vielen de Verenigde Staten voor de toekomstdroom van propere straten door sensibilisering en de mogelijkheid van minder afval door meer recyclage.
De strategie van Coca-Cola werd de strategie van de verpakkingsindustrie. Met dat verschil dat de hoeveelheid geproduceerde verpakking – van flessen over folies tot schaaltjes voor charcuterie – jaar na jaar toenam. Niet alleen in samenstelling, uitzicht en variatie, maar ook in aantal. Per minuut worden er een miljoen plastic flessen gespoten en geblazen. Meer dan negentig procent van die flessen wordt gemaakt met nieuwe grondstoffen. Ook in Vlaanderen, de regio die zich graag op de borst klopt als ongekroonde sorteerkampioen, veranderen ingezamelde PET-flessen amper in nieuwe flessen.
‘Een fles die een fleecetrui wordt die bij iedere wasbeurt microvezels verliest die in de plastic soep belanden. Is dat recyclage?’, merkt Christof Delatter op. Hij is coördinator afvalbeleid bij de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten en ook coördinator van Interafval, de spreekbuis van een groot deel van de afvalintercommunales in Vlaanderen.
public domain (CC0)
Circulaire nonsens
‘Officieel is dat allemaal recyclage. Maar laten we een kat een kat noemen: het is circulaire nonsens. Het wordt tijd dat wie een verpakking op de markt brengt, daar verantwoordelijk voor is. Het betekent dat men de volledige kost draagt van de effecten die ze veroorzaken. Dan zal men er wel voor zorgen dat wat men ontwikkelt, thuishoort in een circulaire economie. Vlarema, het uitvoeringsbesluit van het Materialendecreet, heeft het over ‘uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.’ Wanneer maken we dat eindelijk eens concreet en scherpen we alle doelstellingen aan, ook die van de échte recyclage? Zo lang je producenten niet verplicht om nieuwe flessen te maken van oude, zullen ze het niet doen.’
***
kunstinstallatie van Mona Seifr uit 2011. Het “Recycling Labyrinth bestond uit 8000 plastic flessen, evenveel als er elke seconde op een stortplaats terechtkomen.
U.S Mission Photo / Eric Bridiers (CC BY-ND 2.0)
Op 5 maart 2018 legde SP.A-gemeenteraadslid Toon Wassenberg de schriftelijke vraag voor aan het Antwerpse stadsbestuur. ‘Hoeveel wordt er bottle to bottle gerecycleerd?’ Het antwoord werd afgeleid uit de beschikbare recyclagecijfers voor de stad.
‘5 procent.’
Het is de maximale aanname, want ook over de beschikbare recyclagecijfers bestaat heel wat onduidelijkheid.
Puur statistisch doet Fost Plus, de overkoepelende vzw die de verpakkingsindustrie oprichtte om zijn wettelijk verplichte rol na te komen in de afvalverwerking, wat het moet. Met gemak halen de gezamenlijke leden het opgelegde recyclagedoel van 85 procent en het aandeel nuttige toepassing van 90 procent. ‘Als je de cijfers uitpluist, ontdek je dat dat lukt dankzij drie fracties: glas, papier en metaal. De eerste twee werden al opgehaald voor het ontstaan van Fost Plus, dus daar hebben ze weinig verdienste aan, en de honderd procent inzamelgraad van metaal verbergt een belangrijke vertekening’, vertelt Delatter.
Metaalresten van het frame van een oude stoel die werd verbrand als grof vuil, verandert in de tabellen van Fost Plus in opgehaalde drankverpakking. Metaal is metaal, onafhankelijk waar het vandaan komt.
Die vertekening is perfect legaal en het gevolg van een technische voetnoot bij de Europese regelgeving: metaalresten in het schroot van verbrandingsinstallaties tellen mee in de sorteercijfers. Concreet: metaalresten van het frame van een oude stoel die werd verbrand als grof vuil, veranderen in de tabellen van Fost Plus in opgehaalde drankverpakking. Metaal is metaal, onafhankelijk waar het vandaan komt. Maar metalen stoelpoten wegen natuurlijk zwaarder door dan een blik en zo negeren de cijfers al het blik dat in spoorwegbermen en langs wegen ligt. Officieel zamelen we meer in dan er geproduceerd wordt. Op basis van die cijfers kloppen we ons graag op de borst en zijn we ervan overtuigd dat we een recyclagekampioen zijn. Maar is dat terecht?
‘Sorteren is niet recycleren’, stelt Delatter. ‘We weten wat we inzamelen en sorteren, niet wat en hoeveel we recycleren. Alle fracties worden gewogen aan de ingang van het recyclagebedrijf. Bij glas komt dat gewicht redelijk goed overeen met wat er na recyclage overblijft. Voor plastics is dat helemaal niet het geval. Zeker voor gemengde plastics. Die zijn verzwaard door de etensresten die er nog aan kleven of door het vocht dat er aanhangt. Het gewicht van de opgehaalde fractie kan onmogelijk gelijk zijn aan dat van de gerecycleerde.’
Delatter legt zijn wijsvinger op het cijfer in de rij van het plastic. 39,3 procent staat er. Het is de recyclagegraad. Officieel doet Fost Plus hier beter dan gevraagd. Wettelijk is 30 procent verplicht. ‘Niet alleen is die wettelijke norm veel te laag, ik geloof niets van die 39,3 procent. We overschatten systematisch recyclage.’
Het is een van de redenen waarom Interafval onder de naam Recover een denktank oprichtte over het afvalbeleid van de toekomst. Die denktank kwam er onder meer uit onvrede over de berg plastic verpakkingsafval. ‘We nemen Fost Plus niets kwalijk. Ze houden zich perfect aan de wet, maar voor hoe ze dat doen, bestaat wel een woord.’ Delatter zwijgt even.
‘Binnen het wettelijke kader hebben ze altijd voor de weg van de minste weerstand gekozen.’
‘Cherry picking. Ze focussen zich op de stromen die geld opbrengen: PET en blik. Voor een ton PET krijg je op de recyclagemarkt zo’n drie- tot vierhonderd euro. Voor het gemengde plastic, de hoop yoghurpotjes, botervlootjes en vleesschaaltjes moet je betalen om het te laten verwerken. Binnen het wettelijke kader hebben ze altijd voor de weg van de minste weerstand gekozen. Toen er tijdens de regeringsvorming in 2014 sprake was van de invoering van statiegeld , hebben ze snel met de minister een contract getekend waarbij ze 9,6 miljoen vrij maken voor het opruimen van zwerfvuil. Dat zijn de Mooimakers. Die Mooimakers zijn nobel en noodzakelijk, maar niet voldoende. Hetzelfde geldt voor de blauwe zak. Nu doet men alsof dat het perfecte systeem is. Maar waarom zit er in het restafval dan nog zo’n twintig procent aan recycleerbare verpakkingen? Vooral PET-flessen?’
‘Wat is een schone omgeving ons waard?’
Grote intercommunales als Limburg.net en het West-Vlaamse Imog zijn lid van de denktank, maar ook de stad Antwerpen. Het doel zit vervat in de naam. Re staat voor recyclage, Co voor meer comfort voor de burger en Ver voor betere inzameling van verpakkingsafval en minder verpakking op straat.
In eerste instantie heeft Recover een hele rist studies besteld. Een daarvan moet de recyclagecijfers van Fost Plus van naaldje tot draadje doorlichten, een andere wil de totale, maatschappelijke kost van zwerfvuil berekenen en nog een andere spitst zich toe op de rol van statiegeld. De resultaten van de studies worden tegen de zomer verwacht. Net op tijd voor de gemeenteraadsverkiezingen.
Maar is dat allemaal al niet onderzocht? Zijn de conclusies al niet bekend?
In zijn impactanalyse van statiegeld berekende Ovam bijvoorbeeld dat statiegeld een aantal voordelen heeft – het vermindert zwerfvuil, het betekent een besparing voor de gemeenten en de recyclagegraad stijgt – maar het zou drie maal zo duur zijn dan de huidige inzameling van PMD en het is onduidelijk wat het effect is op het aankoopgedrag van mensen als dit enkel in Vlaanderen wordt ingevoerd.
Delatter glimlacht als ik de studie van Ovam vermeld. ‘Onze bedenkingen zijn bij Ovam bekend. Deze studie heeft de positieve effecten van statiegeld zeker niet overschat. Met een aantal zaken heeft men manifest geen rekening gehouden. Omdat ze moeilijk te berekenen zijn. Zoals de milieukost van rondslingerend blik en PET of het negatieve effect op huisprijzen van zwerfafval. Andere zaken heeft men dan weer aangedikt. Zo is de kost van statiegeld erop berekend dat men overal terugnamemachines installeert. Dat is niet nodig. Dat hoeft bijvoorbeeld niet in de kleinere supermarkten. Dat kan perfect in sportclubs, aan het gemeentehuis, enzovoort.’
‘Los van de studie die wij nu laten uitvoeren, ga ik ervan uit dat statiegeld duurder is. Maar je krijgt er veel voor terug. Wat is een schonere omgeving ons waard? Dat is een. Ten tweede: als we het menen met die circulaire economie, dan heb je zuivere afvalstromen nodig, zeker in de voedingssector waar de hygiënenormen zeer strikt zijn. Statiegeld zorgt daarvoor. Kijk, statiegeld is voor mij geen doel op zich, maar het is wel een middel om de kringlopen te sluiten. Bovendien is het een perfecte vertaling van het principe: de vervuiler betaalt.’
***
En zo zijn we terug bij 1905. Wie wil dat flessen gerecycleerd worden tot flessen moet ervoor zorgen dat ze apart ingezameld worden voor ze op een hoop belanden. Dit kan door waarde te geven aan wat nu waardeloos lijkt: de verpakking. Maar de economische realiteit is weerbarstiger dan deze eenvoudige logica: het is goedkoper een nieuwe fles te persen dan een oude te recupereren.
‘Grondstoffen zijn veel te goedkoop’
‘Grondstoffen zijn veel te goedkoop’, zegt Karel Van Acker, ingenieur en professor aan de eenheid duurzaam materialenbeheer van de KULeuven. In zijn bureau in het Arenbergpark wijst hij naar de zoldering en naar de lampen die er hangen te zoemen. ‘We hebben een procédé ontwikkelt om de zeldzame aardmetalen uit tl-lampen te extraheren, maar het is nog altijd goedkoper om er nieuwe in China te ontginnen — met alle vervuiling die erbij hoort — dan om een recyclageproces te betalen. Het is aan de overheid om iets op te leggen als “recycled content”: producenten verplichten om voor vijftig om meer procent gerecycleerde materialen te gebruiken. Dát kan iets veranderen.’
‘Hoeveel en welke verpakking willen we?’
‘Off the record hoor je dat verpakkingsproducenten ook voor dat systeem te vinden zijn’, gaat zijn collega Luc Alaerts verder. ‘In brainstorms stellen ze zelf voor om van verpakking een dienst te maken, zodat de verpakking netjes terugkeert bij de producent. Dat is interessant. Dan heeft de producent de zuivere stromen die nodig zijn voor hergebruik of een hoogwaardige recyclage en dan weet hij perfect waar het product vandaan komt – hij ontwikkelde het zelf. Dat is wat je hoort. Maar altijd wordt erbij gezegd: dat is totaal niet haalbaar. Omdat het niet opbrengt.’
Voor PET en blik kan statiegeld een verschil maken. De vraag blijft: wat met al de andere plastic?
Of statiegeld deze patstelling kan doorbreken? ‘Voor PET en blik kan het een verschil maken. De inzamelgraad zou verhogen’, meent Alaerts. ‘De vraag blijft: wat met al die andere plastic? Wat met flacons van shampoos, van wasmiddel? Moeten we niet iedere verpakking selectief inzamelen om ze hoogwaardig te hergebruiken? En kom je dan uiteindelijk niet bij de vraag: hoeveel en welke verpakking willen wij? Aanvaarden we bijvoorbeeld nog dat er verpakking op de markt komt die zo samengesteld is dat ze niet te recycleren is?’
Van Acker knikt. ‘Eigenlijk zou men overal en altijd producten moeten ontwikkelen vanuit het perspectief van hergebruik. Als de keten werkelijk circulair is, heeft een producent er alle belang bij dat er zo veel mogelijk bij hem terugkomt en dat dat van goede kwaliteit is. Daar moet je op het moment van de ontwikkeling van je verpakking mee bezig zijn. Je moet weten wat die verpakking waard is als ze geen verpakking meer is.’
Paul Williams
public domain (CC0)
Het is een vraag die steeds nauwer aansluit bij de roep om statiegeld. In Groot-Brittannië werd vorige week niet alleen besloten om statiegeld in te voeren voor blik en PET, er vond ook de eerste Plastic Attack plaats. In een supermarkt in de buurt van Bath haalden klanten na het betalen van hun aankopen elk van die aankopen netjes uit hun plastic verpakking en lieten die achter in de winkel.
‘Het is de uitvoering van wat wettelijk moet en wat niemand doet: producenten hebben terugnameplicht’, is de redenering achter de actie. Deze vorm van praktisch en concreet protest lijkt zich als een lopend vuurtje te verspreiden. Op 7 april staat een eerste Plastic Attack in de AD Delhaize aan de Anspachlaan in Brussel gepland, op 22 april vinden er een hele rist in Nederland plaats en op 2 juni volgen er in Genk, Hasselt, Brugge en Gent.
Het toont aan wat ook Groot als inventarisator van zwerfvuil bewijst: de samenleving wil de kostprijs van het maximaliseren van winst en externaliseren van de kost niet langer betalen. Zwerfvuilrapers in Nederland zijn daarom hun eigen actie gestart. Ieder uur dat ze tassen vol troep bij elkaar vegen, sturen ze een fictieve factuur van tien euro naar de bevoegde staatssecretaris Stien van Veldhoven. Deze ‘Tientje van Stientje’ moeten haar overtuigen statiegeld op blik en PET in te voeren en producenten verantwoordelijk te maken voor ieder stuk verpakking dat ze op de markt brengen.
Delatter: ‘Je hebt de aanvaardingsplicht voor elektrische apparaten. Producenten zijn verantwoordelijk voor alle elektrische apparaten die worden binnen gebracht. Bij verpakking is dat nooit zo geweest. Dat moet veranderen. Statiegeld zou daarvoor een instrument kunnen zijn. Omdat het wat nu afval heet waarde geeft.’