Turkije op de rand van nieuwe burgeroorlog

Analyse

Turkije op de rand van nieuwe burgeroorlog

Turkije op de rand van nieuwe burgeroorlog
Turkije op de rand van nieuwe burgeroorlog

Joris Leverink

29 januari 2016

In het zuidoosten van Turkije –de Koerdische regio– vinden steeds meer gewelddadige operaties van het Turkse leger plaats. Joris Leverink, voor MO* ter plaatse, bericht van op partijcongressen en in schuilkelders over de burgeroorlog die nu al slachtoffers maakt, ook al erkent de wereld de toestand nog niet.

Ze zitten al dagen vast in de kelder van een appartementengebouw in Cizre. Kinderen, bejaarden, mannen en vrouwen; vijfentwintig personen in totaal. Enkelen van hen, onder wie de vijftienjarige Sultan en de dertienjarige Veli, zijn zwaargewond en staan volgens de laatste berichten op het punt aan hun verwondingen te bezwijken.

Zes personen zijn al gestorven. De overlevenden zitten samen met de stoffelijke overschotten van hun overleden kameraden en familieleden opgesloten, zonder eten en water, medische zorg of zelfs maar frisse lucht.

De groep kwam in de kelder vast te zitten toen het Turkse leger zaterdag het gebouw bombardeerde. Sindsdien heeft het voortdurend onder vuur gelegen. De bovenste verdiepingen zijn ingestort. De gouverneur van de provincie heeft de groep vooralsnog geen toestemming gegeven het gebouw te ontvluchten.

Mehmet Tunç, co-voorzitter van de lokale volksraad in Cizre, zit ook vast in de kelder. Zijn beschrijving van de toestand is zeer verontrustend: ‘De ramen van de kelder zijn geblokkeerd door het puin. Daardoor hebben we moeite met ademhalen. Er is geen water en medicatie om de gewonden te helpen. We hebben in het gebouw wat water kunnen vinden, uit de boilers, maar dit was vervuild en heeft de gewonden alleen maar ziek gemaakt.’

Van uitgaansverbod tot militair beleg

Afgelopen zondag, op het partijcongress van de linkse HDP –een partij met haar wortels in de Koerdische beweging– in de Turkse hoofdstad Ankara, verwees de co-voorzitter van de partij Selahattin Demirtaş naar het incident in Cizre.

‘De overheid claimt dat er geen burgerdoden vallen [in het zuidoosten, jl]. Maar gisteravond … stierven nog twee mensen aan de gevolgen van bloedverlies omdat de ambulance hen niet kon bereiken nadat hun huis beschoten was.’

De toestand in Cizre, een stad met zo’n 120 duizend inwoners in het overwegend Koerdische zuidoosten van Turkije, is kritiek. Al meer dan zes weken is er een uitgaansverbod, wat in de praktijk neerkomt op een militair beleg. Iedereen die zich op straat waagt het risico loopt door het leger of speciale eenheden van de politie neergeschoten te worden.

Enkele dagen geleden kwam een schokkende video naar buiten die toonde hoe een groep burgers met witte vlaggen zwaaiend probeerde enkele gewonden in veiligheid te brengen. Ook zij werden onder vuur genomen, met negen gewonden en twee doden tot gevolg.

Refik Tekin, de cameraman van de Koerdische televisiezender IMC TV die de aanval vastlegde, kreeg een kogel in zijn been en belandde in het ziekenhuis. Er hangt hem nu een aanklacht voor “lidmaatschap van een terroristische organisatie” boven het hoofd, en hij zal gearresteerd worden zodra hij uit het ziekenhuis ontslagen wordt.

De onrust in het zuidoosten van Turkije is een voortzetting van het decennia-oude conflict tussen de Turkse staat en de PKK, de gewapende politieke organisatie die nog altijd brede steun onder de lokale bevolking geniet, maar door Turkije en de EU als een terroristische organisatie bestempeld wordt.

Het heeft er alle schijn van dat wat in het zuidoosten van Turkije gebeurt, niets minder is dan een ontluikende burgeroorlog.

Deze zomer kwam er een eind aan de precaire wapenstilstand die iets meer dan twee jaar de vrede in de regio gewaarborgd had. Sindsdien zijn er zowel bij het leger als de PKK honderden doden gevallen. Plus bijna tweehonderd burgerdoden, volgens cijfers van de TIHV, de Turkse mensenrechtenorganisatie.

Waar de Turkse overheid het conflict presenteert als onderdeel van de internationale Oorlog tegen Terreur, heeft het er alle schijn van dat wat in het zuidoosten van Turkije gebeurt, niets minder is dan een ontluikende burgeroorlog.

Sinds het einde van de wapenstilstand tussen de Turkse staat en de PKK zijn er 56 uitgaansverboden afgekondigd in twintig verschillende steden. Afgelopen week waarschuwde Amnesty International dat de levens van 200.000 mensen in gevaar zijn, en dat de acties van de Turkse overheid een vorm van collectieve bestraffing zijn.

Centralisering en lokalisering

Op het partijcongres in Ankara bestond er voor de leden van de HDP weinig twijfel over wie de verantwoordelijkheid draagt voor het geweld. ‘In Turkije is er een destructief politiek regime aan de macht’, stelde Fiken Yuksedağ, de vrouwelijke co-voorzitter van de partij, verwijzend naar de regerende Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling (AKP). ‘De AKP volhardt in het negeren van de eisen van de Koerdische bevolking. Alle energie wordt verspild aan de promotie van het presidentiële model.’

Met deze uitspraak lijkt Yuksedağ direct tot de kern van het probleem door te dringen. De regerende AKP heeft na veertien jaar van bijna onafgebroken alleenheerschappij nu haar zinnen heeft gezet op de invoering van een zogenaamd presidentieel systeem. In dit plan zal de uitvoerende macht geconcentreerd worden in de functie van de president –niet geheel toevallig is dat op dit moment de grondlegger van de partij, Recep Tayyip Erdoğan. De Koerden daarentegen zetten zich juist in voor een decentralisatie van het regeringssysteem, met meer autonomie voor lokale overheden.

De botsing tussen deze twee modellen –een extreme centralisering van de macht aan de ene kant, en daartegenover een decentralisatie van de macht met een belangrijke rol voor lokale overheden en wijk-, en stadsraden– kan gezien worden als de strijd voor de toekomst van Turkije.

De Koerden presenteren hun politieke project (“democratische autonomie” of “democratisch confederalisme”) als dé oplossing voor de huidige crisis. In dit nieuwe systeem zullen zaken als onderwijs, gezondheidszorg, natuurbehoud, wegbeheer, energievoorziening en rechtspraak allemaal op lokaal niveau bepaald worden, terwijl diplomatieke betrekkingen, defensie en internationale handel centraal vanuit de hoofdstad gereguleerd kunnen worden.

Mahmut Bozarslan (CC0)

Mahmut Bozarslan (CC0)​

Feitelijk is de Koerdische eis voor regionale autonomie –gesteund door zowel de HDP als de PKK– een afgezwakte versie van de strijd voor een onafhankelijke staat, waarvoor de PKK in het begin van de jaren tachtig de wapens opnam. De centrale macht in Ankara weigert echter deze belangrijke nuance te erkennen en beschouwt iedereen die zich uitspreekt voor regionale autonomie als een separatist, wat in het Turkse politieke discours synoniem is voor terrorist.

Dit werpt een licht op het agressieve optreden van de Turkse overheid in die steden waar men zich inzet voor autonomie en waar overwegend HDP wordt gestemd.

Filiz Ölmez, een mensenrechtenadvocate uit Cizre, verklaart het als volgt: ‘Iedere stem voor de HDP wordt gezien als steun voor terrorisme. Dat is waarom alles wat zij [het leger, jl] de mensen in Cizre aandoen is toegestaan. Het doden van mensen hier in de stad is voor hen hetzelfde als het doden van terroristen in de bergen. Zelfs als ze een kind vermoorden, wordt dit goedgepraat omdat in hun ogen dit kind vroeg of laat ook een terrorist zal worden.’

Spelen met stenen, gooien met stenen

Waar de strijd tussen de Turkse staat en de PKK, die haar hoogtepunt kende in de jaren negentig vooral in de bergen en dorpen uitgevochten werd, heeft het conflict zich nu naar de stedelijke centra verplaatst. In de jaren negentig werden honderdduizenden, zo niet miljoenen Koerden ontheemd en gedwongen vanuit het platteland naar de steden te verhuizen.

‘De barricades en de greppels zijn het gevolg van een buitengewone situatie.’

Opvallend genoeg speelt de PKK slechts een marginale rol in deze laatste geweldsexplosie in Koerdische steden als Cizre, Silopi, Sirnak, Nusaybin en Diyarbakir. Het zijn niet de in de jarenlange strijd geharde guerillastrijders die de barricades opwerpen en de greppels graven om het leger toegang tot de woonwijken te beletten, maar lokale jeugdgroeperingen. Deze bestaan voornamelijk uit militante jongeren die zich weliswaar nauw verbonden voelen met de PKK, maar niet direct onder bevel van de beweging staan.

‘De barricades en de greppels maken geen onderdeel uit van het zelfbestemmingsplan,’ benadrukte HDP co-leider Demirtaş in zijn toespraak op zondag. ‘Deze zijn het gevolg van een buitengewone situatie.’

Kadri Akkum, een 61-jarige bewoner van Sur, de wijk in Diyarbakir waar nog altijd hevige gevechten tussen de jeugd en de autoriteiten plaatsvinden, legt uit waar de barricades toe dienen. ‘De jeugd heeft de greppels gegraven om zichzelf te beschermen. Of we onszelf beschermen of niet, de politie valt ons toch wel aan.’

Volgens Akkum is het logisch dat de jeugd zo’n diep wantrouwen koestert tegenover de staat. ‘Ze zijn opgegroeid in de oorlog en met het geweld van de staat. Zo gaan ze zich gedragen. Eerst spelen ze met stenen, daarna gooien ze met stenen.’ De stenen werden molotovcocktails, en die werden op hun beurt weer ingeruild voor kalashnikovs.

Voor veel Koerden kwam de definitieve breuk met de AKP nadat de partij geweigerd had de Koerden in Kobane over de grens in Syrië te hulp te schieten in hun strijd tegen ISIS. In de beginjaren van de partij kon de AKP nog op de steun van veel Koerden rekenen, omdat ze een vreedzame oplossing voor het decennia-oude conflict beloofde.

De mogelijkheid tot een politieke oplossing lijkt steeds verder weg.

De starre houding van de regering ten opzichte van de Koerden in Syrië maakte echter aan hun etnische broeders en zusters in Turkije duidelijk dat in de ogen van de regering de Koerden nog altijd als vijand beschouwd werden.

De mogelijkheid tot een politieke oplossing lijkt steeds verder weg. In een recent opiniestuk voor de New York Times reflecteert Abdullah Demirbaş, burgermeester van Diyarbakir tussen 2004 en 2014, op de nieuwe generatie Koerden die opgroeit in een klimaat van geweld, armoede en gedwongen migratie.

‘Hoe zal een nog meer verbolgen generatie van Koerden en Turken overeenstemming bereiken?’ vraagt hij zich retorisch af. ‘De waarheid is dat mijn generatie mogelijk de laatste is om een vreedzame oplossing middels dialoog te bereiken’, is zijn weinig hoopgevende constatering.

Terug naar de onderhandelingstafel

Toch is nog niet alle hoop vervlogen. Op het partijcongres in Ankara tonen de aanwezigen zich vastberaden en strijdlustig – niet om de wapens op te pakken, maar om tegen beter weten in te blijven knokken voor een vreedzame, democratische oplossing voor het conflict. ‘Het versterken van de democratie is de enige manier om Turkije voor een ramp te behoeden,’ zo houdt Demirtaş zijn publiek voor.

‘Als het ons niet lukt een oplossing te vinden om het geweld te beëindigen, dan betekent dat het einde van de politiek in Turkije,’ stelt de charismatische co-leider. ‘Als de politiek een rol kan spelen, zijn wapens overbodig. Als de politiek daarentegen achterwege blijft, dan zijn het de wapens die zullen spreken.’

In de meer dan dertig jaar dat het gewapende conflict tussen de Koerden en de Turkse staat zich voorsleept, heeft geen van de partijen ooit de overhand weten te bemachtigen. Ondanks opmerkingen van president Erdoğan dat de militaire operaties door zullen gaan tot alle steden gezuiverd zijn van terroristen, is het noodzakelijk voor de regering om te erkennen dat de oplossing voor dit conflict niet uit de loop van een geweer maar uit de mond van de onderhandelaars voort dient te komen.