Verdrinken Pakistaanse taliban in eigen bloedbad?

Analyse

Brutaal geweld in Peshawar

Verdrinken Pakistaanse taliban in eigen bloedbad?

Verdrinken Pakistaanse taliban in eigen bloedbad?
Verdrinken Pakistaanse taliban in eigen bloedbad?

De slachtpartij in Peshawar is een teken van militaire zwakte van de Pakistaanse taliban. Toch is het te vroeg om over een definitieve nederlaag, laat staan het verdwijnen van de gewapende islamisten uit de Pakistaanse berggebieden te spreken. Vijf overwegingen bij het onuitspreekbare geweld.

146 doden - waarvan 132 kinderen - en 113 gewonden. Dat is de balans van een dag van brutaal geweld in de Noordwest-Pakistaanse stad Peshawar. Het feit dat de zeven talibanstrijders bewust zo veel mogelijk kinderen doodden, maakt hun actie onvoorstelbaar en onvergeeflijk.

Update 31 januari 2023: opnieuw een verwoestende aanslag in Peshawar

96 doden. Dat is, een dag na een aanslag op een moskee in extra bewaakt gebied van de Noord-Pakistaanse stad Peshawar, de voorlopige tol. Het is niet voor het eerst dat Peshawar zo zwaar getroffen wordt en het is ook niet de eerste keer dat de Pakistaanse Taliban verdacht worden van moordende terreur.

De Tehrik-e-Taleban Pakistan (de Pakistaanse Taliban) kenden rond 2009 een hoogtepunt, waarbij ze stukken grondgebied controleerden, openlijk wapens stockeerden in moskeeën in de hoofdstad en zelfs konden dreigen om Islamabad aan te vallen. Het leger zette daarop een militaire operatie in en brak de opmars van de beweging. Maar de TTP verdwenen nooit en kreeg opnieuw de wind in de zeilen toen de Afghaanse geestesgenoten de macht overnamen in Kaboel. Bovendien werd ook IS steeds actiever in de regio (Islamic State - Khorasan Province of ISKP).

De voorbije jaren ontstond er in de provincie waarvan Peshawar de hoofdstad is een beweging die kritiek uitte op de blijvende banden tussen TTP en militaire inlichtingendiensten, terwijl de partij van voormalig premier Imran Khan inzette op onderhandelingen met de Pakistaanse Taliban en zelfs plannen had om zo’n 5000 Talibanstrijders en hun families te hervestigen. Dat alles viel stil toen de TTP vorig jaar de onderhandelingstafel verlieten en een voorlopig staakt-het-vuren opzegden.

Hun verwijzing naar de slachtoffers van de militaire campagne in Noord-Waziristan klinkt erger dan hol, zelfs voor wie sympathiseert met de honderden die daar sneuvelen als collateral damage van de Zarb-e-Azb operatie van het Pakistaanse leger of van de langeafstandsmoorden door de Amerikaanse drones.

Wie een school met kinderen aanvalt, is voor eeuwig een ongeloofwaardige lafaard en de Pasjtoense doden die gewroken moesten worden, verdienen veel meer waardigheid dan wat deze commando’s van de kinderdood te bieden hebben.

De walging die we voelen tegenover dit bloedbad leidt ons, als verre en nauwelijks geïnformeerde waarnemers, heel snel tot de conclusie dat met deze aanval ook het doek valt over de Pakistaanse taliban. Niemand kan nu nog sympathiseren met deze bende, toch? Een publiek draagvlak wordt hierdoor toch onmogelijk? Die rechtlijnige conclusie houdt echter te weinig rekening met de complexe realiteit op het terrein.

Niet Pakistan maar Waziristan

Een eerste factor waarmee rekening gehouden moet worden, is dat de thuisbasis van de Pakistaanse taliban niet het binnenland of de grootsteden is, maar de onherbergzame tribale gebieden, op de grens met Afghanistan. Dat betekent meteen dat de afschuw over deze aanslag op de militaire school in Peshawar anders ervaren kan worden in de Pakistaanse samenleving of in het universum van die tribale gebieden.

Bajaur, Mohmand, Khyber, Orakzai, Kurram, Noord-Waziristan en Zuid-Waziristan -de zeven gebieden die samen de FATA (Federally Administrated Tribal Areas) vormen- behielden in 1947 het bijzondere statuut dat de Britten hen in 1901 hadden opgelegd. Die Frontier Crimes Regulation (FCR) biedt de Pasjtoense bewoners van de meer dan zestig stammen veel autonomie tegenover de centrale autoriteiten in Islamabad, maar geeft tegelijk haast onbeperkte macht aan de door die regering aangestelde administratief verantwoordelijken. De hele FCR was bedoeld om de tribale gebieden onder controle te houden, zonder er verantwoordelijkheid voor op te nemen.

Wat voorgesteld wordt als respect voor de culturele eigenheid van de tribale gebieden, is in feite een systematische verwaarlozing van de zowat 3,5 miljoen inwoners.

Wat voorgesteld wordt als respect voor de culturele eigenheid van de regio, is in feite een systematische verwaarlozing van de zowat 3,5 miljoen inwoners. Volgens Imtiaz Gul in The most dangerous place is deze koloniale regelgeving, met alle machtsmisbruik en corruptie die ermee verbonden zijn, de voornaamste verklaring voor de steun die de taliban en Al Qaeda vonden in de FATA.

Zij beloven immers een zuivere toepassing van religieuze wetten, waar in de conservatieve bergdorpen niemand verzet tegen wil aantekenen, zeker niet als die belofte wordt afgezet tegen de actuele rechteloosheid.

‘Voor het Amerikaanse volk is deze grensregio de gevaarlijkste plek ter wereld geworden’, was de opmerkelijke conclusie van president Obama in een toespraak van 27 maart 2009. Die uitspraak was op de eerste plaats bedoeld als kritiek op de Pakistaanse overheid die minstens lijdzaam had toegezien hoe ‘in de jaren na 9/11 Al Qaeda en hun extremistische bondgenoten de grens overgestoken waren naar de afgelegen Pakistaanse grensregio… Zij hebben dit bergachtige terrein gebruikt als een veilige plek om te schuilen, terroristen te trainen, te communiceren met aanhangers, aanslagen te beramen en strijders uit te sturen om de opstand in Afghanistan te ondersteunen.’

De Pakistaanse taliban, maar ook de Oezbeekse, Arabische, Oeigoerse en andere Al Qaedastrijders in de FATA hebben de traditionele leiders de voorbije jaren uitgeschakeld en vervangen door jongere militanten die de jihadi-ideologie van Al Qaeda delen en nastreven. Of de bevolking achter die “machtsovername” staat, is zeer twijfelachtig. Maar de kans dat die bevolking voldoende informatie heeft om zich een goed beeld en dus ook een redelijk oordeel over de situatie te vormen, is nog veel twijfelachtiger.

De link met het leger

Een tweede factor in de afweging van de impact van deze aanslag, is de relatie tussen leger (en met name de militaire inlichtingendienst ISI) en de Pakistaanse gewapende militanten. Het Pakistaanse leger heeft sinds 1994 de Afghaanse taliban gesteund en er mee voor gezorgd dat zij in 1996 in Afghanistan aan de macht konden komen. Datzelfde Pakistaanse leger zorgde ervoor dat kopstukken van die taliban en v an Al Qaeda na 2001 een onderkomen vonden in de Pakistaanse FATA, nadat ze verdreven werden door Britse en Amerikaanse troepen.

De reden voor die schimmige samenwerking tussen een staat en groepen die wereldwijd als terroristisch geboekstaafd staan, is de behoefte die het Pakistaanse leger voelt om greep te krijgen op de machthebbers in buurland Afghanistan. En dat heeft veel te maken met de weigering van elke Afghaanse regering om de door de Britten opgelegde grens tussen beide landen te erkennen. In feite maakt de Afghaanse publieke opinie aanspraak op een deel van het Pakistaanse grondgebied, ongeveer tot aan de Indus.

Het Pakistaanse leger werkt samen met groepen die wereldwijd als terroristisch geboekstaafd staan, om greep te krijgen op de machthebbers in Afghanistan

Maar uiteraard speelt ook de decennialange spanning met oosterbuur India een rol in het steunen van gewapende groepen, die in India het werk moeten opknappen dat het leger zelf niet aankan.

‘De voornaamste bedreiging voor de nationale veiligheid is intern’, zei luitenant-generaal op ruste Talat Masood toen ik hem in zijn woonkamer in Islamabad interviewde in 2011.

‘Het Pakistaanse leger blijft geobsedeerd kijken naar de oostelijke grens [met India], terwijl het staatsbedreigende geweld van binnenuit overal losbarst. Er zijn groepen die vechten voor hun extremistische ideologie of voor hun sektarische overtuigingen. Er zijn groepen die vechten voor hun subnationale of etnische nationalisme. Ze bestrijden elkaar, maar samen bestrijden ze vooral de Pakistaanse staat.’

De oorspronkelijke vergissing van Pakistan, vond Masood, is de dominante rol van het leger in het besturen van het land. Daardoor gaat er veel te veel aandacht naar defensie en veel te weinig naar ontwikkeling en naar het bestrijden van de bittere ongelijkheid die het land verdeelt.

De paradox is dat telkens de aanpak van het Pakistaanse leger ontaardt –zoals in de aanslagen door islamistische militanten die oorspronkelijk steun kregen vanuit militaire kringen- datzelfde leger zichzelf kan presenteren als de enige instantie die een effectief antwoord kan bieden op de tastbare bedreiging voor wet, orde en nationale samenhang.

De opperbevelhebber van het Pakistaanse leger heeft nu bij hoog en bij laag gezworen dat de verantwoordelijken voor het bloedbad in Peshawar hard aangepakt zullen worden. Dat is een terechte en begrijpelijke reactie na de gebeurtenissen van vandaag, maar ze biedt geen antwoord op de vraag of meer militair geweld de bevolking van de tribale gebieden beter zal integreren in de Pakistaanse samenleving. Ze kondigt wél zwaar weer aan voor de gewapende groepen die zich als een Frankenstein tegen hun scheppers in het leger gekeerd hebben.

Meervoudig en kwetsbaar

Drie. De Pakistaanse taliban zijn nooit een gecentraliseerde organisatie geweest en zijn dat de voorbije maanden minder dan ooit. De Tehrik-e-Taliban Pakistan (TTP), de Pakistaanse koepel van Pasjtoense en islamistische milities die half december 2007 opgericht werd, is geen simpele uitbreiding van de Afghaanse taliban. De koepel is op geen enkele manier “simpel” te begrijpen.

De wortels van de TTP zijn te vinden in het diepe wantrouwen dat de stammen koesteren tegenover elke centrale overheid die wil optreden in hun gebieden. De regio werd in de jaren tachtig door de Pakistaanse dictator Zia-ul-Haq en de Amerikaanse inlichtingendiensten uitgebouwd tot de belangrijkste terugvalbasis voor Afghaanse en internationalistische moedjahedien, waardoor het traditionele isolationisme van de Pasjtoense bevolking stilaan vervangen werd door een meer ideologisch, islamistisch perspectief.

De terugkeer van de Afghanen, Arabieren en Oezbeken na oktober 2001 versterkte die tendens op verschillende manieren. Er waren uiteraard de persoonlijke contacten –die vaak ook uitdraaiden op huwelijken tussen Arabieren en lokale meisjes– maar er was ook de gedeelde overtuiging dat de Pakistaanse regering haar bondgenoten én haar fundamentele roeping verraden had door zich aan de zijde van de VS te scharen.

27 milities vormden de Tehrik-e-Taliban Pakistan op basis van een gezamenlijk streven naar sharia en het verwerpen van de Verenigde Staten.

In de periode tussen 2002 en 2007 kregen radicale gewapende groepen steeds meer greep op het leven van de tribale gebieden, onder andere door maliks –door de overheid bevestigde traditionele leiders– uit te schakelen.

In december 2007, kort na het conflict rond de Rode Moskee in Islamabad, besloten 27 milities samen te werken onder de naam Tehrik-e-Taliban Pakistan. De ideologische lijm tussen deze diverse en uitgesproken autonome groepen werd gevormd door het streven naar een maatschappelijke organisatie op basis van de sharia en door het verwerpen van de samenwerking met de Verenigde Staten.

In 2007 was de jihad die de TTP voorstond een defensieve jihad, gericht op het vrijwaren van het strikt islamitische karakter van de tribale gebieden, al was ook toen die islam in grote mate doordesemd van tribale overtuigingen en praktijken. Gaandeweg evolueerde die ideologie naar een meer offensieve opstelling, in lijn met de strijdmakkers van Al Qaeda, en een meer sektarisch, anti-sjiitisch perspectief.

Twee elementen waren doorslaggevend om de tribale milities te overtuigen dat ze verder moesten kijken dan hun eigen territorium: het Pakistaanse leger lanceerde verschillende operaties in de diverse tribale districten en de Amerikaanse drone bombardementen in de regio troffen ook heel wat onschuldige burgers. Die evolutie en de nauwe verwevenheid met Al Qaeda zorgen ervoor dat de Pakistaanse taliban vandaag een internationalistischer programma hebben dan de Afghaanse naamgenoten.

De drone-bombardementen in de tribale gebieden creëerden voor de Pakistaanse taliban in hun thuisbasis een stevige publieke steun. Volgens Akbar Ahmed in The Thistle and the Drone maakt het feit dat het Westen zijn oorlog [tegen de tribale islam] in toenemende mate met drones voert, de afstand met de stammenstrijders alleen maar groter.

Volgens Ahmed is de combinatie van onzichtbaarheid en de capaciteit om te doden zonder waarschuwing, proces of oordeel voor die stammenstrijders niet alleen een oneerbare manier van vechten, maar wordt ze ook ervaren als godslasterlijk. Door met name de tribale islam te treffen, versterkt het Westen trouwens de salafistische islam, die zich verzet tegen elke mogelijke vermenging van lokale culturen met wat zij beschouwen als de a-historische en a-culturele boodschap van de islam.

Fazlullah wordt niet gezien als een strategische denker, eerder als spectaculaire predikant die zichzelf wel eens in de voet schiet.

Langs de andere kant schakelden die drones ook effectief een rist talibanleiders uit de voorbije jaren, waardoor uiteindelijk in november 2013 mullah Fazlullah aan het hoofd van de TTP kwam. Hij was in 2009 leider van de taliban in de Swat-vallei, en dus ook verantwoordelijk voor de strategische zelfoverschatting die toen een grote militaire zuiveringsoperatie in Swat teweegbracht. Fazlullah wordt niet gezien als een strategische denker, eerder als spectaculaire predikant die zichzelf wel eens in de voet schiet.

Zowat alle rapporten zijn het er ook over eens dat diverse milities onder de TTP de voorbije jaren ook een stevige samenwerking uitgebouwd hebben met de militante groepen uit Punjab, die in oorsprong gericht waren op de gewapende strijd in Indiaas Kasjmir.

De meer radicale groepen uit dat milieu zijn teleurgesteld in het overwegend nationalistische karakter van de strijd in Kasjmir –in tegenstelling tot hun islamistische drijfveren– en ze zouden gedeeltelijk afstand genomen hebben van die door de ISI gestuurde jihad omdat de ISI ervan verdacht wordt voor de rekening van de Verenigde Staten te werken sinds 2001, een beschuldiging die in Washington als buitenaards overkomt.

De dieper wordende relaties tussen TTP milities, Al Qaeda, Punjaabse militanten en Afghaanse opstandelingen resulteren in grootschalige operaties ver van de onherbergzame bergen langs de Durand Line –de grens tussen Afghanistan en Pakistan, die sinds 1947 door elke Afghaanse regering verworpen wordt en die met name door lokale Pasjtoens ervaren wordt als een imperialistisch opgelegde breuk tussen clans en families.

‘De westerse militaire aanwezigheid in Afghanistan heeft nieuwe coalities tussen militante groepen doen ontstaan en daardoor de stabiliteit van Pakistan zware klappen toegebracht’, zei de Pakistaanse auteur Zahid Hussain toen ik hem in interviewde in Brussel. Zijn boeken Frontline Pakistan. The Struggle with Militant Islam en The Scorpion’s tail. The Relentless Rise of Islamic Militants in Pakistan -and how it threatens the world behoren tot de verplichte lectuur voor wie de oorlogen en conflicten in Zuid-Azië wil begrijpen. ‘De Afghaanse surge van Obama en Petreaus duwde de oorlog helemaal de grens over, de tribale gebieden in, en van de tribale gebieden spoelde het geweld over de vlaktes van Pakistan.’

Politiek instabiel Pakistan

Vier. De aanslag vond plaats in Peshawar, de hoofdstad van de Khyber Pakhtunkwa Provincie, een grotendeels Pasjtoense provincie in het noordwesten van Pakistan. Peshawar veranderde in de jaren tachtig van een stoffig grenshandelstadje in het operationele hoofdkwartier van de Afghaanse en internationale strijd tegen de Sovjetunie. Amerikaanse dollars en Saoedische cheques transformeerden de stad in een centrum van militante en gewapende islam.

Imran Khan heeft zijn massademonstraties voorlopig opgeborgen, maar is zeker niet zinnens om zijn aanval op premier Nawaz Sharif te staken

Sinds 2013 wordt Khyber Pakhtunkwa bestuurd door de PTI, een partij die in het nationale parlement in de oppositie zit, maar sterk staat onder Pasjtoenen en jonge stedelingen. Die PTI is, onder leiding van haar populaire leider Imran Khan, al sinds het einde van de zomer bezig met een volgehouden campagne van massaprotesten om de centrale regering ten val te brengen.

Een nieuwe ronde van straatprotesten was voorzien om nu donderdag, 18 december, van start te gaan. Khan heeft dat plan voorlopig opgeborgen, maar is zeker niet zinnens om zijn aanval op premier Nawaz Sharif te staken.

Khan heeft, net zoals de leider van de grootste islamitische partij van Pakistan, duidelijk gemaakt dat hij nu uitdrukkelijk afstand neemt van de taliban. Dat is een belangrijk signaal, want zowel zijn PTI als de Jamaat Islamiya waren tot nu voorstanders van onderhandelingen met de taliban als “zonen van het land” wiens terechte grieven tegenover de Amerikaanse greep op de regio beluisterd moesten worden.

Toen de Pakistaanse taliban begin dit jaar Khan vroegen om in hun onderhandelingsteam te zitten voor gesprekken met de regering, bedankte hij echter voor die “eer”.

De weifelende houding wordt nu ingeruild voor een ondubbelzinnige veroordeling van de aanval in Peshawar. Of die houding over een jaar nog even helder zal zijn, is echter de vraag.

De strijd om het geloof

Ten slotte: de Pakistaanse taliban zijn weliswaar vooral samengesteld uit etnisch-Pasjtoense milities die een politiek-ideologische agenda nastreven, toch is ook de religieuze factor en motivatie nooit afwezig in Pakistan.

Veel militante groepen en hun geestelijke leiders oefenen er op eigen kracht takfir uit [ze verklaren hun tegenstanders tot ketters of ongelovigen] om hun concurrenten, de machthebbers die ze bestrijden of de lauwe massa met de neus op hun religieuze falen te drukken. Daarmee slaan de gewapende voorhoedes twee vliegen in één klap. Ze maken hun eigen gewelddaden –ten minste in hun eigen ogen- aanvaardbaarder. En ze oefenen mentale terreur uit op de meerderheid van de Pakistanen die leeft in het volle besef van de eigen tekortkomingen.

Roken, drinken, buitenechtelijke seks, woekerwinsten, uitbuiting, bedrog: niets menselijks is de Pakistanen vreemd. Die vaststelling resulteert in schaamte en publieke stilte als de extremisten spreken. Zij leven immers zoals de Profeet het voorschreef: de mannen met baarden, de vrouwen gesluierd.

Muhammed Suheyl Umar, directeur van de Iqbal Academy, werd daar behoorlijk moedeloos van, maar hij bevestigde mijn vermoeden dat de –onvermijdelijke?– competitie in zuiverheid verantwoordelijk is voor de ruimte die extremisten konden innemen in een traditioneel allesbehalve doctrinaire samenleving.

‘De islamisten zijn er jarenlang in geslaagd zichzelf op te voeren als de ware en zuivere gelovigen’

‘De islamisten zijn er jarenlang in geslaagd zichzelf op te voeren als de ware en zuivere gelovigen’, zei Umar. ‘Dat leidde tot steeds grotere twijfel en zelfs wat schuldgevoel bij de meerderheid van de Pakistanen. Is het wel volgens de Koran als ik ga bidden in het heiligdom van een soefiheilige? Is muziek wel toegestaan? De extremisten houden zich zeer strikt aan een beperkt aantal regels en voorschriften, en veel moslims die onwetend zijn over hun eigen geloof zijn daarvan onder de indruk. Maar zodra je het moslim-zijn van de gewapende militanten afmeet aan hun omgang met mensen, middelen en macht, blijft er van hun religieuze status niet veel over. Toen de taliban in de Swatvallei de meisjesscholen begonnen te sluiten en op te blazen, gaven ze als verklaring dat je geiten toch ook niet leert lezen en schrijven. Dat soort uitspraken heeft veel mensen de ogen geopend.’

De ochtend na de moordpartij

De aanslag op de militaire school in Peshawar zal nog veel meer Pakistanen de ogen openen voor de totale ontaarding van het gewapende extremisme. Om dat besef duurzaam in de evolutie van het land te verankeren, moeten mollahs en maulvi’s, geleerden en rechters echter openlijk bevestigen dat de islam een pluralistische religie is, waarin een veelheid aan vormen, culturen en overtuigingen een plaats hebben.

Religieuze leiders moeten openlijk bevestigen dat de islam een pluralistische religie is, met een veelheid aan vormen, culturen en overtuigingen

De politici van alle partijen moeten bevestigen dat Pakistan een land is waar grondwettelijke bescherming is voor alle burgers, ongeacht hun geloof of ongeloof, hun sektarische  of etnische identiteit, hun sociale status.

En het Westen, met name de Verenigde Staten en Groot-Brittannië meten, moeten een einde maken aan hun dubbelzinnige, neokoloniale verhouding tot de Pakistaanse elites. Hun samenwerking met het leger heeft de opbouw van de gewapende militanten mogelijk gemaakt. Tegelijk zorgen de Amerikaanse drones voor de angst en het wantrouwen waarop de taliban hun strijd kunnen baseren.

Zo lang deze fundamentele koerswijzigingen niet plaatsvinden, behoudt het extremische en sektarische discours zijn monopolie, zeker in de tribale gebieden, maar ook bij een belangrijk deel van de Pakistaanse bevolking. En zo lang is het geweld van taliban of andere gewapende groepen onuitroeibaar. Ondanks de doorleefde emoties van afschuw, walging, verdriet en woede die vandaag over Pakistan liggen als tijdelijke nevel.