Voedselveiligheid in dubieuze handen
Vincent Harmsen
30 juni 2015
Het Europese Agentschap voor Voedselveiligheid moet onder andere de veiligheid van ggo’s controleren. Wetenschappelijke medewerkers blijken echter banden te hebben met bedrijven die winst halen uit ggo’s. Dat verontrust, zeker nu het Agentschap onder Juncker veel meer invloed krijgt.
AIDSVaccine (CC BY-NC-ND 2.0)
Het Europese Agentschap voor Voedselveiligheid (EFSA) in het Italiaanse Parma moet de waakhond zijn die scherp toeziet op de kwaliteit van ons Europees voedsel. EFSA vertrouwt daarvoor op tien panels, met wetenschappers vanuit de gehele unie. Zij kijken naar zaken als bestrijdingsmiddelen, additieven (de beruchte e-nummers) en voedselverpakkingen. Ook wordt in Parma de veiligheid van genetisch gemanipuleerde gewassen, kortweg ggo’s, onderzocht. De Commissie-Juncker wil ggo’s die door EFSA veilig zijn bevonden niet langer om politieke redenen tegenhouden, iets dat voorganger Barroso lange tijd wel deed.
Maar hoe warm mogen de banden van EFSA’s medewerkers zijn met de bedrijven wiens producten zij keurt? Het voedselagentschap worstelt al jaren met deze vraag. Soms was het helder. Zoals in 2010, toen bekend werd dat Diána Bánáti, lid van het management board van EFSA, ook bestuurslid was bij het International Life Sciences Institute (ILSI), een organisatie gefinancierd door bedrijven als Coca-Cola en Monsanto. EFSA vroeg Bánáti haar functie bij ILSI neer te leggen. Bánáti deed dat, om EFSA in 2012 te verlaten en weer bij ILSI aan de slag te gaan.
Mag een expert die kijkt naar de veiligheid van veevoer, ook werken als consultant voor de soja-industrie?
Maar vaker liepen de meningen uiteen. Mag een expert die kijkt naar de veiligheid van veevoer, ook werken als consultant voor de soja-industrie? Of een EFSA-lid dat zoekt naar schadelijke stoffen in de Europese voedselketen, mag die in het verleden onderzoek hebben verricht, betaald door de Amerikaanse en Europese chemische industrie?
Als het aan de Brusselse lobbywaakhond CEO ligt gaat het in de laatste gevallen duidelijk om een belangenconflict. Het zijn twee letterlijke voorbeelden die de ngo aantrof toen ze in 2013 het voedselagentschap kritisch onder de loep nam. CEO kwam tot de conclusie dat maar liefst “58 procent” van alle experten dergelijke banden had. Allemaal keurig volgens EFSA’s huisregels.
Volgens Nina Holland van CEO is kern van het probleem EFSA’s definitie van een belangenconflict. ‘Volgens deze regels is er pas een belangenconflict wanneer een individu zijn of haar positie kan misbruiken voor persoonlijk gewin, of het gewin van een bedrijf’, zegt ze. ‘Maar het werkt in de praktijk vaak veel subtieler. De industrie probeert onder wetenschappers bewustzijn en sympathie te creëren voor haar standpunten. Dat gebeurt door partnerschappen aan te gaan: bedrijven nodigen experts uit samen met wetenschappers uit de industrie onderzoek te doen; ze geven leidende experten contracten om als consultant voor een bedrijf te werken.’
Nina Holland van de Brusselse lobbywaakhond CEO
EFSA heeft in september 2014 haar regels verder aangescherpt. Maar volgens Holland zijn de verbeteringen vooral cosmetisch. Fundamentele problemen zouden blijven. Zo is er geen afkoelingsperiode na werk voor de industrie vertelt Holland. ‘Ook mag een wetenschapper banden hebben met de commerciële sector, zolang dit bedrijf niet direct het product produceert dat de EFSA-expert moet beoordelen. Maar neem aspartaam. Een bedrijf als Nestlé produceert dit wellicht niet, maar heeft wel belang bij Europese goedkeuring.’
Hoe werkt EFSA?
EFSA is een agentschap van de Europese Unie dat tot taak heeft te waken over de Europese voedselveiligheid. EFSA doet dat door wetenschappelijk advies te geven over risico’s in de Europese voedselketen. EFSA is gevestigd in Parma, Italië, en heeft (2014) een budget van 79 miljoen euro. Mede vanwege het beperkte budget is EFSA afhankelijk van zo’n 1500 externe wetenschappers om haar werk te doen. Zij werken onbetaald voor het voedselagentschap.
Binnen EFSA bieden tien verschillende panels wetenschappelijke opinies en advies, allen binnen een eigen gebied van competentie. De panels houden zich bezig met onderwerpen als pesticiden, ggo’s, diergezondheid, diervoeding, additieven en verpakkingen, en bijvoorbeeld schadelijke stoffen in voedsel. De experten van EFSA beoordelen deze zaken voornamelijk op basis van studies aangeleverd door de industrie. Ook in het geval van ggo’s doet de industrie de meeste studies.
EFSA heeft in totaal tien panels, die waken over verschillende aspecten van Europese voedselveiligheid (zie kader). Deze maand zijn acht panels vernieuwd. Hieronder de panels voor pesticiden, plantgezondheid, dierenwelzijn, én het panel voor ggo’s.
Volgens Testbiotech zitten in het “vernieuwde” panel voormalig panelleden die sterke banden met de industrie zouden hebben.
De kritiek liet niet lang op zich wachten. ‘EFSA vernieuwt ggo-panel met oude bekenden‘, schreef Testbiotech, een anti-ggo onderzoeksgroep, een paar dagen later op haar website. Volgens Testbiotech zitten in het “vernieuwde” panel voormalig panelleden die sterke banden met de industrie zouden hebben. Ook zou er bij twee nieuwe leden sprake zijn van belangenconflict. Onder hen de Vlaamse onderzoekster Adinda de Schrijver, genoemd vanwege contacten met industriegroep ILSI.
Adinda de Schrijver werkt bij het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid in Brussel, en adviseert al jaren de Belgische overheid over de veiligheid van ggo’s die door EFSA zijn goedgekeurd. Ze is verrast wanneer ze hoort dat ze door Testbiotech wordt genoemd.
‘Ik was betrokken bij twee ILSI publicaties’, laat ze weten. ‘Maar ik vind dat geen belangenvermenging. Ik weet dat die organisatie gedeeltelijk - ik denk dat het ongeveer tien procent is - vanuit de industrie wordt gefinancierd. Er zijn blijkbaar mensen die daar een probleem mee hebben. Maar moet ik mij dan op mijn bureau opsluiten? Er zitten mensen bij ILSI met goede kennis, waardoor ik dingen opsteek. Dat is hetgeen dat voor mij de doorslag heeft gegeven.’
De Schrijver vindt contacten met de industrie geen taboe. ”Het is logisch dat je contacten hebt met mensen uit die wereld. In de industrie zitten ook heel veel experts die weten waar ze het over hebben, en die ervaring hebben met ggo’s en evaluatie. Het is interessant om ideeën uit te wisselen. Dat je daarmee hun ideeën zou gaan verdedigen gaat mij een stap te ver.”
Na het interview stuurt De Schrijver per e-mail nog een correctie. ‘ILSI blijkt voornamelijk gesponsord door de industrie’, schrijft ze. ‘Die tien procent die ik noemde was waarschijnlijk voor het project waar ik bij betrokken was. Maar het aspect van sponsoring is eerlijk gezegd iets waar ik nauwelijks bij heb stilgestaan. Het gaat mij als wetenschapper om de wetenschap.’
De aanvulling van Adinda de Schrijver is correct. ILSI wordt voornamelijk gefinancierd door het bedrijfsleven. Tot de leden van ILSI behoren multinationals als Pfizer, Coca-Cola, McDonalds, BASF, Monsanto en Dow Europe. ILSI stelt op haar website dat haar missie is om ‘wetenschappers uit de industrie, de academische wereld, en de publieke sector gezamenlijk wetenschappelijke kennis te [laten] ontwikkelen (…) ter verbetering van de volksgezondheid’. Volgens critici is de organisatie een wolf in schaapskleren; een ordinaire lobbyclub voor de agro-chemische industrie.
Bekend is dat ILSI in het verleden onder het radar voor verschillende industrieën werkte.
Bekend is dat ILSI in het verleden onder het radar voor verschillende industrieën werkte. Zo werd ILSI van 1983 tot 1998 in het geheim door de tabaksindustrie gefinancierd. Het doel was helder: ‘Het reguleren van tabak weten te hinderen’. Dat staat te lezen in een rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), dat zich bij haar onderzoek baseerde op honderden geheime documenten die als gevolg van een rechtszaak in de Verenigde Staten openbaar waren geworden.
Volgens Nina Holland heeft ILSI ook het systeem dat in Europa de veiligheid van ggo’s moet garanderen in grote mate beïnvloed. ‘Wij spreken bij CEO van de ILSI-erfenis’, zegt ze. ‘Van 2003 tot 2012 was de Nederlandse wetenschapper Harry Kuiper van Wageningen Universiteit voorzitter van het EFSA ggo-panel. Kuiper heeft een stempel gedrukt op de richtlijnen die EFSA toen heeft ontworpen voor ggo’s. Kuiper was iemand met nauwe banden met ILSI.’
Holland refereert naar het zogeheten EFSA “guidance document”, een document dat Harry Kuiper en collega’s in 2004 binnen het agentschap op papier stelde. In het document worden normen voor risico-inschatting van ggo’s vastgesteld; uitgangspunten die tot op de dag van vandaag in Europa worden gehanteerd. Eén concept werd centraal gesteld: comparative assessment. De kern is dat ggo’s veilig zijn wanneer ze (in bepaalde mate) overeenkomen met conventionele planten. Daarbij wordt gekeken naar zaken als uiterlijk, voedzaamheid, mogelijke allergenen, en toxiciteit.
Kuiper, zo blijkt uit zijn verklaring van nevenactiviteiten binnen EFSA, was gedurende de tijd dat het guidance document werd opgesteld ook actief voor ILSI. Onder de vlag van ILSI werkte Kuiper in 2004, samen met onderzoekers van biotechbedrijven als Monsanto, DuPont, en Syngenta, aan [een rapport](http://www.ilsi.org/FoodBioTech/Publications/02_Nutritional _Safety Assessment of GM Foods_2004.pdf) waarin het concept comparative assessment verder werd uitgewerkt.
Ombudsman: ‘Universiteit niet per definitie onafhankelijk’
Op 28 januari 2015 deed de Europese Ombudsman Emily O’Reilly een opmerkelijke uitspraak. Op tafel lag een klacht over een lid van een werkgroep inzake ggo-insecten : Michael Bonsall. Taak van de werkrgoep was om richtlijnen aan te geven voor het reguleren van genetisch gemanipuleerde insecten. Echter: Bonsall was gelijktijdig verbonden aan Oxford University, en betrokken bij een spin-off van de universiteit (Oxitec) die een commercieel belang had in ggo-insecten. GeneWatch UK stelde dat er daardoor sprake was geweest van een belangenconflict.
De klacht werd door de Ombudsman gegrond verklaard. Daarbij merkte O’Reilly iets op dat bredere implicaties zou hebben. ‘De Ombudsman constateert dat het steeds gebruikelijker is voor universiteiten (…) om nauw samen te werken met bedrijven voor het doen van onderzoek en het commercialiseren van de resultaten hiervan’, liet ze weten. ‘De traditionele opvatting dat universiteiten automatisch “onafhankelijk” zijn moet zich aanpassen zodat de diepere relaties die aan het ontstaan zijn tussen de academische wereld en het bedrijfsleven en hierin worden meegenomen.’ O’Reilly gebood EFSA haar beleid op deze nieuwe werkelijkheid aan te passen.
ILSI maakt er geen geheim van dat deze publicatie invloed heeft gehad op internationale agentschappen zoals EFSA. ‘In 2004 culmineerde het werk van de taskforce [werkgroep] in de publicatie van een rapport dat een aantal aanbevelingen bevatte voor de inschatting van veiligheid en voedzaamheid van dergelijk [ggo] voedsel en veevoer’, staat in een ILSI-publicatie uit 2008. ‘Dit document kreeg globaal erkenning van organisaties als de EFSA.’
Maar niet alleen zou ILSI invloed hebben gehad op het guidance document. In 2007 publiceerde het EFSA ggo-panel - nog steeds onder het voorzitterschap van Harry Kuiper - een advies over de vraag of dierstudies noodzakelijk zijn om de risico’s van ggo-gewassen goed in te schatten. Het advies van Kuiper? Dierstudies zijn alleen nodig op een “case-by-case basis”. Wat opvalt is dat de tekst van het EFSA-advies op punten letterlijk overeenkomt met het rapport van de ILSI-werkgroep uit 2004, het rapport waar Kuiper samen met wetenschappers uit de biotech-industrie aan werkte.
Dierstudies zijn in de EU inmiddels wél verplicht. Dat besloot de Europese Commissie in 2013 naar aanleiding van een studie van de Franse professor Gilles-Eric Séralini, een onderzoek dat grote onrust veroorzaakte, maar onder een storm van wetenschappelijk kritiek weer werd teruggetrokken door het tijdschrift Food and Chemical Toxicology. Séralini’s studie concludeerde dat ratten op een dieet van ggo-mais vaker tumoren en andere aandoeningen ontwikkelden.
Om meer duidelijkheid te scheppen over het nut van dierstudies startte de Commissie ook een EU-onderzoeksproject genaamd GRACE. De resultaten hiervan worden in november 2015 verwacht.
EFSA verwerpt in een reactie elke suggestie dat haar experten te nauw verbonden zouden zijn met de industrie.
De Europese Ombudsman Emily O’Reilly heeft zich in december 2013 over de vraag gebogen of de activiteiten van Harry Kuiper voor ILSI valt onder de noemer belangenverstrengeling. Het oordeel stelde critici teleur: Omdat de regels omtrent belangenverstrengeling uit 2004 ‘niet meer van kracht’ waren, en de klacht pas in 2010 binnenkwam, staakte de Ombudsman het onderzoek. Case closed.
In andere gevallen heeft de Ombudsman zich wel kritisch uitgelaten over leden van het ggo-panel. Zoals over Suzy Renckens, een collega van Kuipers, die ook meeschreef aan het guidance document. De Ombudsman oordeelde in 2013 dat haar directe overstap in 2008 van EFSA naar biotechbedrijf Syngenta strijdig was van EFSA’s “procedurele regels”. Haar nieuwe functie bij Syngeta? Head Biotech Regulatory Affairs Europe, Africa and the Middle East.
EFSA verwerpt in een reactie elke suggestie dat haar experten te nauw verbonden zouden zijn met de industrie.
‘EFSA is constant op haar hoede voor potentiële belangenconflicten’, laat een woordvoerder weten. ‘Gelijktijdig beseffen we ook dat de beste wetenschappelijke experts in Europa alleen hun expertise kunnen verkrijgen door actief te zijn in hun vakgebied.’ In relatie tot de “zeer oude” zaak rond Harry Kuiper verwijst de woordvoerder naar de uitspraak van de Ombudsman. En voegt daar aan toe: ‘Er bestaat ook het gevaar dat we één persoon nu teveel aandacht geven. Harry Kuiper was één van de 21 experten die het guidance document opstelde.’
Harry Kuiper was niet bereikbaar voor commentaar.