Autoritaire leiders zijn in opmars, terwijl veel democratieën krasselen. De eeuwige overwinning van de democratie, uitgeroepen na de val van het communisme, lijkt niet meer zo zeker. Wat is er aan de hand?
Na de val van de Berlijnse Muur schakelden nogal wat landen over op politieke systemen met democratische kenmerken – vrije verkiezingen, een vrije pers, vrijheid van meningsuiting en van vereniging, en de rechtsstaat waarbij wetten boven leiders staan maakten daar in mindere of meerdere mate deel van uit. In 1989 riep de jonge politicoloog Francis Fukuyama zelfs het einde van de geschiedenis uit: voortaan zouden liberale democratie en vrijemarkteconomie heersen, overal en eeuwig.
Maar die eeuwigheid blijkt nogal kort te zijn, want de jongste jaren gaat het weer de andere kant op. Rusland houdt alleen nog de schijn op met een soort van verkiezingen, voor de rest vertoont het Poetin-regime alle kenmerken van een dictatuur: amper nog diversiteit in de pers, een gerecht dat luistert naar de president, wie te veel kritiek uit, riskeert zijn leven… In Hongarije kijkt Orbán op naar Poetin en knaagt hij aan de persvrijheid. Ook in Polen staan liberale vrijheden op de helling. En wat te denken van het Turkije van Erdoğan? In Afrika blijken nogal wat “verkozen” leiders moeite te hebben om afscheid te nemen van het hoogste ambt: om hun greep op de macht te verlengen, herschrijven ze in de gauwte de grondwet. In China trekt president Xi Jinping de macht naar zich toe, weg van het collectievere leiderschap van de voorbije jaren.
Zelfs in de kerngebieden van de democratie, West-Europa en Noord-Amerika, staat het systeem onder druk. De politiek lijkt er steeds minder in staat om beslissingen te nemen. Er zijn ook verontrustende tekenen dat de stem van het volk gesmoord wordt door technocratische hocus pocus en lobbymacht van de rijken.
Hoe komt dat?
Het voorbeeld van de hegemoon
© Lectrr
Een deel van de verklaring is geopolitiek. Toen na de val van de Berlijnse Muur veel landen democratischer werden, was dat niet alleen het gevolg van de inherente aantrekkelijkheid van de democratie – al was de dramatische ondergang van het autoritaire communisme onvermijdelijk een zware klap voor de geloofwaardigheid van dat model. Het feit dat de VS nu de enige supermacht waren, en daarom de retoriek over de democratie opvoerden, speelde een even grote rol.
Als je wint, heb je vrienden, rijen dik… zongen Herman Brood en Henny Vrienten ooit. Dat geldt ook in de politiek: het land dat de (koude) oorlog wint, heeft meer vrienden. Na de Koude Oorlog gingen meer landen de nieuwe wereldleider volgen. Het aantal landen waar verkiezingen worden gehouden steeg van 45 in 1970 naar 120 aan het einde van de jaren negentig.
China’s grote economische succes kwam er zonder verkiezingen, zonder rechtsstaat, zonder vrije pers, zonder vrijheid van meningsuiting.
Maar het omgekeerde geldt evenzeer. De financiële crisis ondergroef het geloof in het westerse model: de zogenaamd superieure democratieën baarden de grootste financiële crisis in zeventig jaar. Daar komt bij dat het grote succesverhaal van de jongste twintig jaar, China, geen democratisch land is.
Deze volkrijkste natie ter wereld slaagde er in enkele decennia in de (op een na) grootste economie ter wereld te worden en immens veel mensen uit de armoede te tillen. Zonder verkiezingen, zonder rechtsstaat, zonder vrije pers, zonder vrijheid van meningsuiting, maar steunend op hun aloude traditie van autoritaire maar degelijke bureaucratie.
Automatisch schept zo’n indrukwekkend voorbeeld, geopolitiek gezien, een tegenwicht. Leiders die altijd al met enige dubbelhartigheid de democratie hadden omhelsd, zien in het Chinese succesverhaal het gedroomde argument om er afstand van te nemen. Dat dit helpt om de eigen (soms belaagde) positie te verstevigen, is uiteraard minstens even belangrijk als de inhoudelijke overtuiging en de vaststelling dat verkiezingen vaak niet leiden tot beter bestuur. Voor Afrikaanse leiders is het tevens een hele geruststelling dat ze nu ook krediet kunnen krijgen bij een speler – China – die niet constant loopt te zeuren over democratie en mensenrechten.
Gooi daar nog retoriek over decadente westerse waarden en de eigen (vaak autoritaire) tradities overheen, en je hebt het Poetin-model.
Er lijkt iets te grommen diep in de ingewanden van de westerse politiek, maar wat?
Ten slotte, en dat is minstens even belangrijk, worstelen de vaandeldragers van de democratie met zichzelf. Wat denken ze in Beijing van de semipermanente blokkering van de Amerikaanse politiek? Lachen de rode mandarijnen in hun vuistje dat een liegende politieke rabauw als Donald Trump president van de Verenigde Staten wordt? Ook de meeste Europese democratieën komen niet erg daadkrachtig voor de dag. Dat een referendum, dat werd uitgevochten met valse informatie, de Britten uit de Europese Unie laat stappen, is evenmin grote reclame voor de democratie.
Er lijkt iets te grommen diep in de ingewanden van de westerse politiek, maar wat?
Fukuyama’s voorspelling
Laten we even terugspoelen naar 1990 en de voorspelling van Fukuyama, na de val van de Berlijnse Muur, dat de combinatie van de liberale democratie met de vrije markteconomie feitelijk het enige geloofwaardige model was geworden. Die visie is gebaseerd op de veronderstelling dat mensen in staat zijn politiek en economisch voor zichzelf te beslissen en dat, als mensen dat in vrijheid kunnen doen, we dan in de beste der werelden belanden.
Dat optimisme werd gebruikt om de globalisering aan te jagen: op de grote wereldmarkt was de aarde vlak, met kansen voor iedereen. We zouden er allemaal beter van worden, we zouden onze leiders kiezen en nog lang en gelukkig leven.
© Lectrr
We werden er níet allemaal beter van. Wie goed keek, kon dat al een tijdje zien. In het boek De stille dood van het neoliberalisme uit 2007 konden we al schrijven dat de lonen in de VS al dertig jaar stagneerden, en dat ook in België, dat zich sterk had verdedigd tegen de krachten van inkomensongelijkheid, de huurders en het armste deel van de huiseigenaren na betaling van hun woonkosten in 2006 minder aan inkomen overhielden dan in 1985.
Uit een onderzoek uit 2006 van het German Marshall Fund bleek dat zowel in Duitsland en Frankrijk als in de VS een meerderheid van de bevolking vond dat handelsbelemmeringen moesten behouden blijven omdat ze lokale bedrijven beschermen, ook als dat ten koste gaat van de economische groei.
In 2007 berekende de Europese denktank Breugel al dat in de EU jaarlijks 570.000 goede banen verloren gingen door globalisering. Een studie uit 2016 toont aan dat de invoer van Chinese producten in de Verenigde Staten tussen 1999 en 2011 één miljoen banen heeft gekost. Als je er de toeleveraars bijtelt, kom je aan de 2,4 miljoen banen. 2,4 miljoen gezinnen en dus 7,2 miljoen mensen die direct getroffen zijn door de handel met China.
Mondiaal kapitalisme is een systeem waarin mensen hun kapitaal en arbeid vrij mogen verkopen. Migratie is dus onlosmakelijk verbonden met globalisering en dat heeft grote impact in de meeste westerse landen, waar anti-immigratiepartijen al jaren goed scoren.
De ontevredenheid gist dus al lang, maar het beleid stoomde gewoon door. De verwerping van de Europese grondwet in Nederland en Frankrijk werd gezien als een verwerping van de kleine-globalisering-met-regels die de EU is. Maar natuurlijk paste men er wel weer een mouw aan: de grondwet, die zeer veel nadruk legt op vrije markten, moest en zou er komen.
De elite luisterde niet en tot die elite behoorden soms ook sociaaldemocraten. ‘Als sociaaldemocraten vaststellen dat hun basis niet echt beter wordt van mondialisering, dan kunnen ze dat niet blijven negeren. Om de ongelijkheid draaglijk te houden en de mondialisering overeind, heb je overheden nodig die kansen en middelen beter verdelen,’ schreef ik in 2007. Dat traditioneel links dat vaak niet deed, ondergroef zijn geloofwaardigheid om later corrigerend op te treden.
Globalisering holt democratie uit
Europese staten bleven doorgaan met het afsluiten van rulings die multinationale ondernemingen gunstige fiscale akkoorden opleverden, waardoor zij veel minder belastingen betalen dan kmo’s of burgers. Soms werd de Europese constructie gebruikt om de nationale democratieën opzij te schuiven. Denk aan hoe in Griekenland en Italië de financiële markten en de EU ervoor zorgden dat een democratisch verkozen regering werd vervangen door technocraten.
Zorgen de Europese sixpacks en twopacks er niet voor dat het begrotingsbeleid meer en meer op Europees niveau wordt bepaald – en dus niet meer in de natiestaten, waar de democratie het meest leeft?
Amerikaanse beleidsmakers hoeven niet omgekocht te worden: ze doen spontaan wat rijke mensen willen.
In de VS is de ongelijkheid nu zo groot geworden dat rijke mensen grotendeels de beleidsagenda bepalen. De uitspraak uit 2010 van het Hooggerechtshof in de zaak van Citizens United maakte het mogelijk dat bedrijven onbeperkte hoeveelheden geld in de verkiezingen investeren. En dus zijn politici constant op bedeltocht om geld. Dat heeft gevolgen. Het onderzoek van politicoloog Larry Bartels toonde aan dat Amerikaanse senatoren zesmaal gevoeliger zijn voor de belangen van de rijken dan voor die van de middenklasse. ‘Er is geen aantoonbaar bewijs dat de kijk van hun kiezers met een laag inkomen enig effect heeft op hun stemgedrag,’ aldus nog Bartels.
Amerikaanse beleidsmakers hoeven niet omgekocht te worden: ze doen spontaan wat rijke mensen willen. Dat verklaart voor een groot stuk de financiële crisis van 2007: de politiek durfde niet ingaan tegen de bankiers. Dat is ook de reden waarom er in de VS en elders zo’n haat is gegroeid tegen de elites: veel mensen hebben het gevoel dat het er niet toe doet hoe ze stemmen. De traditionele partijen zetten het beleid gewoon door: meer globalisering, meer migratie, meer ongelijkheid, meer fiscale onrechtvaardigheid…
De olifant van Milanovic
Daardoor ontstonden buiten de traditionele partijen nieuwe bewegingen of partijen. Occupy in de VS en Europa, Podemos in Spanje, Syriza in Griekenland, de Vijf-Sterrenbeweging in Italië. Daarnaast bleven de anti-immigratiepartijen, die soms uitwaaierden in de richting van anti-islampartijen, successen boeken.
Voorts brachten onderzoekers de realiteit van de portemonnee steeds duidelijker in kaart. De Franse econoom Thomas Piketty beschreef in zijn boek Kapitaal in de 21ste eeuw de groeiende ongelijkheid in inkomen en vermogen op indrukwekkende wijze: de periode tussen 1914 en 1980 van dalende ongelijkheid was niet de regel van een ontwikkeld kapitalisme, zoals de Amerikaanse econoom Simon Kuznets ons jarenlang had voorgehouden, maar de uitzondering, aldus Piketty. Zijn boek maakte van ongelijkheid een van dé politieke thema’s.
In 2016 zette Branko Milanovic, net als Piketty jarenlang onderzoeker van ongelijkheid, zijn olifant op tafel. Hij bracht in kaart wat velen al vroeger hadden aangevoeld. De grote winnaars van de globalisering zijn de groeiende middenklasse in de opkomende landen (vooral China) en de 1 procent rijksten in de rijke landen. De grote verliezers zijn een deel van de middenklasse in de rijke landen die hun goedbetaalde baan hebben verloren. Hij goot een en ander in een grafiek die eruitzag als het profiel van een olifant. Een olifant die het sprookje dat de neoliberale globalisering alleen maar winnaars kent definitief vertrappelt.
Ook de journalistiek deed haar duit in het zakje: het internationale consortium van onderzoeksjournalisten maakte met een reeks megalekken (ook in MO*) duidelijk dat echt rijke mensen nauwelijks nog belastingen betalen in het tijdperk van de globalisering. Naarmate de mythes werden doorgeprikt, nam het spanningsveld tussen globalisering en democratie toe. 2016 is misschien wel het kanteljaar: voor het eerst worden politieke keuzes gemaakt die de globalisering terugdringen.
Democratie knaagt aan de globalisering
Toen de voorverkiezingen begonnen, in 2015, beloofde presidentskandidaat Donald Trump om een muur te bouwen tussen de VS en Mexico, en de vrijhandelsverdragen te verscheuren die Amerikaanse banen hadden geëxporteerd. Politieke experts gaven Trump geen kans, maar zie, de woede over de onrechtvaardige globalisering is kennelijk zo groot, dat die primaire slogans volstonden om van Trump de Republikeinse kandidaat te maken. Dat een kandidaat als Trump een kans maakt, hebben al te inhalige elites aan zichzelf te danken, foeterde Martin Wolf, de hoofdeconoom van de Financial Times. Trumps succes noopte Clinton ertoe om ook afstand te nemen van het vrijhandelsakkoord van de Stille Oceaan, dat ze eerder steunde.
Op 23 juni 2016 kozen de Britten, ook al tegen de verwachtingen in, voor de Brexit. Marine Le Pen in Frankrijk en Geert Wilders in Nederland scoren electoraal met de belofte om uit de EU te stappen. Wallonië houdt in zijn eentje het Europese handelsakkoord met Canada tegen het licht. Is de democratie op weg om de globalisering een halt toe te roepen?
Fukuyama besefte te weinig dat een mondiale markt moeilijk verzoenbaar is met nationale democratieën.
Toen Fukuyama het einde van de geschiedenis uitriep, was hij veel te algemeen. En hij verloor de schaal uit het oog. Hij besefte te weinig dat een mondiale markt moeilijk verzoenbaar is met nationale democratieën. Econoom Dani Rodrik stelde enkele jaren geleden dat drie dingen niet met elkaar te verzoenen zijn: democratie, globale economische integratie en nationale soevereiniteit. Twee van de drie zijn haalbaar, maar de drie kan je nooit ten volle verzoenen. Vrijheid van kapitaalverkeer ondergraaft de vrijheid van staten om hun belastingtarieven autonoom vast te stellen. De vrijheid van staten om eigen normen in te voeren zal dan weer de vrijheid om te kopen en verkopen over de grenzen heen inperken.
Migratie
Migratie zet de dingen nog het meest op scherp. Het recht van mensen om hun arbeid elders aan te bieden om hun lot te verbeteren, is eigen aan globale economische integratie, maar het botst met het burgerschap, waarvan de leden van een natie de toegang bepalen. Het is een botsing tussen individualisme en een gemeenschap die haar eigen keuzes maakt, en zelf beslist wie bij de club hoort en wie niet. Op dat spanningsveld tieren succesvolle partijen dezer dagen welig.
Het is opmerkelijk dat Branko Milanovic en Bart De Wever hier tot dezelfde compromissen komen
Natuurlijk, migratie blijft de beste manier om de inkomens van landen dichter naar elkaar toe te laten groeien, maar het botst op die collectieve burgerrechten. Het is opmerkelijk dat Branko Milanovic en Bart De Wever hier tot dezelfde compromissen komen: ken migranten het burgerschap slechts gedeeltelijk toe, beheers zo de spanningen die de migratie opwekt en behoud de sociaaleconomische voordelen ervan.
We staan voor een keuze
De onrechtvaardigheid en het wantrouwen zitten nu zo diep dat de situatie explosief wordt. De elites die de globalisering hebben aangejaagd moeten beseffen dat ze voor de keuze staan. Als er geen andere globalisering komt, dreigt er een spiraal van protectionisme waarbij de Trumps van deze wereld muren bouwen en handelsverdragen verscheuren.
© Lectrr
Laten we die keuze wat verder uitwerken.
Of men probeert er meer globalisering door te drukken, tegen de democratie in. Dat betekent meer plutocratie in de VS met de rijken die het beleid bepalen, met het risico op een terugslag zoals met Trump. In de EU betekent het meer europeanisering van de beslissingen (zonder verdere democratisering van de EU), waarbij men bijvoorbeeld niet langer handelsverdragen aan nationale parlementen voorlegt, zoals Guy Verhofstadt voorstelt. Dit leidt tot verdere polarisering, meer wantrouwen tegenover het beleid, en meer stemmen voor populistische en extremistische partijen, met aan het eind wellicht een heilloze spiraal van protectionisme.
Ofwel probeert men alsnog een hervormde globalisering op de rails te krijgen. Een globalisering die progressieve belastingen om de ongelijkheid te verminderen niet langer bemoeilijkt. Een globalisering die de macht van de geldmarkten aan banden legt, zodat overheden een investeringsbeleid kunnen voeren. Een globalisering waar arbeidsrechten niet langer uitgehold worden door handel. Een globalisering waar een CO2-heffing ervoor zorgt dat handel niet meer op een oneerlijke manier bevoordeeld wordt tegenover lokale productie.
De vraag is hoe dat kan worden gerealiseerd en wie de geloofwaardigheid heeft om zo’n programma te verdedigen? Hoever raken nationale regeringen hierin zonder in een protectionisch leer om leer gevangen te raken? Hoever raken nationale regeringen hiermee zonder internationale samenwerking? En hoever raakt internationale samenwerking in een tijd die fragmentering en wantrouwen tegen internationale structuren in de hand heeft gewerkt?
Aan de verre einder, zo signaleert filosoof Philippe Van Parijs, moeten we naar internationale beslissingen die democratisch gedragen zijn. Ongetwijfeld, maar dat lijkt niet meteen voor morgen. Voorlopig moeten Brussel en Washington, en al die andere (hoofd)steden, met geloofwaardige antwoorden komen. Dat wordt al moeilijk genoeg.
_Dit artikel werd geschreven voor het winternummer van MO*magazine. Voor slechts €20 kan u hier een jaarabonnement nemen!
Op 13 december organiseert MO* in Vlaams-Nederlands Huis deBuren een gespreksavond over het onderwerp van bovenstaand artikel. Ontdek hier het programma van de gespreksavond en schrijf je in via info@mo.be._