“‘Help die arme bovenbazen!’
© Brecht Goris
© Brecht Goris
Geert van Istendael is een patriot. Een vurig taalpatriot die tot in Canada reist om de Nederlandse taal luister bij te zetten. Hij stelt er vast dat men in Brussel nog iets kan leren van de meertalige Canadezen. Via een ommetje langs Ludwig Verduyn en Marten Toonder droomt Van Istendael “en passant” ook van een humane herverdeling van het grootkapitaal.
Je bent net terug uit Canada. Van hot naar haar heb je gereisd, van Montréal tot Vancouver aan de Stille Oceaan en terug, 20.000 kilometer in drie weken, dat alles om het Nederlands luister bij te zetten. Je was uitgenodigd door de Canadian Association for the Advancement of Netherlandic studies, een wijd verspreide vereniging, waarvan het ledenbestand hoofdzakelijk uit geëmigreerde Nederlanders bestaat, al is de huidige voorzitster afkomstig van Antwerpen.
Buitengewoon gastvrij zijn die lui, en gul en vriendelijk en behulpzaam bij de kleine ongemakken die dergelijke lange reizen nu eenmaal met zich meebrengen. Typisch Nederlands dus, want als er één cliché door en door vals is, dan wel dat van de stugge, zuinige Nederlander. Bovendien verdient het Nederlands al dat eerbetoon. De Nederlandse taal is mijn vaderland en ik ben een vurig patriot.
Daarover wil je dus schrijven.
Maar dan doe je vooraf nog even een boodschap in je Brusselse buurt en verdomd als het niet waar is, het winkelpersoneel spreekt en begrijpt geen gebenedijd woord Nederlands. Een jaar of dertig geleden was dat een algemeen verspreid verschijnsel, begeleid door de nodige beledigingen, bijvoorbeeld, retournez dans vot’ village avec vot’ sale flamand. Vandaag de dag kom je zoiets haast nooit meer tegen, behalve nu bij mij om de hoek dus (min de beledigingen dan toch). Heden ten dage zijn lieden die botweg weigeren Nederlands te spreken in Brussel (het hoeft echt niet veel te zijn en de tongval mag belabberd zijn):
onbeschoft
anti-Belgisch, want als Brussel Franstalig wordt, barst België,
wat de natte droom is van de Antwerpse burgemeester, dus ze zijn objectieve bondgenoten van Bart de Wever
en ze zijn op de koop toe achterlijk, want al jaren lopen in Brussel tienduizenden mensen rond, aangespoeld uit de hele wereld, vaak genoeg laag of helemaal niet opgeleid, mensen die elke dag opnieuw proberen twee, drie, vier of meer talen te spreken, slecht, goed, door elkaar gehaspeld, desnoods met handen en voeten, omdat je toch een manier moet vinden om je stadgenoten te bereiken (lees Stefan Hertmans, Steden, het hoofdstuk over Amsterdam, Brussel en Buenos Aires. Of neem de metro en luister).
Daarover wil je dan schrijven, vooral ook omdat je een paar dagen eerder nog rondliep in de Canadese hoofdstad Ottawa en in broodjeszaken, microbrouwerijen en supermarkten hebt gehoord dat de ingezetenen schijnbaar probleemloos van Engels naar Frans wandelen en terug. Raar Frans, dubieus Engels, ongetwijfeld, maar dat lijken die Canadezen zich niets van aan te trekken.
Je slaat de krant open om het akelige schrijven zo lang mogelijk en op verantwoorde wijze uit te stellen en wat ziet je oog? Een kop in het Engels: Belgium’s got money, ondertitel: Nieuwe website brengt de grootste vermogens van ons land in kaart. Daaronder een foto van de heer Ludwig Verduyn, naast een of ander scherm, waarop een ster en het opschrift: Rijkste Belgen.
Ik kijk gretig naar de gesprekken die Ludwig Verduyn voert op Actua-tv met allerlei mensen die allerlei soorten boeken hebben geschreven.
Kent u Ludwig Verduyn?
Hij is een van mijn geprefereerde televisie-figuren. Ik kijk gretig naar de gesprekken die hij voert op Actua-tv met allerlei mensen die allerlei soorten boeken hebben geschreven. Dat gaat van de Eerste Wereldoorlog (uiteraard) tot Koninging Fabiola en haar banden met de Spaanse fascisten, van boeken over lobbyisten tot werkjes over onze plaatselijke beroemdheden als daar zijn Vincent Kompany of Mieke van Hecke, studies over het einde van het Zwitserse bankgeheim en er mag zelfs fictie bij, maar dan wel een roman van Joachim Pohlmann, dat is de woordvoerder van de N-VA.
Verduyn levert de meest uitgepuurde anti-televisie die je je kunt voorstellen, althans, naar hedendaagse normen en die normen deugen niet, in mijn ogen toch. Hij tart alle modieuze kreetjes en grilletjes die opduiken en even bliksemsnel als roemloos verdwijnen.
Wat Verduyn in die gesprekken doet, kun je niet anders dan uiterst gewaagd noemen. Het is een koene uitdaging van alle gangbare dogma’s in televisieland. Verduyn is de totale anti-ster.
Reken even met mij mee.
Nauwelijks decor, en dat nauwelijks is altijd hetzelfde.
Een stevig West-Vlaamse tongval, wat mij niet in het geringste stoort, wel integendeel. Verduyn werkt namelijk niet voor de openbare omroep, dus, wat zou het bezwaar zijn?
Uit zijn vragen blijkt dat hij die boeken ook allemaal gelezen heeft of anders wordt hij grondig ingelicht door een medewerker, wat erop zou wijzen dat hij zijn medewerkers oordeelkundig kiest.
De gesprekken mogen hun tijd duren en hij laat zijn gesprekspartner uitspreken, wat ik een verademing vind naast het verzenuwde geflits op de grotere zenders.
Kritiek op de vierkante euro is kinderachtig, bij dit soort vermogens kijk je niet op een paar honderd miljoen.
Het is, met andere woorden, rustige televisie die echt over iets gaat en bijgevolg kan ik er maar niet genoeg van krijgen. De inhoud telt, voor mij toch.
Onnodig te zeggen dat ik het krantenstuk over de nieuwe webstek van Ludwig Verduyn met een groot gunstig vooroordeel begon te lezen.
Mijn blik gleed als vanzelf naar de lijst die rechts naast het artikel afgedrukt was. Die lijst bevat de top tien van de Belgische rijkaards. Op de berekeningsmethode wil ik hier niet ingaan, kritiek op de vierkante euro is kinderachtig, bij dit soort vermogens kijk je niet op een paar honderd miljoen.
De Belgische top tien dus.
Op nummer één staat wat ik in de wandel noem: de bende van het slechte bier (AB InBev, dat is de familie Spoelberch en zo meer), met net geen 50 miljard.
Op nummer twee staat Albert Frère met goed 6 miljard.
Op drie en vier: de familie Emsens, van SCT-Sibelco, een mineralengigant, en Colruyt, welbekend. Zij hebben meer dan 3 miljard.
Daarna komen er drie in de groep 2 miljard, onder meer De Nul (baggeren).
En dan de kleintjes: Ackermans en van Haaren met 1,7 miljard (alweer baggeren, maar ook geld en vastgoed), de familie Collinet (Carmeuse, die zitten in de kalk) en de familie Balcaen met 1 miljard 300 miljoen (tapijten).
Coucke (van de shampoo) en Duchâtelet (dat is de man van de voetbalclubs, maar hij schijnt ook een geniaal uitvinder te zijn) halen de top tien net niet, maar wat niet is kan komen.
Dat alles kan iedereen bij elkaar puzzelen door de krant te lezen en het web te raadplegen.
Wat mij hoogst interessant lijkt, dat zijn de kwantitatieve verhoudingen binnen die top tien. Spoelberch en aanverwanten hebben namelijk bijna achtendertig keer meer fortuin dan de sukkelaars van Balcaen. En nummer twee, Albert Frère, heeft net geen acht keer minder dan nummer één.
Die top tien vertegenwoordigt ongeveer één miljoenste van alle Belgen. Maar binnen dit microscopisch kleine hoopje superrijke Belgen zijn de verschillen gigantisch.
De echt grote rijkdom zit in een véél beperkter segment
Elders is het niet anders.
Als dus de Occupy Wall Street groepen en de Indignados kwade dingen riepen over de rijkste één procent, zakken ze veel te diep naar beneden in de barre hiërarchie van de rijkdom. De echt grote rijkdom zit in een véél beperkter segment en binnen dat segment zijn de verschillen dan nog eens onvoorstelbaar veel groter dan binnen de algemene loonsom in ons type samenlevingen.
Neem bijvoorbeeld het salaris van de gouverneur van onze Nationale Bank. Dat is twaalf keer groter dan het gemiddelde loon van de Belg en vijfentwintig keer groter dan het minimumloon van een 21 jarige. De verschillen binnen de groupuscule van Belgische superrijken enerzijds zijn dus aanzienlijk groter dan anderzijds de verschillen tussen de mensen daar ver onder, zelfs tussen hen die een royaal besmeerde boterham krijgen en de massa mensen die een spaarzaam besmeerde boterham verdienen.
Piketty wijst op iets dergelijks in zijn Le capital au XXIème siècle. Hij heeft het dan over de 0,1 procent superrijken, één duizendste is dat. Dat is duizend keer meer dan één miljoenste. Dan 0,0001 procent.
Laten we eens één nul na de komma schrappen, dan zijn we nog lang niet bij de 0,1 procent van Piketty maar bij 0,001 procent van de Belgische bevolking, één honderdduizendste van alle Belgen. Op nummer 100 van de lijst rijkste Belgen staat de familie Mintjens (meubels) met ruim 140 miljoen. Dat is liefst driehonderddrieënvijftig keer minder dan de nummer één. Of neem nummer 443 op de ranglijst, Romelu Lukaku. Diens vermogen is 4179 keer kleiner dan het vermogen van Spoelberch en consorten. Ja, dat hebt u goed gelezen, meer dan vierduizend keer kleiner.
Niemand hoeft Lukaku te verdedigen of in bescherming te nemen, Lukaku kan zelf uitstekend zijn mannetje staan, hij is schatrijk, maar in de kringen van de werkelijk grote fortuinen blijft hij een kneus. En bedenk, met nummer 443 hebben we nog lang niet Pikettys 0,1 procent bereikt.
De verschillen binnen de topgroep zijn dus véél, kolossaal veel groter dan de verschillen tussen wat we met een streepje afgunst noemen de dikke wedden (bijvoorbeeld die van de gouverneur van de nationale bank of een minister) en het loonzakje van Jan en Mieke Modaal of zelfs Jan en Mieke Minimum. Over de walgelijke sommen waar sommige bedrijfsleiders recht op menen te hebben, spreek ik hier niet, want dan kantel je al gauw het bovenste 1 procent (of minder) binnen.
Ik weet wel hoe een grafiekje van de geldverdeling in België eruit zou zien
Ik ben niet handig genoeg met elektronica om hier een grafiekje van de geldverdeling in België tevoorschijn te toveren, maar ik weet wel hoe het eruit zou zien.
Van links naar rechts, dit wil zeggen van het minimumloon naar pakweg de wedde van de gouverneur van de Nationale Bank, zou je een licht stijgende streep zien. Helemaal tegen de rechterrand van het blad aangeperst zou je die streep plots steil omhoog zien zwiepen, oneindige verten tegemoet. Dat laatste geldt trouwens voor de hele wereld.
De rest van de grafiek ziet er voor België beter uit dan voor heel wat lidstaten van de EU (denk aan Scandinavië) en veel beter dan in bijna alle landen buiten de EU. Als je de zeer beperkte groep van topvermogens buiten beschouwing laat, blijft België eigenlijk een land waar een door en door fatsoenlijke vorm van gelijkheid gangbaar is, zonder te vervallen in star egalitarisme. Dat laatste vind ik trouwens dom en verwerpelijk.
Indien ooit de PvdA in de regering zou komen en de knalroden zouden hun programmapunt, het geld halen waar het zit, in de praktijk willen omzetten, wel, we weten nu waar het zit, dat geld. Het lijkt me niet meer dan billijk dat de superrijken van ons landje hun bijdrage leveren tot het algemeen welzijn en tot de door de belastingbetaler gefinancierde maatschappelijke voorzieningen waar ook zij elke dag ruimschoots gebruik van maken. Je kunt ze in die top tien voor mijn part allemaal één miljard laten houden, want ze mogen toch ook niet verhongeren, de Spoelberchs en de Colruyts van deze wereld.
Zullen de superrijken hem smeren, samen met hun geld, sneller dan het weerlicht? Daar kun je een sluitende Europese regelgeving voor bedenken en je kunt tegenwoordig zeer wel Zwitserland dwingen die te onderschrijven. Volstaat dat niet? Gaan ze dan samen zitten koekeloeren op een of ander Kaaimaneiland?
In 1963, ja, meer dan een halve eeuw geleden, schreef en tekende Marten Toonder de Bommelstrip met de titel De Bovenbazen. Het gaat over de rijkste tien van de hele planeet. Uit de eerste alinea dit citaat:
“…, en om sterker te staan tegenover de hebzuchtige wereld wonen ze in groepsverband in de Gouden Bergen, omringd door voetangels, klemmen en schrikdraad. Daar leiden ze een kommervol bestaan …”
Het verhaal dat volgt is zonder meer profetisch te noemen
Het verhaal dat volgt is zonder meer profetisch te noemen: onstuitbare financiële crisis, uit de hand lopende concentratie van kapitaal, steigerende ongelijkheid, milieuvernietiging op grote schaal, alle rotzooi die ons vandaag overkomt staat erin. Maar niks dors, niks theoretisch, geen ideologie, niets van dat alles, het is een kristalhelder, spannend, grappig verhaal. Onheilspellend, dat ook. Lees het, u zult er geen spijt van hebben. Het is niet alleen literair en grafisch een meesterwerk, het zou verplichte vakliteratuur moeten zijn in alle faculteiten economie, politicologie, rechten en aanverwante en zeker voor iedereen die op een of andere manier te maken heeft met de financiële sector.
Terug naar onze eigen top tien en hoe je die zou kunnen aanpakken.
De zeer humane herverdelingsoperatie (alles weg boven één miljard) levert je om en bij 63 miljard op. En hoeveel moesten we ook weer besparen tot 2017 of daaromtrent? Tien miljard? Twintig miljard? Een schijntje. Laat onze gespecialiseerde fiscalisten aanrukken. Ongetwijfeld vinden zij een efficiënte methode om die miljarden daar naartoe te sturen waar ze thuishoren: in ons aller staatskas.
Een mens mag toch eens dromen.