“‘Brussel, bezette stad?’
Geert Van Istendael voelt zich niet geroepen om België te verdedigen. Maar België een mislukte staat noemen, gaat hem net iets te ver. Meer dan twintig jaar na zijn afscheid van de televisienieuwsdienst, houdt hij nog net genoeg journalistieke reflex over om zich ver te houden van het soort stront gooien, beoefend door NYT en aanverwante gazetten, schrijft hij in deze column.
Literatuur is een raadselachtig bedrijf. In 1921 verschijnt in het Nederlands een krankzinnige dichtbundel, die hoofdzakelijk ergernis wekt door een ontploffende typografie.
Net geen eeuw later zie je de titel van die bundel in alle kranten, zowel binnenlandse als buitenlandse.
Dichters, wereldvreemde woordenkramers zijn het. Zo de milde beoordeling. Dichters zijn op hun kop gevallen. Zo de strenge veroordeling, vooral uitgesproken door lieden die zichzelf graag beschrijven als realistisch.
In 1921 had een van onze allergrootste dichters het over een jong en wreed verleden. Wist hij veel dat de titel van zijn bundel decennia na zijn al te vroege dood (in 1928) profetisch zou blijken te zijn.
Ik ben mijn bezette stad gaan bekijken. Te voet, de metro reed niet wegens het grote gevaar en dat laatste bedoel ik niet ironisch. De fiets dan maar? Niet geschikt voor dit soort expedities. Te voet kun je de half verborgen eigenaardigheden van het dagelijkse leven nauwkeuriger, want trager registreren. Het valt minder op als je even blijft staan.
Het leven in Brussel was die dag, maandag, zeer eigenaardig.
Ik woon net iets ten oosten van het Jubelpark. De voor de hand liggende wandelweg loopt door de Wetstraat.
Schaarse auto’s.
Dat wil zeggen, minder metaal, minder rubber, minder stank.
Schaars, de hongerigen in de snackbars.
Wat zich dan toch op straat waagt, draagt een papieren zakje. Is de bete broods met iets erop gaan kopen en draagt leeftocht mee naar het veilige kantoor. Dat is toch iets moeilijker te beschieten dan het grote raam van een eetgelegenheid.
Bij nummer zestien een paar soldaten. Zij koesteren indrukwekkende schietijzers.
Tijd voor koffie.
Zou Cirio open zijn, naast de Beurs? Het is een van de mooiste etablissementen die ik ken, op gelijke hoogte met Slavia in Praag, Caffè Greco in Rome, Gerbeaud in Boedapest, ik ken er nog wel, maar talrijk zijn ze niet.
Mijn vrouw en ik vormen de helft van de klandizie. In andere tijden kun je hier ook op maandagen over de hoofden lopen en draven de heren kelners als renpaarden over en weer, zich nauwelijks tijd gunnend om je wensen te vernemen, weg zijn ze weer, andere dorstigen wenken. Niet vandaag. Ze hebben alle tijd voor een praatje. Het is een catastrofe, mevrouw, meneer, nog nooit meegemaakt. Als we afscheid nemen, groeten ze met ceremoniële omhaal van woorden. Alles in nagenoeg vlekkeloos Nederlands, een taal die ze anders in hun jachtigheid wel eens willen vergeten.
De Grote Markt.
Eén dofgroene pantserwagen voor het stadhuis.
Nauwelijks Chinese toeristen. Als de onderdanen uit het Rijk van het Midden niet meer de hoofdstad van Europa binnenstromen, is er iets ernstigs aan de hand.
Een journaliste van een Duitse radio vraagt: Haben Sie Angst? Wij antwoorden: Nein, eigentlich nicht, en dat klopt. Ik ben nog geen seconde bang geweest. Wel is het me vreemd te moede.
De Anspachlaan, tot voor kort de grootste voetgangerszone van Europa. Ik ben zeer gesteld op dit wat padvinderachtige, onzeker in elkaar geknutselde koninkrijkje van wandelaars en fietsers. Brico open, de vestiging van banketbakkersketen Paul gesloten. Veel ijzeren rolluiken naar beneden. Iets meer blauw op straat dan gewoonlijk. Veel minder volk.
Dat is mijn bezette stad.
Nog literatuur.
Ik heb Karel van de Woestijnes berichten gelezen die hij tijdens de Eerste Wereldoorlog voor de NRC schreef over bezet Brussel. Het is proza van de bovenste plank, negenhonderd bladzijden meesterschap. Van de Woestijne, de Gentenaar, woonde toen in Brussel en hij woonde er graag. Hij was bijzonder gesteld op het wat anarchistische, vrolijke je-m’en-foutisme van de Brusselaars.
Niet alleen de tijden waren anders, zij het verrassend modern. De bezette stad toen reilde en zeilde anders dan de bezette stad die ik zag, je overdrijft nauwelijks als je zegt, het leven was er normaler. In ieder geval, de Duitsers hadden de stad veel minder lamgelegd, de stad was niet gestold, de stad was niet bevroren.
De hoofdstad van Europa op slot doen, de hoofdstad van de NAVO op slot doen, het is niet niks. Zouden ze in kringen van IS hebben zitten schuddebuiken van het lachen? Zouden ze apetrots zijn geweest?
Het valt niet uit te sluiten.
Het is ook volslagen onbelangrijk.
Het enig belangrijke is: hun barbarij vernietigen.
De Belgische regering heeft de hele vaderlandse pers en daar bovenop zo ongeveer de hele Angelsaksische pers over zich heen gekregen. In onze kranten werd die laatste gelijk gesteld aan de wereldpers, maar dat is een grove overschatting. Deze pers wordt door nog geen twintig procent van de wereldbevolking gelezen.
Volgens de tamtam van de Angelsaksische volksstammen was België een mislukte staat.
Wat dan te denken van de Verenigde Staten?
Waar dezer dagen een brave huisvader plus echtgenote veertien collega’s neermaait. De IS heeft ook die aanslag opgeëist.
Waar de machtigste man van de wereld het middel niet vindt om de burgers te verbieden in het wild rond te schieten met musketten en tweelopen.
Waar de politie er een sport van maakt zwarte medeburgers af te knallen. Excuseer, Afro-Amerikaanse medeburgers, wat een hypocriet woord, hun lijken blijven even koud.
Waar de duurste geheime dienst van de planeet (let wel, ik zeg niet de beste, dat is de Mossad en al even efficiënt was de Stasi-buitenland van de DDR, geleid door Markus Wolf, maar die is al negen jaar dood) niet bij machte was de sensationeelste terroristenaanslag ooit te voorkomen.
Wat te denken van de grote republiek Frankrijk?
Waar de geheime diensten zowat iedereen met een Algerijnse achternaam in het oog houden, maar niet kunnen voorkomen dat een handvol van die gasten vuur spuwend langs caféterrassen rijden.
Wat te denken van het koninkrijk Groot-Brittannië?
Waar de geheime diensten het moorden in de Londense metro niet hebben zien aankomen, althans, niet hebben kunnen beletten, maar waar de politie in de chaos wel een volslagen onschuldige Braziliaan heeft vermoord. En dat de Londense metro dezelfde dag om vier uur alweer reed, was geen grootse prestatie, zoals onze kranten het suggereerden, maar een aan het krankzinnige grenzend risico voor alle niets vermoedende passagiers.
Wat te denken van het koninkrijk Spanje?
Waar na de massamoord in Atocha premier Aznar er als de kippen bij was om de slachting in de schoenen van de ETA te schuiven (geen goed woord over de ETA overigens) en zodoende de hele natie voor te liegen, enkel en alleen om platte, electorale redenen.
Ik voel me niet geroepen België te verdedigen. Lieve God, nee.
Maar België een mislukte staat noemen? Zoals Libië zeker? Of misschien Somalië? Meehuilen in het schrille koor van de zogezegd gezaghebbende Angelsaksische pers? Die niet gehinderd werd door ook maar de geringste kennis van zaken? Die mijlen onder het niveau zakte van de eerste de beste rioolkrant?
Waarom heb ik nergens in de vaderlandse media gewag zien maken van de goed gedocumenteerde analyses die bv. in Die Zeit zijn verschenen? Of in La Repubblica? Ik heb bakken kritiek op dat vaderland, men leze mijn geschriften, maar meer dan twintig jaar na mijn afscheid van de televisienieuwsdienst, hou ik nog net genoeg journalistieke reflex over om me ver te houden van het soort stront gooien, beoefend door NYT en aanverwante gazetten.
Terwijl ik dit schrijf, is er in België nog altijd niets gebeurd, behalve de vuile aanslag op het Joods Museum. Wil dat dan zeggen dat het machtsvertoon een maat voor niets is geweest? Zeg nou zelf, hoe zouden wij dat weten? Stel even, de regering had niets gedaan en er waren in de Beenhouwersstraat of de AB enkele tientallen mensen koelbloedig vermoord. Wat zouden de commentatoren in binnen- en buitenland dán wel niet hebben geschreven?
Ik vrees dat wij niet goed meer in staat zijn de ernst van een echte noodtoestand in te schatten. Wij hebben verleerd wat ware dreiging is, dankzij tientallen jaren godzalige vrede, de Here zij geprezen. Wij snappen gewoonweg niet meer dat de overheid op zulke momenten zwijgplicht heeft. En de dreiging hangt boven ons, onvoorspelbaar, dat is eigen aan terrorisme. We zouden daar beter van doordrongen zijn.
Een buitenlands correspondent vroeg me waarom premier Michel in het parlement niet gewezen had op de fouten van onze veiligheidsdiensten. Alsof de eerste-minister van om het even welk serieus land in het openbaar, staande voor de camera’s van de halve wereld, zijn eigen veiligheidsdiensten eens effe smeuig de mantel gaat uitvegen. Mochten er al onenigheden zijn, de ware staatsman vecht nooit interne ruzies uit op het publieke forum en al zeker niet op het moment dat het land waarvoor hij verantwoordelijk is onder hoogspanning staat. Deed hij het wel, dan zou je inderdaad misschien met enig recht mogen beginnen te spreken over een mislukte staat.
En ja, de mededelingen vanwege de regering waren niet optimaal. Beter ware geweest: nog kariger. Geen paniek zaaien, maar ook niet geruststellen. Het is een helse evenwichtsoefening. En op dankbaarheid bij pers en bevolking mag je niet rekenen. Misschien was Dehaene zaliger er beter in geslaagd? Ik weet dat nog niet zo zeker. Ten tijde van Dutroux heeft ook hij zware communicatiefouten gemaakt.
Zal ik hier nog schrijven over Molenbeek?
Een volgende keer. Uitgebreid. Met voorbeelden. Opdat gemakzuchtig links niet langer denke dat multiculturalisme een onafgebroken partie de plaisir is. Het is godverdomme hard werken. Vechten tegen de bierkaai, soms, vaak, meestal. Als er één plek bestaat in België waar ze dat elke dag opnieuw beseffen en ondanks alle tegenslag blijven vechten, bierkaai of niet, dan is het wel Molenbeek.