“‘Het verdriet van mijn grootvader, de gastarbeider, om België’
Warda reflecteert in haar maandelijkse column over de generatiekloof tussen zichzelf en haar grootvader, één van de eerste gastarbeiders uit Marokko. Ze beschrijft de verschillende concepten van “thuis” en gaat dieper in op de emoties die de terroristische aanslagen van 22 maart teweeg brachten.
Ongeveer veertig jaar geleden kwam een sterk gebouwde jonge man met lichtgroene ogen en een zongebruinde huid van het harde werk op het land enthousiast het huis binnengelopen. Wild zwaaide hij met een pas in zijn handen, gaf er vervolgens een kus op. ‘Ik ga naar Europa’, zei hij. Die man was mijn grootvader.
In het kader van de bilaterale akkoorden tussen de twee koninkrijken, Marokko en België, kwam mijn grootvader samen met duizenden andere – voornamelijk Riffijnse – mannen naar hier om te werken. Gastarbeiders noemden we ze. Arbeiders te gast. De bedoeling was immers om na een paar jaar terug te keren. ‘Even op de tanden bijten in dat barre, koude land waar ik de taal en de mensen niet ken, waar ik alleen ben zonder mijn vrouw en mijn kinderen, waar ik niemand ben, waar ik onzichtbaar ben.’ Mijn grootvader had grootse plannen om zijn boerderij uit te bouwen en te investeren in nieuw materiaal om zijn grond te bewerken. De blik op thuis, Marokko, Rif gericht. Niemand had toen kunnen vermoeden dat alles anders zou lopen.
Sinds de komst van mijn grootvader is België een vijftigtal personen, verspreid over verschillende generaties, rijker. Opa en oma kenden nooit een wereld buiten hun eigen dorp en boerderij voor ze naar hier kwamen. Ze hadden nooit een opleiding genoten, konden lezen noch schrijven, en beheersten enkel het Riffijns Berbers. Een à twee generaties later brachten zij ingenieurs, managers, informatici, juristen, academici en succesvolle zelfstandige ondernemers voort.
Wat mij betreft is deze sociale mobilisatie in een deel van de Marokkaanse gemeenschap – gezien de specifieke migratiecontext en ondanks het gefaald integratiebeleid – opmerkelijk. Natuurlijk mogen we niet wegkijken van de socio-economische problemen gelinkt aan etnisch-culturele afkomst in bepaalde regio’s van ons land. Niemand wordt daar beter van. Maar de constante focus op het negatieve vind ik ook vermoeiend.
Ik was opgelucht dat mijn grootvader niet volledig had meegekregen dat onze huidige politieke leiders de economische meerwaarde van Marokkaanse migratie in vraag stelden en de levensloop van hem en zijn (klein)kinderen formuleerden als het importeren van armoede. Het zou zijn hart breken.
Hij verlangde naar de rust van de vertrouwde olijf- en amandelbomen, de aarde van het land van zijn voorouders onder zijn voeten
Opa is uiteindelijk enkele jaren geleden terug naar Marokko gemigreerd. De roep van het thuisland werd steeds sterker sinds zijn pensioen en sinds het overlijden van mijn grootmoeder Allah y rahma. Hij verlangde naar de rust van de vertrouwde olijf- en amandelbomen, de aarde van het land van zijn voorouders onder zijn voeten, het weerzien van oude bekenden op de lokale groentemarkt, de geur van muntthee en verse msemmen (Marokkaanse griesmeelpannenkoeken) in de ochtend in één van de vele ontbijtcafeetjes en de zoutige smaak van de Middellandse zeebries.
Marokko is voor hem de plaats waar hij volwaardig kan functioneren omdat hij de taal spreekt van de mensen, van de samenleving en van het land. Zijn thuis. Zijn Heimat. Nog steeds betekent op vakantie gaan naar Marokko in het Riffijns Berbers letterlijk ‘naar huis gaan’.
Zaventem
Op de dag dat het nieuws over de terroristische aanslagen in Brussel op 22 maart mijn grootvader bereikten, zat hij rustig van een kop koffie te genieten op een terras, wachtend tot de muezzin zou oproepen tot het middaggebed. Paniekerige telefoontjes heen en weer. Is iedereen veilig en ongedeerd? De luchthaven in Zaventem, een plek waar hij driemaandelijks landt om zijn kinderen en kleinkinderen te zien en waar hij weer opstijgt naar zijn thuis, werd aangevallen. Wat als hij zijn ticket op die dag had geboekt?
Vorige week was opa op bezoek. 22 maart kwam ter sprake en hij werd stil. Zijn ogen staren een tijdlang naar de foto op mijn telefoon. ‘Deze mannen zijn de daders van de aanslagen in de luchthaven van Brussel’, leggen we uit. Zijn frons wordt dieper. Ik zie de frustratie en de woede in zijn hele lijf opstijgen. Hij richt zich tot de foto: ‘Zijn jullie nu tevreden? Wat hebben jullie eigenlijk willen bereiken? Meer haat? Meer angst? Meer woede? Meer verdriet? Jullie zijn geen mensen. Jullie zijn duivels. Moge Allah jullie straffen in het heetste hellevuur.’
De ene moslim gelooft dat de daders in de hel belanden, de andere gelooft dat ze in de hemel belanden, nog een andere twijfelt of hel en hemel wel bestaan, nog een andere twijfelt of God überhaupt wel bestaat, en nog een andere is er van overtuigd dat noch God, noch hel, noch hemel bestaan. De werkelijkheid is vaak complexer dan we graag willen geloven.
‘België draag ik in mijn hart. Een aanval op haar is een aanval op mij. Wat er is gebeurd, snijdt… diep.’
Na zijn onverwachte uitbarsting zit mijn grootvader verslagen in de zetel: ‘België heeft mij werk gegeven, België heeft me de mogelijkheid gegeven om mijn gezin bij me te hebben, België heeft er voor gezorgd dat ik een dak boven mijn hoofd had, België heeft mijn kinderen opgeleid, België heeft mij gemaakt tot wie ik ben. België draag ik in mijn hart. Een aanval op haar is een aanval op mij. Wat er is gebeurd, snijdt… diep.’
Ik voelde herkenning in zijn liefde voor België, mijn thuis. Ik voelde zijn pijn, zijn woede, zijn frustratie, zijn angst voor medeverantwoordelijkheid. Tegelijk kon ik me niet volledig identificeren met de nederigheid die uit zijn gevoelens voortkwam. De generatiekloof lonkte. Ondanks de 12-uren-dagen aan een onderbetaalde 35 frank per uur in beklagenswaardige werk- en woonomstandigheden die hij heeft moeten doorstaan, voelt mijn grootvader een dankbaarheid, die ik begreep maar niet deelde.
Ik besefte op dat moment dat onze relaties tot België anders zijn. Waar mijn grootvader als Marokkaan spreekt, spreek ik als Belg. Wat mij betreft ben ik, samen met veel generatiegenoten, op dat vlak volledig geassimileerd. Zeg nu zelf, hoeveel autochtone Belgen voelen zich dankbaar voor werk, woning en onderwijs en uiten geen kritiek op de regering?