“‘Laat mij uitspreken’
Bie Vancraeynest houdt van discussiëren, dat heeft ze overgehouden aan haar deelname aan het scholierenparlement in de jaren negentig. Maar met de komst van de sociale media is er iets veranderd aan de manier van discussiëren. En niet ten goede. ‘Ik verdraag het moeilijk, die barsheid, die nijdige toon. Als ik uitgekafferd word, al is het dan virtueel, dan is de lol er een beetje af. ’
Het is altijd een beetje sneu wanneer iemand je een verwijt naar het hoofd slingert, en je het moet googelen. Het overkwam mij in 2015. Ik wist niet wat een ‘gutmensch’ was maar wel dat het niet als compliment was bedoeld. Het was een online verwensing overigens, wat mij de vernedering bespaarde aan de tegenpartij om opheldering te moeten vragen.
Gutmensch is een term die slaat op mensen die krampachtig het ‘goede’ willen doen en daardoor overdreven politiek correct gaan handelen. Althans, dat meen ik te begrijpen uit de omschrijvingen die ik her en der vind en uit de manier waarop het woord kwistig gebruikt wordt, vooral boven de Moerdijk.
Kende ik het woord Gutmensch niet voor 2015, nu lijkt er geen ontsnappen aan.
Kende ik het woord niet voor 2015, nu lijkt er geen ontsnappen aan. Zo gaat dat met taal én met de tijdsgeest. Allicht heb ik dit etiket zelf gezocht en voldoe ik aan de criteria van tenminste één definitie. Dat komt ervan, als je al eens wat commentaar geeft over wat er in de wereld gebeurt.
Graag ontrafel ik de wereld, liefst samen met anderen. Ik heb nood aan maatschappelijk debat, als een soort van therapie. Om grip te krijgen op de werkelijkheid dicht bij mij of net ver hier vandaan.
Ik houd van een gesprek over politiek, ik kan zelfs moeilijk zonder. Dat is de schuld van het scholierenparlement. Medio jaren negentig was ik verslingerd aan dit rollenspel waar ik twee schooljaren aan deelnam. Elk jaar werd een internationaal thema belicht. Je kreeg een rol en bijhorend standpunt toegemeten, op basis van een stevig inhoudelijk dossier. Je leerde er discussiëren en argumenteren ‘in een rol’. Zo werd ik op mijn 16de gedwongen om me in te leven in de rol van ‘Europese boer’, in een tijdperk waarin de termen melkplas en boterberg nog gangbaar waren. We hielden ervan de slechterik te spelen in het debat, dan kon je je pas echt uitleven.
Conversatie stelen
Op café, op een nieuwjaarsreceptie, op de trein met een volslagen onbekende. Doet u mij maar een fijne gedachtenwisseling. Ik hoef zelfs niet mee te doen, evenzeer kan ik genoegen scheppen in gewoon luistervinken, in diezelfde trein. Discussies van anderen volgen en in stilte meediscussiëren. Zeker als het mensen zijn die de wereld op een totaal andere manier beleven, spits ik graag mijn oren en steel ik wat conversatie.
Het gesprek is van een politieke incorrectheid waarvan zelfs een gutmensch in een minder dagje een beetje misselijk wordt.
‘Kiek, de negerinne è wok na de Lidl gewist’, hoor ik zo. Het is de inleiding van een gesprek over de multiculturele samenleving. De uitspraak wordt gedaan door een man die in het Zuidstation naar buiten tuurt en zijn observatie deelt met de leden van zijn wandelclub. Zijn gezelschap bestaat uit kwieke zeventigers met kniekousen en alpenschoenen . Dat ze West-Vlaams zijn, hoor ik al vanaf ‘Kiek’. Op het perron stapt inderdaad een indrukwekkende Afrikaanse vrouw met een al even indrukwekkende boodschappentas van Lidl langzaam naar de trein.
Het gesprek dat zich daarop ontspint gaat over ‘vrèmde’ , ‘negers’ in het algemeen en ‘adoptiekinders’ in het bijzonder. Het is van een politieke incorrectheid waarvan zelfs een gutmensch in een minder dagje een beetje misselijk wordt. Ik kom niet tussen. Ondanks hun ongelukkig gekozen woorden, kijken deze mensen met mededogen naar de ander, en met stijgende verbazing naar wat de wereld in de 21ste eeuw geworden is.
Qua ongenuanceerde discussies met mensen die niet gehinderd door enige kennis van zaken straffe uitspraken doen, kan ik wel wat verdragen. Dagelijks ben ik omringd door tieners, en die zijn per definitie nog niet in staat om zich in te leven in het standpunt van een ander, maar kunnen wel al over alles wat meepraten. In het jeugdhuis waar ik werk, heb ik natuurlijk wel een beetje invloed op het kader.
Dagelijks leveren mijn jeugdwerkers en vrijwilligers een strijd tegen de ‘hagra’-mentaliteit die heerst in de (Brusselse) volksbuurten. ‘Hagra’ is een term die staat voor een dynamiek waarin iemand die verbaal sterk is, de gesprekken domineert door een ander te kleineren, met als doel een zo groot mogelijke publieke vernedering van die ander. Het is als ‘gezaghebbende’ figuur heel erg verleidelijk om de pestkop zelf stevig op de plaats te zetten met een goed gevonden sneer om zo de groep tegen de pester te keren. (‘Wojoo, comment elle t’a cassé!) maar je versterkt er alleen maar de ‘hagra’-vibe mee. Maar wat kan het soms opluchten om iemand verbaal schaakmat te zetten!
Don’t feed the trolls
Het zijn hoogdagen voor querulanten: onzekere tijden waarin het lijkt alsof onze samenleving meer dan anders onder druk staat én een veelheid aan kanalen om daar flink ruzie over te maken. De islam, de vakbond en hedendaags feminisme zijn daarbij erg dankbare onderwerpen. Onderwerpen waar ook ik graag een boompje over opzet. Maar discussie wordt steeds vaker ruzie.
Ergens is in “het gesprek” een hardheid binnengeslopen waar ik niet goed tegen kan.
Ergens is in “het gesprek” een hardheid binnengeslopen waar ik niet goed tegen kan. Waar ik oprecht verdrietig van word. Ik verdraag het moeilijk, die barsheid, die nijdige toon. Als ik uitgekafferd word, al is het dan virtueel, dan is de lol er een beetje af. Mensen die boos op me zijn, wil ik koste wat kost voor mij winnen. Ik doe mijn best om zelf positief en constructief te blijven maar ik vind het soms ook erg moeilijk om niet in passief-agressieve uithalen te vervallen. Weinig dingen zijn zo besmettelijk als ‘gemeen’ communiceren…
Toen ik klein was stond er een beeldje van een trol op de kast. Ik was er doodsbang van. Het was de verbeelding van een van de schepsels uit het kabouteruniversum van Rien Poortvliet, auteur van een boekenreeks die men in de jaren zeventig wel eens in een boekenkast placht te vinden. Trollen zijn die vieze gemene wezens die plezier scheppen in het treiteren van kabouters. Hun hedendaagse evenknieën scheppen plezier in het treiteren van zowat iedereen. Ze amuseren zich, in alle anonimiteit, met mensen op stang te jagen. Zelfs mensen die bijzonder beslagen zijn in geweldloze communicatie moeten de duimen leggen voor hardnekkige trollen. Het duurde even eer ik dat door had, en ik leerde dat je trollen niet mag voederen. Dat is moeilijk loslaten voor mij, de allemansvriend.
If You Don’t Have Anything Nice to Say, SAY IT IN ALL CAPS.
Het is toch anders, als iemand voor je zit, je in de ogen kijkt. Dat doen trollen natuurlijk niet.
Er is een prachtige aflevering van This American Life, de beste podcast ter wereld, waarin een Amerikaanse stand up comédienne de dialoog aangaat met een van haar treiteraars. If You Don’t Have Anything Nice to Say, SAY IT IN ALL CAPS.
De rondborstige Lindy West was wel wat gewend qua trolling. Zeker toen ze een aantal mannelijke collega’s op de korrel nam, omdat die nogal luchtig omsprongen met het thema verkrachting, waadde ze online door de bagger, opgejaagd door honderden trollen. Eentje spande de kroon. Iemand maakte een twitteraccount aan onder de valse naam van haar pas overleden vader. Van op die nepaccount toeterde de trol rond, als vader van Lindy, dat hij erg teleurgesteld was in zijn dochter. Twee weken na zijn overlijden. Ze deed wat je niet hoort te doen in zo’n geval. Ze ging er op in. Ze riep publiekelijk op om er mee te stoppen. En de trol nam contact met haar op, verontschuldigde zich, verwijderde het profiel. Zij voert uiteindelijk een lang gesprek met hem. Het klikt zelfs tussen hen. Hij weet niet wat hem heeft bezield. Het lijkt te horen bij het online universum.
Ook in “live” gesprekken is een zelfde soort bitsigheid binnengeslopen. Het gesprek als wedstrijd. Bij de kandidaatsdebatten in de race naar het presidentschap van de Verenigde Staten telt maar een ding: Who won the debate?
Op onze zenders wordt dat een rondje: Laat mij eens uitspreken! Ik liet jou toch ook uitspreken? Het is omdat de waarheid pijn doet om te horen, dat je me onderbreekt! Maar je antwoordt niet op mijn vraag! Maar dat is omdat je mij voortdurend onderbreekt!
Daar kan je mediatraining voor volgen: om te blijven zeggen wat jij wil zeggen, je kan oefenen op niet-luisteren.
Scholierenparlement
Wij, bewoners van deze planeet, waarvan er maar eentje is, staan voor zoveel uitdagingen. Dan is er toch een gigantische behoefte aan vrijplaatsen om samen na te denken, van gedachten te wisselen, van mening te verschillen? Waar en hoe kunnen we fijne (politieke)tegenspraak organiseren? Gespreksavonden onder gelijkgezinden én met mensen die een heel ander idee hebben over hoe de samenleving in te richten. Mensen bij wie je je eigen inzichten aan kan scherpen, waar twijfel een duidelijke plaats heeft, maar ook tijdelijke momenten van totale helderheid. Pestkopvrij.
‘Nog meer opinies? Duffe debatten? All male panels? Mensen die vooral zichzelf graag horen praten (schuldig!)? Opgefokte TED-talks? Denk je nu echt dat mensen daarop zitten te wachten?’
‘Laat mij uitspreken!’
Wie gaat er mee op zoek naar nieuwe vormen, of wil er een paar oude recycleren?
In de voorstelling ‘Le Capital et Son Singe’ van Sylvain Creuzevault kijk en luister je naar bijna drie uur gesprekken onder vrienden. De acteurs krijgen elk een historisch personage uit de entourage van Karl Marx onder hun hoede. Ze trekken die persoon binnenste buiten, lezen alles wat ze over die man of vrouw te pakken kunnen krijgen. Bijna samenvallend met hun personage gaan ze dan aan tafel zitten en trachten improviserend de ‘salons’ en discussie van weleer te reconstrueren.
Een beetje zoals het scholierenparlement, eigenlijk…