Sinds wanneer is luchtkwaliteit een argument?

Column

Sinds wanneer is luchtkwaliteit een argument?

Sinds wanneer is luchtkwaliteit een argument?
Sinds wanneer is luchtkwaliteit een argument?

De officiële reden voor de verlaging van de verwerkingscapaciteit van de Dienst Vreemdelingenzaken van 250 naar 150 asielaanvragen is de luchtkwaliteit in de wachtzaal. Columniste Tine Hens vraagt zich af sinds wanneer luchtkwaliteit een issue is.

Spruitjeslucht? De staatssecretaris inhaleerde – niet zonder weerzin - nog eens diep. Spruitjeslucht? Hij keek ongelovig om zich heen. Naar de vrouwen met hoofddoeken, de mannen in joggingbroeken en met teenslippers, de handen diep weggestoken in de zakken van een fleece met een bedrijfsnaam op geborduurd.

Link

Lees ook: ‘België herbergt een groep rechtelozen ter grootte van Gent’

Het was moeilijk denkbaar dat deze aangespoelde mensen nu al roken naar slecht verluchte Vlaamse huiskamers. Hij snoof opnieuw de lucht in de wachtkamer op. En ja, hij bespeurde een vleug kurkuma, curry, koriander en enkele andere kruiden die hij vooral kende van de jaarlijkse integratiecouscous die ook in zijn gemeente werd georganiseerd.

Hij schudde het hoofd met de felheid van een man die zich bewust is van zijn verantwoordelijkheid. Welke kruidenmengsels hier ook rond zijn hoofd spookten en zijn edele reukorgaan kietelden, gezond kon je ze niet noemen. Driftig tikte hij het voorgeprogrammeerde nummer aan op het scherm van zijn smartphone. ‘Onmiddellijk’, baste hij. ‘Kan me niet schelen’, blafte hij. ‘Het gaat hier wel over de volksgezondheid, hé.’

250 is 250

Achterdochtig liet hij zijn ogen over de gezichten van al de wachtenden glijden, hij huiverde bij de leegte van hun blikken, van de vermoeidheid die als een laagje olie op hun huid glimde. Met hoeveel zaten ze hier? Waren dat er 250 of overschreden ze hier stelselmatig de toegestane limiet? Het was toch wat met die mensen. Was het nu zo moeilijk om een eenvoudige regel te respecteren? Het is toch niet omdat je zogezegd een oorlog ontvlucht bent dat je ineens de elementaire basisbeginselen van de wiskunde niet meer zou beheersen? 250 is 250. Punt uit. 250 is niet 251, zelfs al is dat een baby in de armen van zijn moeder.

Stel je voor dat autobouwers zo losjes zouden omspringen met wetten en regels?

Principes en heldere lijnen, daar draaide het samenlevingsmodel toch om? Stel je voor dat pakweg autobouwers zo losjes zouden omspringen met wetten en regels? Of producenten van plastics? Of de agro-industrie? De economie zou binnen de kortste keren op apegapen liggen. Enfin, gelukkig viel er met de vertegenwoordigers van die sectoren meestal goed te praten, ze hadden – hoe zou hij het formuleren – een gedeeld gevoel voor – wel ja – verantwoordelijkheid.

Met een korte knik stormde de dokter de wachtkamer binnen, verward keek hij om zich heen, waarop hij de staatssecretaris enigszins hulpeloos aanstaarde. Waar was dat noodgeval? Die zwaar zieke man? Hij zag hem niet. De staatssecretaris stak gedecideerd een vinger in de lucht en deinsde even terug – beeldde hij zich dat nu in? – het leek werkelijk alsof hij in een geleiachtige drab prikte. ‘Ruik!’ bulderde hij. De dokter rook. ‘Dieper inhalen’, commandeerde de staatssecretaris. De dokter vulde zijn longen met de net iets te vaak gerecycleerde binnenlucht en vroeg zich enigszins geïrriteerd af wie hier nu dokter en patiënt was.

‘Wat ruik je?’

‘Spruitjes?’

Driftig schudde de staatssecretaris zijn hoofd. ‘Nee, beste man, slechte lucht. Giftige lucht. Dodelijke lucht. Hier zijn’ – en hij knikte naar de groep alleenstaande mannen met Irakees uiterlijk in de hoek van de wachtkamer. ‘Te veel mensen aanwezig.’ ‘Noteer’, gebood hij de dokter. ‘Vanaf heden kan deze wachtkamer slechts 150 personen aan.’

Twee maten en gewichten

De dokter vroeg zich af of het zin had om tegen te stribbelen, echt wetenschappelijk kon je deze luchtmeting niet noemen, ja, diep in zijn hart verdacht hij de staatssecretaris er zelfs van met twee maten en twee gewichten te meten, want sinds wanneer was luchtkwaliteit werkelijk van levensbelang? Hadden mensen in Gent en Antwerpen al niet met aardbeien en klimop bewezen dat het niet veel soeps was met die Vlaamse lucht? En waren er toen prompte maatregelen genomen? Kon de staatssecretaris niet gewoon de onderhoudsploeg van het ventilatiesysteem bellen in plaats van hier honderd man op straat te bonjouren? Even liet hij aarzelend zijn balpen over het officiële document zweven, toen haalde hij de schouders op en dacht voor het gemak: ‘Goede lucht is in het belang van alleman.’

‘Plakband!’ bulderde de staatssecretaris naar niemand in het bijzonder, maar een dame veerde op en dribbelde met een rolletje naar hem. Hij kleefde de kersverse verordening eigenhandig aan het raam. Daadkracht, heet dat, dacht hij bij zichzelf. Even gleed er een glimlach over zijn gezicht. Soms zag hij zichzelf in gedachten op gevelgrote posters staan. Een arm in de zij, een andere recht vooruit, de blik op een voorspoedige horizon gericht.

Daadkracht, ja, zo zou hij graag herinnerd worden. Dit was instant daadkracht: ingrijpen waar het hoorde. Met een pennentrek werd het aantal vluchtelingen dat zich per dag mag registreren in België teruggebracht van 250 naar 150 met als argument: slechte luchtkwaliteit. Niet zonder trots postte hij dit resultaat op Instagram.

Aerosol

Cynischer kan ik het nauwelijks bedenken. Luchtkwaliteit is nooit een doorslaggevend argument – zelfs niet als we onze kinderen in de winter massaal aan de Aerosol hangen om dat amechtige ademen te versoepelen, zelfs niet als witte lakens aan de draden in Brussel grijs kleuren en zelfs niet als België vlammend rood kleurt op iedere kaart van luchtverontreiniging. Beleidsmakers halen met een aan arrogantie grenzend défaitisme de schouders op, mompelen dat het een probleem op Europees niveaus is of dat we onze concurrentiepositie toch niet te veel in de wind kunnen hangen door over schone lucht te emmeren.

Luchtkwaliteit is nooit een doorslaggevend argument. Tenzij om weer eens honderd vluchtelingen langer te laten wachten. In de buitenlucht.

Onlangs nog dienden de mensen van Schone Lucht BXL Air Propre glazen met vuil water op aan Europese ambtenaren die genoten van de opvallend warme herfstzon op het Luxemburgplein. ‘Nee, dank je’, wimpelden die gegeneerd het vieze drankje af. ‘Maar u vindt het wel normaal om dit iedere dag in te ademen?’, kregen ze te horen. De confrontatie met zo veel prut in een glas water stemde op z’n minst tot nadenken en zou – zou je denken – de nieuwe taboes moeten openbreken. Rekeningrijden, schrappen van onnodige bedrijfswagens, fietsers verwennen met fietspaden die niet abrupt eindigen op een betonnen wegversperring. Het zijn maar enkele ideeën. Toch slaagde de Brusselse minister-president erin het vuile glas water van zich weg te duwen met de boutade ‘dat het in Beijing nog veel erger is.’

Vrij vertaald: omdat we op planetaire schaal nog niet de meest vervuilde lucht aller landen inademen, moeten we durven toegeven dat het hier al bij al meevalt. En dan volgt steevast de klassieker onder de dooddoeners. ‘We moeten een beetje realistisch blijven.’

Over welk realisme hebben we het hier? Het realisme waarbij steeds meer kinderen met puffers in de achterzak rondlopen? Het realisme waarbij je na een fietstocht van Oost naar West door Brussel zwart snot snuit? Het realisme waarbij ook goede lucht ongelijk verdeeld is? Het realisme van een Europese Commissie die er weer niet in slaagt strengere dieselnormen door te duwen, die – integendeel – een sjoemelende bedrijfstak de hand boven het hoofd houdt en er niet voor terugdeinst de ultieme kost in onze schoenen te schuiven. Is dat het realisme van vandaag? Of lijkt dit realisme verdacht veel op verregaand cynisme?

Ach, is er dan altijd weer een andere beleidsmaker die gedwee het hoofd schudt en met dichtgeknepen lippen meedeelt dat ‘in het Londen van Dickens de lucht pas echt ranzige soep was’. En dan krijg je de raad Dickens erop na te lezen. Maar ik wil Dickens er niet op nalezen. Dickens is verleden tijd. Want waarom mag de lucht wel zo slecht blijven als in de tijd van Dickens, maar geldt die redenering niet als het over de plaats van de voetganger in de stad gaat? In de tijd van Dickens was de stad van de voetgangers. ‘Niemand wil toch terug naar Dickens’, luidt dan het antwoord verschrikt.

Nee, luchtkwaliteit is nooit een doorslaggevend argument. Tenzij om weer eens honderd vluchtelingen langer te laten wachten. In de buitenlucht. Waar het niet naar spruitjes maar naar uitlaatgassen ruikt. Maar de lucht voor het registratielokaal, daar gaan we niet moeilijk over doen. Die is trouwens de verantwoordelijkheid van het Brusselse gewest. Of de stad. Of een van de vier klimaatministers. In ieder geval: daar kan een staatssecretaris voor asiel en migratie zich niet mee bemoeien. Die heeft andere grenzen te bewaken.