“‘Wanneer helen onze koloniale wonden?’
Brussel maakte zich op voor een viering van Leopold II en columniste Olivia Rutazibwa kroop in de pen. Ze vraagt zich af wanneer België eindelijk het koloniale verleden in de ogen durft kijken en hoe onze wonden kunnen helen.
Ik gebruik niet vaak alle letters van een vloekwoord op Facebook, maar toen ik las dat Brussel zich opmaakte voor een viering van Leopold II op 17 december kon ik me niet inhouden. WTF?! En: ‘are you fucking kidding me?!?’.
Ik kon er niet bij dat we het in België, anno 2015 – ook al werd het uiteindelijk afgeblazen – in ons hoofd haalden de man die symbool staat voor de dood van miljoenen Congolezen en dito afgehakte handen, in de bloemetjes te zetten.
Na een eerste reactie van afgrijzen en ongeloof voelde ik me vooral weer eens extreem moe en uitermate geïrriteerd. Ik besefte nog maar eens dat we als samenleving nog zo’n lange weg af te leggen hebben voor we ons gedeeld koloniaal verleden recht in de ogen kunnen kijken om wonden te helen en het in te zetten tegen onrechtvaardigheden van vandaag en morgen.
Onzichtbare Congolezen
Het deed me ook beseffen hoe onzichtbaar de Congolese gemeenschappen in België vandaag nog blijven in ons collectief Belgisch imaginair. Geen Duits politicus of academicus die nu nog op het lumineus idee zou komen om het industrieel vernuft van Hitler feestelijk te herdenken. Niet alleen om de joodse gemeenschappen op eigen bodem en wereldwijd niet te schofferen: In tegenstelling tot België heeft Duitsland er werk van gemaakt om dat waar Hitler voor stond en deed, resoluut uit de collectieve Duitse identiteit te schrappen.
Geen Duitser die het in z’n hoofd haalt het industrieel vernuft van Hitler te herdenken.
Signalen dat niet iedereen de zaken zo ziet in ons landje kwamen dan ook niet als een verrassing.
In een opiniestuk in La Libre Belgique deed Aymeric de Lamotte, gemeenteraadslid in Sint-Pieters-Woluwe en advocaat, er alles aan om de figuur van Leopold in ere te herstellen. In de bijbehorende lezerscommentaren – al dan niet misselijkmakend racistisch – hoorde je een collectieve zucht van opluchting.
Tussen de regels door schuilde er een consensus dat de (gekleurde) protesteerders vooral ondankbaar zijn en het recht niet hebben om aan het symbool van het (beetje) Belgisch patrimonium en patriotisme (dat ons nog rest) te raken.
Foute focus
Het probleem is dat we ons afgrijzen voor de gruweldaden uit het verleden – die van het Belgisch koloniaal ‘avontuur’ of de Holocaust – steevast kanaliseren door te focussen op specifieke personages. In zo’n context volstaat het dan voor velen dat iemand als de Lamotte uit de doeken doet hoe Leopold II helemaal zo’n slechte man niet was om de zaak als afgesloten te beschouwen.
We gaan voorbij aan het feit dat het helemaal niet uitmaakt wat voor een man Leopold precies was, wat zijn intenties waren of hoeveel hij wist, aangezien het systeem dat miljoenen doden en afgehakte handjes mogelijk maakte daarmee niet miraculeus oplost in de atmosfeer.
Zo zien we ook hoe de jarenlange obsessie met Filip De Winter als de bron van al het racistische kwaad in Vlaanderen ons geen stap vooruit heeft geholpen in de strijd tegen dit structureel kwaad. Integendeel. Maar het kan dus ook anders, en soms gebeurt het ook werkelijk.
Gedwongen adopties
Op 24 november bood het Vlaamse Parlement, onder minimale media aandacht – Brussel zat achter slot en grendel door de terreurdreiging – haar excuses aan voor de gedwongen adopties in de jaren vijftig, zestig, zeventig en tachtig. De excuses vloeiden voort uit een reeks resoluties sinds eind 2014, gedragen door parlementsleden van diverse politieke families. Het Vlaams Parlement erkende dat ze de zaak veel te lang had laten aanslepen en dat die nalatigheid onnodige extra pijn heeft toegebracht een de slachtoffers.
Een heldere wetenschappelijke analyse over de Save-kinderen, vindt u hier.
Het ging in de eerste plaats vooral om binnenlandse adopties maar een deel van die excuses gingen over de metis-kinderen uit de kolonies die van hun Congolese, Rwandese of Burundese moeders waren weggehaald, aan de vooravond van de onafhankelijkheid op een vliegtuig richting België werden gezet en in Belgische pleeg-of adoptiegezinnen moesten opgroeien.
Voordien zaten de meeste metis-kinderen uit de regio van de Grote Meren in het instituut van Save in Rwanda. Daar genoten ze, afgescheiden van andere weeskinderen, hun biologische families en de rest van de Rwandese samenleving, een Europese educatie – onder meer vanuit de veronderstelling dat de biologische Afrikaanse moeders hen geen opvoeding konden geven die hun gedeeltelijk Europees bloed waardig.
Bastaards
Ik kan niet anders dan eerlijk bekennen dat ik zelf van excuses ook niets had opgevangen eind november. Nochtans was het een zaak die me ook persoonlijk raakte aangezien ik bij het uitkomen van het boek ‘De Bastaards van onze Kolonies’ in 2010 tot de ontdekking kwam dat mijn eigen tantes via Save gepasseerd waren en één van de weinige gelukkigen waren die opnieuw herenigd werden met hun biologische moeder – mijn groottante – in België. Tot dan was het niet iets waar we in de familie over spraken. Ook vandaag nog is er een zekere terughoudendheid om er al te vaak op terug te komen, een zwart-wit verhaal van goeden en slechten op te hangen – ‘De zusters die daar voor de kinderen zorgden deden allicht hun best en hadden geen idee van het grotere plaatje.’ – of er een grote politieke strijd van te maken.
In hoeverre hebben degenen die het niet overkwam het recht zich een stukje persoonlijke koloniale geschiedenis toe te eigenen?
Op een infoavond voor Rwandese adoptiekinderen begin december in Antwerpen hoorde ik voor het eerst de erg aangrijpende en poëtische getuigenis van Jean Bosco Safari, die tot mijn grote verbazing ook tot die horde hoorde. Ook hij werd toen gedwongen zijn Rwandese moeder achter te laten. Hij geeft toe dat hij tot voor kort niet eens naar dat verleden wilde kijken of erover wilde praten.
Iemand anders vertelt me dat hij – nadat hij eindelijk inzage kreeg in de nodige dossiers – na 63 jaar zijn vader vond maar dat die intussen was overleden. De zoektocht naar zijn Rwandese familie gaat intussen verder.
Ik word eraan herinnerd dat het uiteindelijk vaak om pijnlijke, zeer persoonlijke en intieme ervaringen gaat die alleen de betrokkenen voor zichzelf kunnen interpreteren en een plaats geven. In hoeverre hebben degenen die het niet overkwam het recht om hen zich dit stukje zeer persoonlijke, maar toch ook collectieve, (post)koloniale Belgische geschiedenis toe te eigenen? Hoe gebeurt dit respectvol en met welk doel zouden we het überhaupt doen?
Morgen
Terwijl ik hier verder over peins, kan ik alleen maar bedenken dat de excuses van het Vlaamse Parlement een eerste interessant piste zijn om na te denken over hoe we gezamenlijk op een constructieve en meer efficiënte manier de wonden uit het koloniale verleden kunnen helen.
Vandaag hebben we de keuze een verhaal van fundamentele verbondenheid te schrijven.
Het verhaal van de metis-kinderen raakt bij momenten misschien ondergesneeuwd in het bredere verhaal van gedwongen adopties, maar anderzijds worden ze ook resoluut ingeschreven in een inclusief Belgisch verhaal van onrecht waar we vanaf willen.
De excuses zijn op zich uiteraard vooral symbolisch, maar tegelijkertijd worden ze ook gelinkt aan een reeks concrete maatregelen: toegang tot dossiers en DNA-databanken, een monument en/of tentoonstelling, nazorg en begeleiding voor de getroffenen.
Bovenal worden publieke excuses erkend als een noodzakelijke stap in het helingsproces. Niet enkel het helingsproces van de slachtoffers – het volstaat niet om alleen tegemoet te komen aan de gekwetste gevoelens van zij die, mijzelf incluis, een zichtbaar voortvloeisel zijn van Stanley’s “ontdekking” van Congo – maar ook het helingsproces van de Belgische samenleving in haar totaliteit.
Het gaat hier uiteindelijk om een gedeelde geschiedenis; eentje die – gisteren – het licht zag in een context van vooral bloed en geweld, maar ook nieuw leven. Vandaag – te midden van de sporen van nieuw en oud geweld en onrechtvaardigheid, en ook schoonheid – hebben we de keuze om er vooral een verhaal van fundamentele verbondenheid van te maken. Omdat het mee bepaalt hoe morgen er zal uitzien.