Wat zal ik je zeggen, mijn kind?

Column

Op zoek naar een natuurlijk ritme van generaties

Wat zal ik je zeggen, mijn kind?

Wat zal ik je zeggen, mijn kind?
Wat zal ik je zeggen, mijn kind?

Soms vragen we ons af in welke wereld onze kinderen volwassen zullen worden. Soms voelen we verdriet en machteloosheid. Misschien, zegt MO*columnist Jan Mertens, is kwetsbaarheid tonen wel eerlijker dan al te hard te roepen dat onze kinderen het zeker beter zullen hebben dan wij.

© Brecht Goris

Jan Mertens

© Brecht Goris

Soms vragen we ons af in welke wereld onze kinderen volwassen zullen worden. Soms voelen we verdriet en machteloosheid. Misschien, zegt MO*columnist Jan Mertens, is kwetsbaarheid tonen wel eerlijker dan al te hard te roepen dat onze kinderen het zeker beter zullen hebben dan wij. ‘Hoop zit niet in een zekerheid over de uitkomst, wel in de overtuiging dat het zinvol is te proberen.’

Onlangs kreeg ik tijdens een interview nog eens die vraag. Of het nog wel verantwoord is om kinderen op de wereld te brengen nu de klimaatcrisis steeds ernstiger wordt. Het is een vraag die me verwart, omdat ze me meestal gesteld wordt wanneer ik iets probeer te vertellen over hoe het is om geen kinderen te hebben.

Dat ik geen kinderen heb is een groot verdriet. Het is geen keuze en het is al helemaal geen bewuste keuze om klimaatredenen. Het leven is gewoon gelopen zoals het is gelopen. Ik worstelde met mijn rugzakje. Ik heb ongetwijfeld veel fouten gemaakt, terwijl ik probeerde het beste te maken van het leven en in zo veel mogelijk opzichten het goede te doen.

Het heeft een tijd geduurd voordat ik voelde dat ik vrede kon sluiten met mezelf. En ondertussen was ik grijs en in de tweede helft van mijn leven. Je kunt het een beetje leren, gewoon kijken naar jezelf, naar dat verdriet, en het gewoon laten zijn. Zo blijft je huid zacht.

De krampachtige vorm van optimisme als een morele plicht, is vooral een poging om innerlijke twijfel en angst te bezweren.

Het wordt moeilijker als je verklaringen moet geven. Leg eens uit waarom je geen kinderen hebt. Die waarom-vraag doet me telkens weer een beetje verkrampen.

Alsof het mijn eigen schuld is, alsof ik heb nagelaten dat even te ‘regelen’, alsof er iets mis is, alsof ik dat allemaal in een paar zinnen zou kunnen uitleggen. Alsof ik gefaald heb. Dat klinkt dan ergens in mijn achterhoofd. En dan begin ik een beetje te stotteren, denkend dat ik me moet verantwoorden.

Die verwarring is eigenlijk ook weer niet zo erg. Misschien is verwarring wel een normalere staat van zijn dan alles zogenaamd te weten, in mooie zinnen, vol overtuiging en grote woorden.

En regelmatig gebeurt het dat iemand – meestal dan nog iemand die zelf kinderen heeft en daar met fonkelende ogen bijzonder uitgebreid over kan vertellen – me komt zeggen dat het zo goed is voor het klimaat dat ik geen kinderen heb. Ik weet ondertussen uit ervaring dat ik dan het best even het lokaal verlaat om elders wat te gaan dampen, of ik zou mogelijk die persoon een klap voor zijn kop geven. (Bij wijze van spreken natuurlijk.)

Leven in waarheid

Als ik met jonge mensen praat, hoor ik hen vaak zeggen dat ze niet meer goed weten of wat ze doen nog wel een verschil zal maken. Ze zijn kwaad omdat er niets lijkt te veranderen en voelen zich niet altijd gezien in hun machteloosheid. Als antwoord daarop krijgen ze vaak veel lawaai van mannen die zichzelf belangrijk en ‘rationeel’ vinden , terwijl stilte en luisteren misschien beter zouden zijn.

Soms vraag ik me af welke waarden ik had willen meegegeven aan mijn kinderen. Eentje daarvan is streven naar te leven in waarheid. Kijken naar de dingen, ze niet willen overroepen vanuit je eigen angst of verkramping, je laten raken, en proberen jezelf telkens opnieuw een plaats te geven, zodat je elke dag opnieuw geboren kunt worden, zodat je elke dag opnieuw een beetje kunt handelen. Ook je verdriet en je machteloosheid toelaten, en in je handen voelen hoe mooi en tegelijk kwetsbaar hoop is.

Hoop zit niet in een zekerheid over de uitkomst, wel in de overtuiging dat het zinvol is te proberen.

Als ik rustig kijk naar alle rapporten die de omvang van de klimaatcrisis beschrijven, kan ik niet zeggen dat er veel redenen tot optimisme zijn.

De toestand is zeer ernstig en urgent. We hebben nog veel kansen om de dingen te doen die nodig zijn om onze kinderen en kleinkinderen, hier en elders ter wereld, een waardig leven te geven. Maar we zullen dan wel grondig van koers moeten veranderen. Het zal niet gemakkelijk zijn, maar het kan.

Blind vooruithollen zal ons niet helpen. Blind erop vertrouwen dat een eenzijdige triomferende moderniteit alles voor ons zal oplossen, waardoor we niet naar onszelf moeten kijken, en waardoor we iedereen die daar vragen bij stelt kunnen uitschelden voor idioot, zal ons niet helpen.

Dat is in de feiten een vorm van negationisme. De krampachtige vorm van optimisme als een morele plicht – wat op zich al een contradictio in terminis is – is vooral een poging om innerlijke twijfel en angst te bezweren.

Ik denk dat de kwetsbaarheid in het idee van actieve hoop eerlijker is. Ook tegenover onze kinderen. Hoop zit niet in een (statische) zekerheid over de uitkomst, wel in de overtuiging dat het zinvol is te proberen, telkens weer. Hoop zit in het handelen. Het zit in het erkennen van ons verdriet, om een mooie wereld die stuk dreigt te gaan, en onze angst dat we onze kinderen niet zullen kunnen beschermen. Het zit in deel te willen zijn van het alternatief.

Cynische slogan

De klimaatcrisis is in wezen een rechtvaardigheidscrisis. De ecologische gulzigheid van een minderheid verkleint de levenskansen van een meerderheid. Dat is intra- en intergenerationeel zo. Het welvaartsideaal van de wereldwijde consumentenklasse heeft een te zware voetafdruk.

En iets gelijkaardigs kun je ook zeggen over de gemiddelde levensstijl van de oudere en huidige generaties. Als we de klimaatcrisis niet willen laten ontsporen, zullen de jongere generaties het met een kleinere voetafdruk moeten doen. Het is een pijnlijke en misschien bittere waarheid, maar het lijkt me eerlijker die ook te erkennen. De jongeren die ik ontmoet weten heel erg goed in welke wereld ze opgroeien en ze willen ook ernstig genomen worden in hun bezorgdheid.

Ik heb het – hoewel ik het onderliggende verlangen begrijp – erg moeilijk met de krampachtige kreet ‘dat onze jongeren het per definitie zeker beter moeten hebben dan wij’. Ik denk dat veel jongeren heel goed beseffen dat dat een holle en in de feiten nogal cynische slogan is.

Zouden mijn kinderen kwaad zijn, omdat ik niet genoeg heb gedaan om de wereld een beetje beter na te laten aan hen?

Ik hoop uit de grond van mijn hart dat heel veel kinderen of jongeren, overal ter wereld, die nu in armoede leven, kunnen meemaken dat hun eigen kinderen uit de armoede geraakt zijn en het dus beter hebben. Maar als we dat willen garanderen, zullen we ook voor alle anderen moeten nadenken over de betekenis van het woord ‘beter’.

Als dat vooral betekent dat we willen dat onze kinderen nog meer moeten kunnen vliegen, in een nog grotere SUV rijden, nog meer wegwerpkleren moeten kunnen kopen, dan zal dat streven er alleen maar voor zorgen dat nog veel meer kinderen het nog sneller slechter zullen hebben.

Als ik heel eerlijk ben, moet ik toegeven dat ik soms bang ben voor de wereld waarin de kinderen van nu zullen leven als ik al dood ben. Soms betrap ik me erop dat ik ga uittellen hoeveel jaar ik mogelijk nog heb, en hoever we dan zullen zijn, en dan schaam ik me.

Ik kan me voorstellen dat zoveel papa’s en mama’s, die wel kinderen hebben, hetzelfde gevoel hebben. Soms voel ik veel verdriet om die mooie planeet die lijkt te sterven. Soms voel ik me machteloos. Hoe zouden mijn kinderen naar mij kijken? Zouden ze kwaad zijn omdat ik niet genoeg heb gedaan om de wereld een beetje beter na te laten aan hen?

Onrechtvaardigheid

Onlangs gaf ik een lezing waarbij er heel wat jonge mensen aanwezig waren. Ik stelde me in mijn hoofd voor dat zij mijn kinderen zouden zijn. Het was alsof ik wilde kunnen zeggen dat alles wat ik deed voor hen was.

Tegelijk wou ik hun laten zien dat ik soms voel dat mijn armen te kort zijn. Ik vertelde iets over het verdriet en nodigde hen uit hetzelfde te doen. Ik wou iets vertellen over elke dag opnieuw proberen die dingen te doen die binnen je mogelijkheden liggen, en ik stotterde me erdoorheen.

Ik vroeg me af hoe het voor hen moet zijn om te verlangen naar kinderen en misschien niet te weten of dat wel een goed idee is. Dat zij zich soms die vraag stellen begrijp ik, maar het maakt me tegelijk opstandig en droef.

Ik denk dat het goed is dat we in die kwetsbaarheid naast elkaar gaan zitten, om te kijken naar de wereld, en te leven in waarheid. Laten we onze eigen machteloosheid niet te snel vertalen in hard roepen dat alles zeker beter zal gaan en tegelijk laten voelen waarom we blijven vechten voor een wereld waarin ieder kind het goed heeft. Misschien is dat wel eerlijker tegenover onze kinderen.

Laten we de twijfels van jongeren die nu aan de rand van hun volwassen leven staan ernstig nemen.

Een kind op de wereld brengen is voor velen, denk ik, nog altijd het mooiste symbool van hoop. Ik geef toe dat ik soms niet begrijp hoeveel mensen, ook als ze kinderen hebben, lijken te leven alsof de toekomst er niet toe doet. Het idee van verandering van een welbepaalde te gulzige levensstijl lijkt bedreigender dan zo te leven dat je kinderen ook vol vertrouwen zullen kunnen dromen van hun kinderen.

Wie echt iets wil doen aan de onrechtvaardigheid van de klimaatcrisis, zorgt ervoor dat de voetafdruk verlaagt van wie te breed leeft. Een antwoord op de vraag of het nog wel verantwoord is om kinderen op de wereld te brengen in tijden van klimaatcrisis, is dat het eigenlijk vreselijk is dat de vorige en huidige generaties, bewust of onbewust, keuzes hebben gemaakt die ertoe hebben geleid dat sommige jonge mensen zich vandaag die vraag stellen en er misschien voor kiezen om geen kinderen te nemen.

En dat terwijl ze er erg naar verlangen en ze heel goede ouders zouden zijn geworden die hun kinderen warme geborgenheid zouden hebben gegeven.

Alternatief welvaartsmodel

Natuurlijk moet je bij het stellen van die vraag ook een beetje bescheiden zijn. Door de tijd heen, overal ter wereld, hebben mensen in de meest moeilijke omstandigheden de keuze gemaakt om te blijven geloven in het leven. Het is verder ook goed te erkennen dat de klimaatcrisis zich op andere plekken van de wereld nu al veel acuter laat voelen dan hier, wat de onrechtvaardigheid ervan alleen maar bevestigt.

Dat alles mag aanzetten tot enige nederigheid. Maar laten we toch het verdriet en de twijfels van de jongeren die nu aan de rand van hun volwassen leven staan ernstig nemen. Als we van al onze kinderen houden, moeten we hen er niet van overtuigen om zelf geen kinderen te krijgen, maar moeten we ervoor zorgen dat er nog genoeg toekomst over is voor hen, zodat ze zelf hun eigen keuzes kunnen maken.

Er zou een evenwicht moeten kunnen bestaan in een soort natuurlijk ritme van de generaties, zoals de seizoenen. Een kringloop van ouder naar kind. Je zou moeten kunnen vertrouwen op het ritme van die kringloop.

Een welvaartsmodel dat niet duurzaam en rechtvaardig is verstoort het ritme van de seizoenen en zo ook de kringloop waarin we onze kinderen eerst in onze armen kunnen dragen, hen daarna in de wereld laten gaan, waarna we zelf met een gerust hart de wereld kunnen verlaten.

We moeten als het ware radicaal circulair gaan denken en zo leven dat we die kringloop herstellen. Het mooie is dat we aan onze kinderen kunnen laten zien dat dat ook mogelijk is, in actieve hoop. En dan kunnen zij, met al hun wijsheid, creativiteit en dromen, op hun beurt een vol leven uitbouwen dat zich inschuift binnen de draagkracht van de planeet.

Tags