Murat Somer: ‘De EU heeft de Turkse democratie actief mee ondermijnd’
De AKP verraste zondag iedereen, zichzelf incluis, door opnieuw een meerderheid te halen bij de verkiezingen. Wat betekent dit voor de toekomst van Turkije? Zal de regering, van haar macht verzekerd, een meer democratische koers varen? MO* sprak erover met de Turkse professor Murat Somer.
Murat Somer doet als professor politieke wetenschappen aan de Koç universiteit onderzoek naar etnische conflicten en nationalisme, democratisering, religieuze en seculiere politiek, politieke islam, de Koerdische kwestie en Turkse politiek. Somer: ‘Je kan de PKK steunen en tegelijkertijd bang voor hen zijn.’
Professor Somer, wat zijn de voor- en nadelen van een AKP-meerderheid?
Somer: Het voordeel is dat er nu geen chaotische periode van onzekerheid zonder overheid is. In dat geval was er waarschijnlijk meer autoritair machtsvertoon geweest en misschien zelfs nog eens nieuwe verkiezingen. Maar alles hangt sterk af van hoe de regering de resultaten interpreteert. Als ze het als een verlangen naar stabiliteit en goed bestuur beschouwt bij de kiezers, dan ziet het er goed uit. Maar als de regering de verkiezingszege als een goedkeuring ziet van haar beleid voor de verkiezingen, waarvoor ik vrees, dan is dat zeer negatief voor de toekomst.
‘Het beleid van de regering heeft actief bijgedragen aan geweld en onzekerheid.’
Net dat beleid en discours van de regering hebben namelijk actief bijgedragen aan geweld en onzekerheid. De AKP heeft ook verschillende issues op te lossen en de vraag is of ze dat effectief zal doen. Zal er een degelijke rechtsstaat zijn die mensen beschermt of komt er nog meer wetteloosheid? Gaat de overheid de scheiding der machten implementeren? Momenteel is de machtsverdeling tussen de eerste minister en de president, die in principe geen uitvoerende macht heeft, helemaal niet duidelijk. Dat zijn allemaal cruciale zaken voor de economie en de internationale relaties en voor mensenrechten en democratie.
Je zegt dat de overheid bijgedragen heeft aan geweld en onzekerheid. Hoe bedoel je?
Somer: Er zijn complottheorieën dat Erdogan die escalatie van geweld wilde omdat hij teleurgesteld was in de verkiezingsresultaten. Daar zijn geen harde bewijzen voor dus ik kan als politieke wetenschapper niet zeggen of dat juist is of niet. Maar de politieke verantwoordelijkheid van de overheid is wel duidelijk. Ze heeft de maatschappij enorm gepolariseerd en alle critici als vijand bestempeld en in diskrediet gebracht. Mensen werden gedwongen een kant te kiezen: voor of tegen de overheid. Die aanpak lijkt gewerkt te hebben, want ze hebben hun macht geconsolideerd.
‘Het gaat om oorlog, niet om normale, democratische politiek.’
Mensen hebben voor veiligheid en stabiliteit gekozen, maar tegelijkertijd heeft net dat beleid ook zeker bijgedragen aan geweld en verdeeldheid in het hele land. Erdogan en Davutoglu hebben aan veel groepen in de maatschappij de oorlog verklaard door hen als verrader, staatsgevaarlijk of vijand te bestempelen. Dat kan ik geen normale, democratische politiek noemen, dat is regelrechte oorlog. De regering heeft gedreigd met actie tegen privémedia, privébedrijven en politieke partijen. Die aanpak kunnen ze nu verderzetten of stoppen.
Hebben de oppositiepartijen de kans gehad om degelijk campagne te voeren?
Somer: Nee, er is geen sprake van eerlijke en vrije verkiezingen. Journalisten werden ontslagen als ze te kritisch waren dus ze zien zich gedwongen tot zelfcensuur. De wet tegen het beledigen van de president werd ook ingeroepen om critici monddood te maken.
‘De staatstelevisie, die neutraal moet zijn, gaf zeshonderd minuten zendtijd aan Erdogan en de AKP.’
Twee dagen voor de verkiezingen heeft de overheid twee grote kranten overgenomen. De staatstelevisie, die neutraal moet zijn, gaf zeshonderd minuten zendtijd aan president Erdogan en de AKP en geen zendtijd aan de oppositie. Erdogan moet als president neutraal zijn, maar supporterde actief voor de AKP.
Uiteraard had dat invloed op het stemgedrag. Er was geen vrijheid van informatie en kiezers konden geen volledig geïnformeerde keuze maken. De verkiezingen vonden plaats binnen een sfeer van intimidatie.
De oppositie had de aanpak van de overheid wel in haar voordeel kunnen gebruiken. Ze heeft geen mensen gemobiliseerd, terwijl ze veel meer op de burgerbeweging en de media, want er zijn wel nog media beschikbaar, kon inzetten. Vanaf het begin hebben de oppositiepartijen ook niet kunnen samenwerken. Vooral MHP-leider Davlet Bahceli deed onmiddellijk alle deuren dicht en maakte het zo onmogelijk voor HDP en CHP om iets te ondernemen, maar ze hebben ook te lang geaarzeld.
CHP voert een verantwoordelijke, constructieve politiek, maar is zijn geloofwaardigheid kwijt. Na het falen van premier Davutoglu om een regering te vormen, moest die taak naar hen gaan, maar dat is niet gebeurd. Ze hebben er veel te laat op gehamerd, waardoor ze Erdogan een excuus gaven om te weigeren. Mensen denken nu: als je je eigen rechten als partij nog niet kan verdedigen, hoe ga je dan mijn rechten kunnen verdedigen?
Hoe zie je de relatie tussen Turkije en de EU evolueren?
Somer: Turkije en de EU bewegen weg van elkaar. De EU heeft ook geloofwaardigheid verloren bij voorstanders van de EU, intelligentsia en democraten in Turkije. De EU heeft namelijk gewoon de andere kant opgekeken, terwijl rechten geschonden werden. Er heerst een sterke indruk dat de EU ervoor koos de overheid te steunen in ruil voor samenwerking met betrekking tot de vluchtelingen.
‘De EU heeft de Turkse overheid actief geholpen.’
De EU heeft ook de schending van de Turkse grondwet ondersteund en actief mee de Turkse democratie ondermijnd door rechtstreeks met president Erdogan te onderhandelen over de vluchtelingenkwestie. Volgens de Turkse grondwet is de president niet het hoofd van de regering en mag er niet rechtstreeks met hem onderhandeld worden. De EU had met Davutoglu moeten onderhandelen.
Daarnaast heeft de EU de overheid ook actief geholpen door de publicatie van het jaarlijkse vooruitgangsrapport over Turkije uit te stellen. Dat rapport moest half oktober al gepubliceerd worden en zou ongetwijfeld negatief zijn voor de overheid.
De credibiliteit van de EU is dus ernstig geschaad. En wat de AKP betreft: vijf jaar geleden hadden ze wel bij de EU kunnen aansluiten, maar de koers die ze vandaag varen is incompatibel met de instituties en waarden van de EU. De AKP’s begrip van democratie en vrijheid staat mijlenver van hoe de EU dat ziet.
Hoe verklaar je dat de Koerden zo anders gestemd hebben dan bij de vorige verkiezingen?
Somer: Ik denk dat het een reactie tegen PKK en tegen de politiek van HDP is. Mensen achten niet enkel de regering, maar ook de PKK verantwoordelijk voor het geweld. HDP onderscheidde zich van andere Koerdische partijen uit het verleden door een breed publiek aan te spreken met haar verhaal van een vredevolle multiculturele democratie. Daarvoor hebben ze leden uit alle hoeken van de maatschappij geworven: etnische minderheden, Turkse Turken, liberalen en linkse mensen, alevieten en moslims.
PKK-leider Abdullah Öcalan heeft ook opgeroepen tot een demilitarisering en het proberen bereiken van Koerdische doelen via de politieke weg dus de geweldloze koers die HDP vaart, sluit daarbij aan. Natuurlijk zijn een aantal kernleden wel Koerdisch en ervaren zij druk van de PKK.
Neemt HDP dan niet genoeg afstand van de PKK?
Op het moment dat het opnieuw tot een oorlog tussen de PKK en de regering kwam, had HDP een duidelijk standpunt moeten innemen. HDP heeft de PKK wel opgeroepen de wapens neer te leggen, maar ze moest het geweld veel duidelijker veroordelen. Daarvoor moet HDP geen afstand nemen van de ideologie en de doelen van de PKK, maar het was de uitgelezen kans om zich te distantiëren van haar methodes. Voor HDP is dat uiteraard zeer moeilijk, want de PKK is een gewapende groep en een deel van haar kiespubliek hangt PKK aan.
‘Hoe vrij is een keuze die in zo’n angst gemaakt wordt?’
En HDP heeft nog een aantal andere fouten gemaakt. Haar premisse is dat ze haar doelen via de democratische weg bereikt, maar toen Koerdische groeperingen unilateraal autonome, zelfbesturende regio’s uitriepen in het oosten, heeft ze dat niet afgekeurd. Dat speelt in op angsten dat HDP en PKK onafhankelijkheid willen en is dus een contraproductieve zet die geweld en onzekerheid in de hand werkt.
Daarnaast heeft HDP-leider Demirtas de Turkse staat als moordenaar bestempeld, wat voor veel kiezers een te radicale uitspraak is. Zij zien ook in dat je wel de regering kan aanpakken, want een regering kan veranderen, maar niet de staat. Veel Koerden zijn trouwens niet gekant tegen de staat.
Maar ik moet toch ook nog eens benadrukken dat de verkiezingen in buitengewone omstandigheden hebben plaatsgevonden. Er zijn grote kanttekeningen bij hoe vrij mensen waren om hun stem uit te brengen. Mensen stonden onder enorme druk en lieten zich leiden door angst. Zeker in het oosten vreesden mensen voor hun leven. Hoe vrij is een keuze die in zo’n angst gemaakt wordt? Daarom is het ook begrijpelijk dat mensen veiligheid kiezen boven een onzeker democratischer resultaat.
Kan je toelichten waarom mensen voor hun leven vreesden?
Somer: De verkiezingen vonden plaats in een klimaat van totale onveiligheid. Er was angst voor aanslagen van IS, de overheid beschermde de mensen niet of kon dat niet en daders konden niet effectief bestraft worden. Er waren overheidsoperaties en in sommige provincies was zonder parlementaire toelating een staat van beleg met strenge operaties van de veiligheidsdiensten en dan waren er ook nog PKK-aanvallen.
Uiteraard heeft PKK een sterke aanhang in het oosten, maar tegelijkertijd zijn mensen ook bang van PKK. PKK gebruikt druk en geweld en heeft andere Koerdische groepen aangevallen en dwang gebruikt om mensen te mobiliseren.
PKK steunen kan ambigu zijn. Je kan hen steunen en tegelijkertijd bang voor hen zijn. Veel mensen steunen PKK omdat ze denken dat het de enige macht is die verandering kan brengen en Koerdische rechten kan verdedigen, maar dat betekent niet noodzakelijk dat ze achter hun methodes staan. De PKK draagt evenveel verantwoordelijkheid als de overheid. Ze had de keuze om te reageren met geweld of niet.