De zwanenzang van de fossiele brandstoffen
Alma De Walsche & Roxane Hoedemakers
05 december 2015
Als er in Parijs een klimaatakkoord komt, is de kans reëel dat investeringen in de fossiele brandstoffen waardeloos worden. Intussen blijven oliereserves evenwel van heel groot politiek belang. MO* sprak met energiedeskundige Philippe Copinschi over olie, het Midden-Oosten, de VS en Rusland.
Philippe Copinschi is verbonden aan het Institute Sciences Po in Parijs, en onafhankelijk energieconsulent, gespecialiseerd in Afrika. Zo lang ons transport zo uitermate afhankelijk is van fossiele brandstoffen, blijft olie een strategische energiebron, stelt Copinschi. De klimaatverandering dwingt ons alternatieven te bedenken.
U stelt dat de theorie van piekolie achterhaald is. We hebben momenteel ook te maken met zeer lage olieprijzen. Is de voorraad dan onuitputtelijk?
Copinschi: Het feit dat de theorie van piekolie achterhaald is door de ontdekking van niet-conventionele olie, wil niet zeggen dat deze energiebron onuitputtelijk is. Fossiele brandstoffen zullen op een bepaald moment hun maximale productie bereiken en uitgeput raken, zoals elke niet-hernieuwbare bron. Maar de daling in de olieproductie die we op een bepaald ogenblik wel degelijk zullen zien, zal geen gevolg zijn van problemen gelinkt aan de productie zelf, maar een gevolg van een dalende vraag naar olie. Die vraag zal dalen omdat we nieuwe technologieën ontwikkelen, voor transport bijvoorbeeld. Stap voor stap zullen we voor transport alternatieve, hernieuwbare energie-formules vinden.
‘De beste oplossing die we tot nu gevonden hebben is het CO2-verbruik belasten en dus de vervuiler laten betalen.’
Onze maatschappij slaat langzaam maar zeker de weg in naar transport op basis van elektriciteit. De elektrische wagens breken langzaam aan door. Technologisch zijn er de mogelijkheden, maar de snelheid van die transitie zal afhankelijk zijn van de initiatieven die de overheid onderneemt. Als we de consumptie willen heroriënteren, dan moet de vervuiling betaald worden door de CO2-gebruikers, vandaag is de hele maatschappij die betaalt. De beste oplossing die we tot nu gevonden hebben is het CO2-verbruik belasten en dus de vervuiler laten betalen. Maar dat gebeurt nog niet op grote schaal en ook de prijs staat nog veel te laag.
De rol van olie in de wereld
Het Midden-Oosten en in het bijzonder Saoedi-Arabië spelen nog steeds een belangrijke rol op vlak van fossiele brandstoffen, ondanks de Amerikaanse schalie-olie en -gas?
Copinschi: Jazeker. Ten eerste spelen ze een belangrijke rol omdat het grootste deel van de wereldwijde olieproductie afkomstig is van daar. Hoewel de olieprijs wereldwijd dezelfde is en vastgelegd wordt op basis van mondiale vraag en aanbod, is het daarbij ook grotendeels de productie en het aanbod uit het Midden-Oosten die die prijs bepalen.
Ten tweede is het ook zo dat de grote oliereserves zich bevinden in het Midden-Oosten. Op lange termijn zal dat ervoor zorgen dat de olieproductie geconcentreerd zal geraken in die landen en dat de wereld dus meer en meer afhankelijk wordt van het Midden-Oosten.
Het is wel zo dat er al ongeveer 40 jaar wordt gezegd dat wereldwijde afhankelijkheid van het Midden-Oosten enkel zal groeien, maar dat is nog altijd niet gebeurd. Dat komt onder andere door de alternatieve energievoorzieningen die we doorheen de jaren als oplossing hebben gevonden. Ik zeg daarmee niet dat het nooit zo’n vaart zal lopen, maar wel dat we misschien iets genuanceerder met toekomstvoorspellingen moeten omgaan.
Bekleden de Verenigde Staten eenzelfde rol op vlak van schaliegas?
Copinschi: De productie van schaliegas is meer veranderlijk op korte termijn. Sinds een tiental jaren heeft de energievoorziening op basis van schaliegas een belangrijke impact gehad op de fossiele brandstofindustrie. Op het moment dat de mondiale vraag naar olie stagneerde, maakte de VS de olie in eigen land duurder, waarop de vraag weer daalde. Dat heeft ook gevolgen gehad voor de olieprijs. De Amerikanen zullen dit misschien nog een tiental jaar volhouden, maar niemand denkt dat deze situatie er een van lange duur is.
De productie van schaliegas is nu erg sterk, maar die zal doorheen de tijd afzwakken. Ook de schaliegasreserves zijn niet echt belangrijk en helemaal niet vergelijkbaar met de oliereserves in het Midden-Oosten. Een even grote rol als het Midden-Oosten bekleden de Verenigde Staten dus niet.
Naast het Midden-Oosten en de VS wordt ook Rusland gezien als een belangrijke entiteit.
Copinschi: Rusland en daarvoor de USSR zijn altijd heel grote olieproducenten geweest. Na de val van de Sovjet-Unie is die productie lichtjes gedaald en in de jaren 2000 is die terug omhoog gegaan. Veel van de productie wordt geëxporteerd, hoofdzakelijk naar Europa. Dat gebeurt voornamelijk via pijplijnen of maritiem transport. Maar Rusland heeft haar klanten niet echt te kiezen, het zijn of de Europeanen of niemand.
Met gas is dat hetzelfde. Een klein deel ervan wordt geëxporteerd naar Azië, maar gas wordt meestal overgebracht via pijplijnen, en die gaan enkel via de Baltische Zee, Oekraïne of Wit-Rusland naar Europa.
Het andere grote probleem is dat Russische bedrijven op vlak van technologie nog altijd afhankelijk zijn van westerse bedrijven. Ook is er in de wetgeving veel veranderd en heerst er juridische onzekerheid, wat investeerders eerder afstoot dan aantrekt. Het conflict met Oekraïne werkt daarbij allesbehalve bevorderlijk.
Rusland geraakt meer en meer geïsoleerd op financieel en technologisch vlak en dat maakt het land zeer kwetsbaar. Verschillende grote oliebedrijven hadden plannen voor grote projecten in Rusland, maar die zijn geleidelijk aan gestopt, geannuleerd of vertraagd door het embargo tegen Rusland en door de gerechtelijke instabiliteit.
De problemen die zich vandaag afspelen op de internationale politieke scène, met name in Irak en Syrië, en met Rusland erbij, hebben die te maken met de aanwezigheid van olie in die landen?
Copinschi: De aanwezigheid van olie speelt zeker een rol, maar op een indirecte wijze. Toen Saddam Hussein in Irak aan de macht kwam, luidden de Amerikanen de alarmbel vanwege het regime van Hussein. Enkel omdat daar olie aanwezig was, werd er moord en brand geschreeuwd. Als er geen olie was geweest, had niemand zich daar in dergelijk mate om bekommerd. De oorlog in Irak was dus een rechtstreeks effect van de olie-aanwezigheid.
‘Enkel omdat daar olie aanwezig was, werd er moord en brand geschreeuwd.’
Het probleem van Irak en Syrië vandaag de dag draait echter niet enkel om olie. Momenteel hebben ze te maken met een politiek en institutioneel probleem, want om het conflict op te lossen zouden een nieuwe staat en nieuwe instellingen moeten worden gecreëerd en de verschillende gemeenschappen zouden opnieuw moeten leren samenleven.
Maar dat is een probleem dat niet zo snel zal worden opgelost.
Olie zou hierin enerzijds een stabilisator kunnen zijn, omdat olie of het bezit ervan kan zorgen voor verbeterde levensomstandigheden, maar het kan evengoed en naar alle waarschijnlijkheid een beleid worden van interne macht, waarbij de regeringsleiders en de machthebbers de olie-industrie controleren.
De 21ste eeuw is de laatste voor fossiele brandstoffen
Hoe denkt u over desinvesteringscampagnes? Zouden zij tot een waardedaling van fossiele brandstoffen kunnen leiden?
Copinschi: Ik denk dat zij aantonen dat er een bewustzijn aan het groeien is en dat bepaalde bedrijven belang hechten aan de publieke opinie, omdat ze een positief beeld willen overbrengen.
In de geïndustrialiseerde landen, ook in de VS, denk ik dat de bevolking zich meer en meer bewust wordt van het probleem van klimaatverandering en dat oplossingen noodzakelijk zijn. Dergelijke desinvesteringscampagnes in de koolstofenergie kunnen in verschillende gebieden een impact hebben, vooral dan in de gedemocratiseerde, geïndustrialiseerde landen. Ik weet niet of dat in China bijvoorbeeld snel een impact zal hebben, maar in Europa is dat zeker mogelijk.
Ook een aantal kapitaalkrachtige bedrijven zijn in staat de gedachtegang van mensen te beïnvloeden. Als zij bijvoorbeeld aangeven niet meer te willen investeren in of samenwerken met op oliegerichte staten kan dat een belangrijke impact hebben.
Denkt u dat een akkoord in Parijs een bedreiging kan zijn voor de olie-industrie?
Copinschi: Ik constateer dat verschillende bedrijven, mensen en landen die te maken hebben met de olie-industrie dat wel zo ervaren. Het is enerzijds een beperking, maar tegelijk ook een opportuniteit om productiemiddelen te ontwikkelen die minder vervuilend zijn. Natuurlijk impliceert een klimaatakkoord dat we op lange termijn zullen stoppen met het gebruik van olie als energiebron. Maar er zijn ook andere sectoren waarbij we olie wel nog honderden jaren zullen kunnen gebruiken, in de plasticindustrie bijvoorbeeld. Als we nu alle olie inzetten op energie, blijft er voor de volgende decennia minder over voor de andere industrieën.
‘Als er de politieke wil is om die transformatie naar hernieuwbare energie te maken, dan ben ik vrijwel zeker dat die transitie tegen 2100 gemaakt kan worden.’
De G7 heeft beslist om fossiele brandstoffen volledig af te zweren tegen het einde van deze eeuw. Is dat realistisch?
Copinschi: Dat is zeker mogelijk. De doeleinden waarvoor we energie nodig hebben, kunnen in de meeste gevallen ook bevredigd worden met hernieuwbare energie. Maar vooral hernieuwbare middelen voor transport op korte termijn zijn problematisch. Anderzijds kan je argumenteren dat het vliegtuig bijvoorbeeld 100 jaar geleden ook nog niet bestond. Veranderingen gebeuren heel erg snel, dat zien we in de geschiedenisboeken. Als er de politieke wil is om die transformatie naar hernieuwbare energie te maken, dan ben ik vrijwel zeker dat die transitie tegen 2100 gemaakt kan worden.