Duurzame steden enkel mogelijk met echte diversiteit en ruimtelijke nederigheid
2,8 procent van de Vlaamse ruimte is beschermde natuur. Dat zou 25 procent moeten zijn. Maar als veel meer mensen in steden en dorpskernen moeten gaan wonen, dan moet de overheid daar ook zorgen voor meer publieke ruimte, en dus paal en perk stellen aan de privatisering van stedelijke ruimte. Een urgent debat.
Tegen 2050 zal het aantal mensen dat in steden woont verdubbeld zijn. Dat maakt verstedelijking tot een van de grootste transformatietrends van de eenentwintigste eeuw. Bevolking, economische activiteiten, sociale en culturele interacties, maar ook de ecologische en humanitaire impact van dit alles wordt steeds meer geconcentreerd in steden. Dat stelt ons voor gigantische duurzaamheidsuitdagingen, onder andere in huisvesting, infrastructuur, basisvoorzieningen, voedselzekerheid, gezondheid, onderwijs, waardig werk en natuurlijke grondstoffen.’ Zo opent de tekst die in oktober goedgekeurd moet worden op de VN-top over duurzame steden.
Een van de grootste uitdagingen om de belofte van de stad voor iedereen én duurzaam te realiseren, is de publieke ruimte te vrijwaren tegen speculatie- en privatiseringsgolven. Over die beloften en uitdagingen ging MO* in gesprek met Vlaams bouwmeester Leo Van Broeck, stadssocioloog Stijn Oosterlynck en stedelijk journaliste Floor Milikowski. We geven eerst een synthese van hun inleidingen, daarna een neerslag van het gesprek dat plaatsvond in het Vlaams-Nederlands Huis deBuren.
Floor Milikowski: ‘Echte diversiteit is nodig voor succes op lange termijn’
‘De druk op Amsterdam neemt de voorbije jaren extreem toe. De vastgoedmarkt explodeert, de drukte van het toerisme neemt toe. Maar Amsterdam behoort wel tot de winnaars in de internationale rat race tussen steden om het aantrekken van de creative class van over de hele wereld. Steden zijn dan ook steeds meer bereid om zich aan te passen aan de verwachtingen van dat talent.’
Floor Milikowski is een Nederlandse onderzoeksjournaliste voor De Groene Amsterdammer, gespecialiseerd in stedelijke en ruimtelijke ontwikkeling en stedelijke cultuur. In de artikelreeks ‘Van wie is de stad?’ ging ze op zoek naar het ware verhaal achter de toenemende druk op de stad.
‘Het gevolg is dat “onrendabelen”, zoals ze tegenwoordig wel eens genoemd worden, steeds meer uit de stad worden verdreven. Zij worden uitgestoten, zoals Saskia Sassen dat zo mooi noemt.’
Een stad verliest haar stedelijkheid als het alleen nog maar gaat om vastgoed en grondspeculatie
‘Vastgoed is een van de meest zekere beleggingen in deze onzekere tijden, en dus zie je de miljardairs van deze wereld –de koninklijke familie van Qatar, de miljardairs uit Rusland of China, of zelfs de staat Singapore zelf- overal ter wereld vastgoed opkopen als dat perspectief biedt op rendement. Op dit moment begint die evolutie, ook in de “succesvolle steden”, steeds meer vragen op te roepen: is dit wel de richting die we uit willen met onze stad?’
‘Ook de stedelijke overheden buigen zich opnieuw over de vraag hoe ze ervoor kunnen zorgen dat de stad een plek voor iedereen blijft en haar diversiteit behoudt. Want een stad verliest haar stedelijkheid als het alleen nog maar gaat om vastgoed en grondspeculatie en om het behalen van financiële rendementen.’
‘Echte diversiteit is namelijk nodig om succes op lange termijn te verzekeren. Wie te veel van hetzelfde heeft, geraakt verzadigd en komt tot stilstand. Diversiteit, verrassing, toevallige ontmoetingen zijn cruciaal om ervoor te zorgen dat de succesvolle steden niet ten onder gaan aan hun eenvormigheid.’
Leo Van Broeck: Een pleidooi voor ruimtelijke nederigheid
‘De mens heeft heel lang geleden een scheiding aangebracht tussen materie en geest, lichaam en ziel, aarde en hemel. De mens zag zichzelf –ten onrechte, weten we intussen- als de enige materie die bezield was, die intelligent was, met als consequentie dat alle andere materie als zielloos en dus minder belangrijk gezien werd. Er was dan ook geen kwaad in het bezitten of verhandelen van die materie.’
‘Alleen de culturen van inheemse volkeren zoals de Noord-Amerikaanse indianen hanteerden de filosofie dat de mens te gast is op de aarde, die onze moeder is en die we dus niet kunnen bezitten. Al was het maar omdat we haar delen met 8 miljoen andere levensvormen. Toch hebben we de grond geprivatiseerd, en daardoor ook de “machine” die onze zuurstof en onze wateren produceert.’
Leo Van Broeck is de nieuwe Vlaamse Bouwmeester. Daarnaast is hij al tien jaar hoogleraar architectonisch en stedenbouwkundig ontwerpen aan de KU Leuven. Samen met met Oana Bogdan richtte hij in 2007 het architectenbureau Bogdan & Van Broeck op. Daarnaast is Van Broeck sinds 2013 voorzitter van de Koninklijke Federatie van de Architectenverenigingen van België (FAB).
‘We overschrijden op dit moment al de draagkracht van de planeet. Ten minste: als iedereen een westerse levensstijl zou hebben. Volgens een recente studie kan de aarde dan tussen 2,5 en 4 miljard inwoners aan. Met bijna 8 miljard mensen vandaag en straks 11 miljard is het dus duidelijk dat we planeten te kort hebben. Er is nu al structurele ondervoeding, en dat zal erger worden. Er zal dus gevochten worden: om water, om brood, om overleving.’
‘Wat we nodig hebben, is ruimtelijke nederigheid. Zowel in steden als buitengebieden moet de mens zich leren wegschrijven, vanuit het besef dat we zeker niet meer dan 70 procent van het vruchtbare aardoppervlak mogen opeisen voor onszelf en onze “behoeften”. Vlaanderen heeft momenteel 2,8 procent beschermde natuur. Dat zou 25 procent moeten zijn, in Groot-Brittannië is dat zelfs 28 procent.’
‘Als we zouden kiezen voor een inclusieve en toegankelijke stad, die niet meer gebruikt wordt als marktinstrument, moet het hele economische model, samen met de stad opnieuw ontworpen worden. Eindeloze economische groei – en dus eindeloos uitbreidend ruilmtebeslag en stijgende koolstofvoetafdruk- is een absurd idee.’
Wij verkavelen ons kapot. 70 procent van de Vlamingen woont niet in een dorps- of stadskern, en rijdt zich van daaruit vast in de file.
‘De kwantitatieve groei moet vervangen worden door kwalitatieve groei. We moeten niet meer hebben, we moeten het beter hebben. Maar zelfs binnen het huidige systeem kunnen we alvast kiezen voor verdichting, de stad zo toegankelijk mogelijk te maken voor mensen met allerlei sociale en economische profielen.’
‘We moeten meer levenkwaliteit gaan realiseren op veel minder ruimte. Het Vlaamse model is het tegendeel: wij verkavelen ons kapot. 70 procent van de Vlamingen woont niet in een dorps- of stadskern, en rijdt zich van daaruit vast in de file. We zijn recordhouders in het aantal uren file per werknemer, per kilomter weg, per wooneenheid. We hebben trouwens ook het record aantal echtscheidingen, wat iets zegt over het tekort aan quality time met je partner of kinderen, door al die verspilde uren onderweg.’
‘We betalen onze verkavelwoede cash in de infrastructuurkosten voor onze wegen en diensten, in de hoeveelheid politici en ambtenaren. Ook onze voetafdruk wordt er enorm door: een villa heeft een koolstofvoetafdruk van 7 ton per jaar, een stedelijk appartement 1 ton. Een passiefvilla in the middle of nowhere heeft een hogere voetafdruk dan een niet geïsoleerde, 19de eeuwse stadswoning. Met andere woorden: de stad is een begin van die stedelijke nederigheid.’
Stijn Oosterlynck: Als de stad populair wordt, stijgt ook de vastgoedprijs
‘Aandacht voor openbare en groene ruimte is een van de cruciale elementen van het herwonnen zelfvertrouwen van de stad. Dé vraag is wat dat betekent voor de in- en uitsluitingsmechanismen in de stad.’
Stijn Oosterlynck is professor Stadssociologie aan de Universiteit Antwerpen. Hij is gespecialiseerd in thema’s als stadsontwikkeling, stadsvernieuwing, gemeenschapsopbouw en nieuwe vormen van solidariteit en diversiteit.
‘Het is vandaag niet meer makkelijk te begrijpen, maar na de tweede wereldoorlog kwam er een echte stadsvlucht op gang en trok iedereen die het zich kon veroorloven naar de stadsrand. De vastgoedprijzen kelderden, de stad was niet langer een aangename plek om te wonen en de economie werd een monocultuur van diensten en kantoren.’
‘Het is pas in de jaren tachtig dat de idee van de stad als een plek om graag te wonen opnieuw terrein won. Zodra de gebruikswaarde van de stad echter toeneemt, stijgt ook de interesse van de vastgoedsector. Dat leidt via allerlei processen zoals gentrificatie tot uitsluiting van mensen die de gestegen vastgoedprijzen niet kunnen betalen.’
Een buurtcafé dat vervangen wordt door een champagnebar, sluit mensen uit
‘We leven in een democratische samenleving, en dat houdt de belofte in dat er een aantal publieke goederen zijn – zoals publieke en groene ruimte- die gelijk toegankelijk zjin voor iedereen. De marktwerking verstoort die belofte, maar ook de veelheid aan hiërarchische relaties tussen mensen. Een buurtcafé dat vervangen wordt door een champagnebar, sluit mensen uit. Als een buurtwinkel verdwijnt om plaats te maken voor een upmarket superette, dan worden er mensen uitgesloten.’
‘Dat betekent dat zelfs waar de overheid publieke ruimte toegankelijk maakt, er processen van toeëigening plaatsvinden die op hun eigen manier uitsluitend werken. Wie gaat er aan de lange eettafels zitten in de leefstraten van Gent? Dat is de stedelijke middenklasse. Het is op zich een zeer positieve ingreep, maar niet iedereen voelt dat hij daarvan kan genieten of deel van kan uitmaken.’
Gie Goris, Stijn Oosterlynck, Floor Milikowski en Leo Van Broeck
© De Buren
In het artikel De wildernis van de openbare ruimte schrijft Tine Hens: ‘Eén cijfer blijkt cruciaal [voor de gezondheid en duurzaamheid van steden]: de verhouding tussen particuliere en publieke ruimte. Idealiter is de verdeling rond de 35 tot zelfs 50 procent voor de openbare ruimte en de rest privé; in de meeste Afrikaanse steden beslaat de publieke ruimte nauwelijks 10 procent.’ Leo Van Broeck, hoeveel procent is dat in de Vlaamse steden, in Brussel?
Leo Van Broeck: Geen idee, maar het interesseert me wel om dat te weten.
Een shopping center kan ook publieke ruimte zijn
Stijn Oosterlynck: Zoals ze er nu staat, is de stelling te eenvoudig, al is de strekking wel juist. Een shopping center kan ook publieke ruimte zijn. Ze maakt geen gewag van een tussensoort die “parochiale ruimte” genoemd wordt: openbare ruimte die vaak informeel geclaimd wordt door een bepaalde groep. Denk aan de speelstraten, bepaalde hoekjes van een speelplein die het terrein zijn van een groepje jongeren, zitbanken die altijd gebruikt worden door hetzelfde groepje ouderen…
Leo Van Broeck: Die “parochies” zijn gebouwd op collectieve identiteiten. Die zijn enerzijds aan het verdwijnen, maar schieten daardoor in een kramp die hen voor nog een halve of anderhalve generatie net dominant maakt. Dat ontkent de realiteit dat mensen voor 99 procent hetzelfde willen: ontplooiing, liefde, seks, goed eten, kansen… ongeacht afkomst of toebehoren. Ik hoop dat er een tijd komt dat Romeo en Juliette gelijk krijgen –dat je van elkaar kan houden over grenzen van afkomst en klasse heen- en dat de clans zullen vaststellen dat er maar één stam meer overblijft: de mensheid.
De mondialisering en schaalvergroting, bijvoorbeeld binnen de Europese Unie, doet de nationale identiteiten misschien verdampen, maar creëert tegelijk nieuwe identiteiten: je bent misschien minder Belg, maar wordt meer Antwerpenaar.
Leo Van Broeck: Het klopt dat een universele identiteit voor de mensen een absurde, grijze brij is. Daar tegenover staat dat de individuele identiteit aan belang toeneemt. Die individuele parcours laten meer diversiteit toe. Al onze boerinnen in de polders kunnen wokken en hebben feng shui lessen gevolgd. Alle kinderen kennen zowel hun lokale helden en mythen als Pokémon, Batman, SpiderMan…
Toch stelt Floor Milikowski vast dat een stad als Amsterdam niet vrolijk diverser wordt, maar cultureel verarmt door de sociale uitstoting die plaatsvindt.
Floor Milikowski: Je ziet in Amsterdam inderdaad dat veel openbare ruimte ingenomen wordt door een zeer internationale groep mensen die wel allemaal dezelfde capuccino willen drinken, dezelfde panini willen eten, dezelfde champagne willen drinken. De diversiteit neemt af, maar ik weet ook niet zeker of deze mensen zich dan allemaal als Amsterdammer gaan identificeren. Ze blijven ook niet de hele tijd in die ene stad wonen.
Succesvolle steden dreigen elite-enclaves te worden
De doorstroom is intussen zo groot, dat de vraag wie zich Amsterdammer mag noemen ook steeds relevanter wordt. Nationale staten regelen de toegang tot het grondgebied niet op economische gronden, maar in een stad als Amsterdam is dat steeds meer wél het geval. Succesvolle steden dreigen elite-enclaves te worden en daardoor wordt een stedelijke identiteit ook steeds meer een sociale identieit, een klasse bijna.
Om de stad opnieuw van iedereen te maken, moet wellicht ook ingegaan worden tegen de idee dat alles individueel privaatbezit moet worden. Alleen: in 1847 werd collectief bezit afgeschaft in België. Dat moet dus ongedaan gemaakt worden, zegt ruimtelijk planner Pieter Van den Broeck in het artikel Waarom eten wij de ruimte op?
Als de planeet gereduceerd wordt tot vastgoed, worden grond en gebouwen investeringsproducten die kapotverhandeld worden
Leo Van Broeck: Aangezien we met zijn allen op één planeet wonen, heeft die planeet ook vooral collectieve belangen. Zij maakt ons eten, onze zuurstof, ons water. Als je die planeet reduceert tot vastgoed en er de beurslogica op toepast, worden grond en gebouwen investeringsproducten die kapotverhandeld worden. Gentrificatie is alleen goed als ze kwalitatief is.
En dat betekent?
Leo Van Broeck: Kwantitatieve gentrificatie gaat gepaard met ongebreidelde kapitaalgroei, zonder dat je er nog echte verbetering tegenover staat. Kwalitatieve gentricicatie gaat over het verbeteren van achtergestelde wijken waarin mensen in onaanvaardbare omstandigheden wonen –op voorwaarde dat die mensen er dan ook kunnen blijven wonen. Daarvoor zijn gemengde vormen van eigenaarschap en woonrecht nodig.
Stijn Oosterlynck: Het is duidelijk dat de oproep tot verdichting niet volstaat, zeker niet vanuit sociaal standpunt. Want verdichting kan een perfect instrument zijn voor een projectontwikkelaar om meer woningen met minder grond en dus met meer winst te realiseren. Minder verkavelingen, meer hoogbouw. Maar is dat het soort verdichting dat we willen?
Verdichting kan een perfect instrument zijn voor een projectontwikkelaar om meer woningen met minder grond en dus met meer winst te realiseren
Leo Van Broeck: De overheid moet regulerend optreden. Want als we op het platteland bouwgrond willen teruggeven aan de natuur, moet de eigenaar daarvoor gecompenseerd worden. Als we aan de andere kant van vier bouwlagen naar tien gaan in de stad, dan mag de meerwaarde niet louter geprivatiseerd worden voor de toevallige eigenaar van die grond. De overheid, die de bouwregels wijzigt waardoor de meerwaarde ontstaat, moet dus het grootste deel van die meerwaarde opeisen om te investeren in stadsontwikkeling en vergroting van natuurruimte.
De overheid kan Vlaanderen vandaag niet “ontsnipperen” omdat ze dat niet kan betalen. Als we de toename van waarde in de stad door verdichting daarvoor kunnen inzetten, wordt het wel mogelijk. Daar wordt overigens volop over gedacht en aan gewerkt.
Hoe zit dat in Amsterdam? Is de overheid daar geneigd om een actieve riol te spelen, of verkiest ze het spel van vraag en aanbod?
Floor Milikowski: Het grondbedrijf van de gemeente Amsterdam wordt op dit moment bevolkt door mensen uit de financiële sector die na 2008 een nieuwe baan zochten. Zij spelen hun oude spel verder en kiezen dus altjd voor de hoogste bieder. Maar naarmate de macht van de vastgoedsector groter wordt, groeit ook de aandacht voor de commons en de coöperaties, zowel van het beleid als van onderuit. Er wordt onderzoek gedaan naar de vraag hoe je commons in zo’n stedelijk landschap kan creëren. Het neoliberale tijdperk, waarin het allemaal privatisering was dat de klok sloeg, dat lijkt nu toch wel voorbij.
Elke coöperatie is per definitie uitsluitend, want alleen toegankelijk voor wie er lid van is. En vaak zijn dat mensen die op elkaar gelijken.
Stijn Oosterlynck: Ik ben ook voorstander van de commons-beweging, van coöperatief beheerde eigendom in plaats van een volledig geprivatiseerde vastgoedsector of de vaak heel bureaucratische beheersvormen van overheidsbezit. Maar elke coöperatie is per definitie uitsluitend, want alleen toegankelijk voor wie er lid van is. En vaak zijn dat mensen die op elkaar gelijken -een zelfde sociale achtergrond, eenzelfde etniciteit, een zelfde overtuiging, een zelfde belang- omdat daardoor de lijst met regels en verboden minimaal gehouden wordt: je deelt al zo veel, dat er veel vanzelfsprekend is.
Autodeelsystemen gaan bijvoorbeeld uit van vertrouwen, en dat is al snel groter als je het moet geven aan mensen met een zelfde levensstijl, een zelfde scholingsgraad, als jijzelf. Daarom zijn commons meer uitsluitend dan publieke voorzieningen. Een co-housing project sluit meer uit dan sociale huisvesting, omdat de overheid daar de toegang organiseert via bureaucratische regels die voor iedereen gelijk zijn.
Stijn Oosterlynck, Floor Milikowski en Leo Van Broeck
© De Buren
Saskia Sassen zegt in het interview in MO* (De stad als belegging) over de negatieve impact van de privatisering van de stad op haar stedelijkheid: ‘Openbare ruimte wordt getransformeerd in geprivatiseerde zones waartoe alleen de superrijken nog toegang hebben. Dat is een wezenlijke amputatie van een van de belangrijkste historische functies van de stad, die altijd de plaats was waar mensen zonder macht toch geschiedenis en cultuur konden maken, wat hun machteloosheid een essentiële complexiteit en extra dimensie verleende.’
Stijn Oosterlynck: Het werk van Saskia Sassen focust op de echt grote steden, de global cities zoals Londen, New York, Tokio. Daar zie je echt massieve gentrificatie waarbij hele woningblokken tegen de grond gaan en vervangen worden door dure condominiums. In Brussel, Gent en Antwerpen zie je hier en daar wel gentrificatie, maar de processen van ontstedelijking zoals zij die beschrijft doen zich hier niet voor. Al zie je wel dezelfde tendens: naarmate de vastgoedprijzen stijgen, daalt de diversiteit en dus de stedelijkheid.
Naarmate de vastgoedprijzen stijgen, daalt de diversiteit en dus de stedelijkheid
Maar het gaat in wezen niet om de stad, maar om de ruimte. Als een stad zo uitsluitend wordt dat mensen er niet meer kunnen wonen, dan zullen er nieuwe steden ontstaan. De suburbs worden dan de nieuwe steden.
Intussen is er niet alleen veel menselijke schade, maar verdwijnt er misschien ook iets dat essentieel geweest is voor ons democratische systeem?
Leo Van Broeck: Dat klopt. In Londen is een woontoren door Saoedi’s opgekocht en in dat complex is de sharia van toepassing. Dat toont de overmatige kracht van het kapitaal. In New York zie je dat ook heel scherp geïllustreerd als je de parkjes ziet die er heel fraai bij liggen, met een bodje This parc is maintained by Honeywell, waarna een stedelijke woenstijn met zwerfvuil volgt: dat is dan openbaar domein. In Brussel heb je dat niet. Dat heeft een effect op de identiteit van stadsbewoners. In heel Brussel, van Ukkel tot Sint-Joost, zegt meer dan 70 procent van de inwoners dat ze zich Brusselaar voelen, veel meer dan de andere opties.
Bij het verschjinen van een nieuw nummer van MO*magazine organiseert MO* i.s.m. Vlaams-Nederlands Huis deBuren elke keer “MO*talks” over het centrale thema. De volgende editie vindt plaats op 13 december.
Herbeluister hier de MO*talks van 14 september.