Is de lage olieprijs nu een goede zaak voor de transitie naar een koolstofarme economie of niet? En hoe kunnen we de kapitaalstromen sneller vergroenen? MO* sprak hierover met Thijs Van de Graaf, expert Internationale politiek en Energie aan de Universiteit Gent.
De desinvesteringscampagne mag dan al aan impact winnen, toch stelt een recent rapport van Statoil dat we tussen nu en 2040 nog sterk afhankelijk zullen zijn van olie. Volgens Eirik Waerness, hoofdeconoom en vicepresident van Statoil zijn er wel degelijk nieuwe prospecties nodig omdat een groot deel van de huidige gekende reserves niet optimaal zijn van kwaliteit en toegankelijkheid.
Klopt het dat we nog moeten investeren in het opsporen van nieuwe reserves?
Thijs Van de Graaf: Er zijn veel scenario’s mogelijk voor de toekomst. Elk jaar publiceert het Internationaal Energie Agentschap (IEA) zijn World Energy Outlook, de projecties voor de komende 25-30 jaar. Bij elke Outlook doet het IEA weer bijstellingen omdat ze het verkeerd voor hadden, omdat de situatie telkens weer wijzigt. Toch is het opvallend dat het IEA in zijn vorige Outlook, die gaat tot 2040, voor het eerst een piek in het wereldwijde olieverbruik voorziet. Het is de eerste keer sinds de oprichting van het IEA in 1974 dat het gewag maakt van zo’n piek. Een van die scenario’s stelt zelfs dat die er in 2020 al kan aankomen, dat is over 5 jaar.
Voor het eerst sinds zijn oprichting, spreekt het Internationaal Energie Agentschap over een mogelijke oliepiek in 2020.
Toch denk ik dat we onze olie-afhankelijkheid niet snel kunnen breken omdat we weinig alternatieven hebben in de transportsector. 90 procent van energie in de transportsector komt van olie. Voor aardgas ligt dat weer anders, dat blijkt te stagneren in Europa. Verschillende factoren maken gas minder populair. Maar als we naar een grotere energievoorziening uit hernieuwbare bronnen willen, moeten we wel een back-up systeem hebben. Dat kan eventueel aardgas zijn.
Steenkool is de grote boosdoener. Is het niet uitermate zinvol en wellicht ook politiek haalbaar om daarvoor een eenduidig uitdoofbeleid te ontwikkelen?
Thijs Van de Graaf: Steenkool is een grote vervuiler, maar politiek gezien zal dit in een aantal landen erg gevoelig liggen. De grote steenkoolproducenten zoals Zuid-Afrika, Australië en China halen nog steeds een groot deel van hun elektriciteit uit steenkool. In de Europese Unie heb je Polen dat 92 procent van zijn elektriciteit uit steenkool haalt. Net als in België vroeger geeft de overheid veel staatssteun aan die ontginning omdat die industrie anders niet rendabel is.
In die landen is er sterke weerstand tegen een uitfasering van de steenkool. “De steenkool zorgt voor jobs, voor een inkomen voor de mensen en het houdt ons minder afhankelijk van de Russen en de Oekraïners, die onbetrouwbaar zijn”, zo heet het.
Polen haalt 92 procent van zijn elektriciteit uit steenkool. De wereld is zeker nog niet verenigd tegen steenkool.
De wereld is zeker nog niet verenigd tegen steenkool. Er zijn nog grote belangen die de sector de hand boven het hoofd houden. Steenkool is ook nog relatief goedkoop omdat de milieukosten niet meegeteld worden. Het is ook relatief gelijk verspreid over alle landen in de wereld: nagenoeg alle landen hebben steenkool. Die bevoorradingszekerheid speelt ook mee.
Als je pragmatisch redeneert, zou je dan best kiezen voor CCS (carbon capture and storage): koolstof afvangen en opslaan.
Thijs Van de Graaf: Een aantal grote industrielanden zijn daar erg enthousiast over maar ik sta zeer sceptisch tegenover die technologie. In 2008 engageerden de G8 landen zich om tegen 2010 twintig grootschalige CCS demonstratieprojecten op te bouwen. Dat is niet doorgegaan. Ook in Europa komt CCS maar moeilijk van de grond omwille van de lage koolstofprijs.
De milieubeweging vreest dat CCS een rookgordijn is om vervuilende steenkoolcentrales langer open te houden.
Het eerste wereldwijde project van CCS op commerciële schaal is nog maar onlangs opgezet, eind 2014 in Canada. De installatie hoort bij een elektriciteitsinstallatie op steenkool, die naast een veld voor oliewinning ligt. Men wil de CO2 van de elektriciteitscentrale opvangen en die in de oliewinning pompen om daar de productie te stimuleren. Met zo’n operatie maak je totaal geen enkele CO2 winst. CCS gaat niet helpen om ons koolstofbudget, het potentieel voor emissies, drastisch te doen stijgen. Maar ook bij die CCS heb je politieke en economische belangen. Een aantal olieproducerende landen zijn daarin geïnteresseerd omdat je de oude olievelden kan gebruiken om die CO2 op te slagen en en passant je productie te verbeteren.
‘Voor de grote energiebedrijven is het niet interessant om te gaan exploreren naar dure olievelden wanneer de prijs laag is.’
Maersk Drilling (CC BY-NC-ND 2.0)
De lage olieprijs is erg dubbelzinnig: enerzijds geeft die het signaal dat we kunnen doorgaan met onze olieverslaving. Anderzijds zal die ook investeringen afremmen, wat positief is voor het klimaat.
Thijs Van de Graaf: Dat klopt. Wereldwijd worden grote exploratieprojecten geschrapt. Dat beantwoordt aan de typische cyclische beweging op de oliemarkt. Die lage prijs vormt de voedingsbodem voor een nieuwe prijsstijging in de toekomst.
Sommigen beweren echter dat de schalierevolutie in de VS dit hele model op zijn kop zet. De schalievelden zijn veel kleinschaliger dan de traditionele olievelden en kunnen sneller aan en uit gezet worden naargelang de prijs stijgt of daalt.
Waarom is een lage prijs een voorbereiding voor een hoge prijs?
Thijs Van de Graaf: Voor de grote energiebedrijven is het niet interessant om te gaan exploreren naar dure olievelden wanneer de prijs laag is, waardoor de schaarste op de markt groeit. Een offshore olieveld voor de kust van Afrika duurt makkelijk 6 tot 10 jaar, van de eerste exploraties tot de ontginning. Men is nu bezig de olieproductie voor te bereiden voor 2020-2025. Als we de investeringen vandaag terugschroeven, gaan we dat voelen in die periode. Dat is ook gebeurd eind jaren 90 toen de olieprijs laag stond, net als vandaag. Als de vraag dan weer aantikt, stelt men vast dat er onvoldoende investeringen zijn gebeurd.
Is die lage olieprijs een bewuste politiek of is het louter een marktgegeven van vraag en aanbod?
Thijs Van de Graaf: Beide. De olieprijs is rond juni vorig jaar gedaald. Het is al jaren zo dat de VS hun olieproductie jaar na jaar doen stijgen, maar door de problemen in het Midden-Oosten, onder meer in Libië, is dat effect jaren lang gemaskeerd. De twee fenomenen compenseerden elkaar in zekere zin. Maar die Amerikaanse schalieproductie bleef maar stijgen, tot er op een bepaald moment een overaanbod groeide. Midden vorig jaar stelde men ook vast dat de olieproductie in Libië toch hoger was dan verwacht. Tegelijk zat je midden vorig jaar met een groeivertraging in China. Vraag en aanbod waren dus wel de katalysator.
Saoedi-Arabië had ook schrik dat met drie jaar olieprijzen van meer dan 100$ per vat, het Westen wel eens echt de olieconsumptie zou kunnen afbouwen.
In november vorig jaar is dan de OPEC bijeengekomen. Een aantal van die OPEC landen was fel aan het bloeden, vooral Iran en Venezuela. Die wilden graag de productie terugschroeven om de prijs te verhogen. Saoedi-Arabië is daar niet op ingegaan omdat dit de schalieproducent Noord-Amerika zou steunen. “Laat de markt maar zijn werk doen, wij behouden ons productieplafond tot 30 miljoen vaten per dag, en degenen die eerst zullen boeten, zullen de VS zijn. Op de lange termijn staan wij sterker”, zo redeneerde Saoedi-Arabië. Wat in de hoofden van Saoedi Arabië ook meespeelde is de schrik dat na drie jaar olieprijzen van meer dan 100 dollar per vat, het Westen wel eens echt werk zou kunnen maken van een transitie, weg van de olieconsumptie.
Voor de transitie en ook voor de klimaatonderhandelingen is die lage olieprijs het slechtste wat ons kan overkomen want er is geen motivatie meer om de olieconsumptie te beperken.
Thijs Van de Graaf: Ja en neen. Het is een gemengd verhaal. In het verleden is het altijd zo geweest dat een lage olieprijs er voor zorgt dat het olieverbruik weer aanslaat. Dat effect kan je nu ook verwachten. Tegelijk is het zo dat sectoren van hernieuwbare energie niet concurreren met olie, omdat olie vooral verbonden is met de transportsector. De elektrische wagens zullen dit voelen; de aandelen van Tesla hebben wat klappen gekregen. Maar op de productie van zonnepanelen heeft die lage olieprijs bijvoorbeeld geen invloed gehad.
De olieprijzen wegen wel mee in de gasprijzen, die hebben daar wel voordeel bij.
De wereldwijde daling van de prijs van ruwe aardolie is een veel groter fenomeen en de effecten daarvan inschatten is zeer moeilijk. Een aantal opkomende landen maken bijvoorbeeld van de lage brandstofprijzen gebruik om de subsidies aan fossiele brandstoffen uit te doven. India heeft dat beslist in september vorig jaar. De regering Modi heeft de lage prijs aangegrepen als een unieke opportuniteit om de consumenten minder hard de impact van zo’n uitfasering te laten voelen. China heeft ook stappen in die richting ondernomen, zij het niet als een reactie op de huidige prijsdaling.
Dit proces is ook iets wat een invloed zal hebben op het klimaatbeleid. Het is niet zo eenduidig te stellen dat de emissies dramatisch terug naar omhoog zullen gaan omwille van de lage olieprijs. Het hangt ervan af in welke mate men die subsidies verder zal afbouwen.
‘China doet al heel wat op het vlak van hernieuwbare energie maar het moet die nog meer integreren in het systeem.’ Foto: zonnepanelen in Kumming.
Matthijs Koster (CC BY 2.0)
De desinvesteringsbeweging trekt zich op gang. Welke andere maatregelen zouden kunnen helpen om af te kicken van fossiele brandstoffen?
Thijs Van de Graaf: Er kan heel wat gebeuren. Vaak wordt het klimaatprobleem gereduceerd tot het probleem van steenkool in China. Gezien het demografische en economische gewicht van China en gezien het aandeel van steenkool in hun economie houdt dat wel steek. China zou zoveel mogelijk moeten stoppen met het bijbouwen van steenkoolcentrales. Immers al de centrales die vandaag gebouwd worden, gaan de komende decennia de energievoorziening verzorgen. Het zorgt voor een lock-in effect. China doet al heel wat op het vlak van hernieuwbare energie maar het moet die nog meer integreren in het systeem. Als men steenkoolcentrales bouwt, moeten die van de meest efficiënte types zijn.
China is toch niet de enige die een tandje moet bijsteken?
Thijs Van de Graaf: Op internationaal niveau moet men ook alle internationale geldbewegingen vergroenen. Het gaat niet alleen om individuele investeerders maar om de hele omkadering door de staten. De Wereldbank subsidieert nog altijd grote energie-infrastructuurprojecten in het Zuiden. Vaak zijn dat ook steenkoolcentrales zoals in Zuid-Afrika. Dat moet stoppen, er zijn andere methodes om in Zuid-Afrika stroom op te wekken.
De Wereldbank subsidieert grote energie-infrastructuurprojecten, vaak ook steenkoolcentrales. Dat moet stoppen.
De grote landen – maar ook België – hebben ook Export Krediet Agentschappen (ECA) die een grote impact hebben op de financiële stromen. Die ECA’s hanteren nu alleen business criteria voor het toekennen van kredieten maar als zij ook ecologische criteria zouden opnemen, kan dat een grote impact hebben.
We moeten niet alle heil verwachten van de desinvesteringscampagne. Dat is vooral een bewustmakingscampagne die symbolisch heel belangrijk is. Het argument dat het klimaatprobleem niet alleen een CO2 probleem maar ook een financieel probleem is, wint aan kracht. Omschakelen biedt heel wat kansen en niet omschakelen houdt heel wat risico’s in. Het is heel belangrijk dat ook de publieke sector dit inziet en in beweging komt.
Zijn stranded assets een reëel gevaar?
Thijs Van de Graaf: Aboluut. Dit is geen kwestie van geitenwollensokken maar aandeelhouders van grote oliebedrijven die bezorgd zijn om hun beleggingen, en terecht. Het risico is reëel.