‘Je moet moedig zijn om het tegen de Kosovaarse maffia op te nemen’
Salvatore di Rosa en Raf Sauviller
06 november 2015
Een Zwitser opent een multicultureel hotel in Kosovo. Andreas Wormser gelooft in het op gang brengen van integratie van de Kosovaarse minderheden door lokale initiatieven van sociaal ondernemerschap. Maar eenvoudig is dat niet...
Terug naar het hoofdartikel: Reis mee naar het hotel van de hoop in Kosovo
#klemtoon { color:#900002; }
Wormser erkent meteen dat de weg nog lang en steil is. Het gevecht tegen eeuwenoude vooroordelen gaat nu eenmaal moeizaam, ook voor een Zwitser met goede bedoelingen.
Waarom hebt u zo weinig Albanezen in dienst?
Andreas Wormser: Ik zou er graag meer hebben, maar dat is niet eenvoudig. Dit is ten slotte een Servische enclave en er bestaan nog veel spanningen tussen de bevolkingsgroepen. Maar er is zeker hoop op beterschap. Ik heb zo vaak moeten horen dat Albanezen niet naar ons hotel en restaurant willen komen omdat ze dan bediend zouden worden door Roma of Serviërs. Maar de Albanese gasten blijven niet allemaal weg. Zij die hier komen overnachten of eten merken dat er niets mis mee is dat de mensen aan de tafel naast hen Servisch spreken of dat ze Roma zien die iets anders doen dan het verzamelen van afval. In een omgeving als deze kun je een begin maken met het afbreken van diepgewortelde stereotypen en vijandbeelden.
Hoe is uw relatie met de lokale Serviërs in de enclave?
‘Zodra het hotel openging, dook hier ineens een maffioso uit Pristina op.’
© Layla Baraké
Andreas Wormser: Die relatie is lang niet slecht, maar ze zou veel beter mogen zijn. De vorige burgemeester van Gračanica heeft ons al bezocht; de huidige heb ik nog niet gezien. De lokale Serviërs komen hier meestal koffie drinken of een duik in het zwembad nemen. Anderen komen hun lege flessen vullen met het mineraalwater uit onze eigen bron. Ik weet natuurlijk dat er mensen zijn die hier wegblijven omdat ze niet bediend willen worden door Roma. Dat racisme bestaat eveneens onder de Serviërs, maar het is lang niet zo fanatiek als bij de Albanezen. Ten slotte wonen veel Roma in Servische dorpen.
Hoe is het om zaken te doen in Kosovo? Het land heeft een slechte reputatie van corruptie en vriendjespolitiek.
‘Het is moeilijk om op een eerlijke manier het hoofd boven water te houden.’
Andreas Wormser: Het gaat allemaal erg moeizaam en je moet vooral veel geduld hebben. Bij de bouw van het hotel werden we geconfronteerd met alle mogelijke obstakels en problemen: bureaucratische pesterijen, corruptie, onbetrouwbare aannemers… Een vriend heeft me op voorhand gewaarschuwd: ‘Als je in Kosovo wilt bouwen, dan mag je zelfs niet naar het toilet gaan.’
Je moet voortdurend alles en iedereen in de gaten houden. Bovendien behoort de horeca in dit land tot de grijze economie. Een van mijn concurrenten hier in Gračanica vertelde me onlangs dat hij van zijn dagelijkse omzet van 2000 euro er hoogstens 200 aangeeft. Het is dus moeilijk om op een eerlijke manier het hoofd boven water te houden.
Hebt u al last gehad van de beruchte Kosovaarse maffia?
Andreas Wormser: We hebben al kennis mogen maken, ja (lacht). Kijk naar dit prachtige uitzicht dat we hebben. In principe zou niemand het mogen verpesten, want het is al sinds 1955 bij de wet beschermd als archeologische vindplaats omwille van de overblijfselen van de Romeinse stad Ulpiana die hier onder de grond liggen. Maar op de lijst die bij die wet hoort is men vergeten om één specifiek perceel te vermelden: het lapje landbouwgrond van een Servische boer dat recht voor ons ligt. Ik heb het proberen te kopen, maar de man wilde niet. Zodra het hotel openging, dook hier echter ineens een maffioso uit Pristina op, in een grote zwarte SUV. Hij zei dat hij het land van de boer had overgenomen en dreigde er een motel op te zetten dat ons uitzicht zou bederven – tenzij we hem zouden uitkopen. Maar hij vroeg een waanzinnig bedrag, meer dan tien keer de normale prijs. Ik heb hem vriendelijk de deur gewezen.
Maar we zijn nog niet van dit soort mensen af. De maffioso heeft ondertussen het perceel verkocht aan twee gelijkaardige types. Die vragen nu “slechts” het vijfvoud van de gangbare grondprijs. En als ik niet wil buigen, dan gaan ze er een autokerkhof beginnen, pal naast de tuin van het hotel. Maar ik laat me niet intimideren. Ik heb ze de laan uitgestuurd.
‘Ik vraag me soms af hoe lang de burgemeester nog te leven heeft.’
U klinkt bijna als de burgemeester van Pristina. Die is ook niet onder de indruk van de maffia.
Andreas Wormser: Ja, maar burgemeester Ahmeti wordt daadwerkelijk met de dood bedreigd. Ik vraag me soms af hoe lang hij nog zal leven. Het gevecht dat hij is aangegaan met de bouwmaffia van Pristina is levensgevaarlijk.
Ik herinner me nog dat het eerste hoofd van de dienst stadsplanning vijftien jaar geleden werd doodgeschoten, nadat hij iets wilde doen aan de wildgroei van illegaal gebouwd onroerend goed. Je moet een moedig man zijn om het tegen zulke mensen op te nemen.
Als het over de misdaad gaat, dan heeft men het altijd over Albanezen. Hoe zit het met de andere bevolkingsgroepen?
Andreas Wormser: In de smokkel, van bijvoorbeeld benzine, wordt nauw samengewerkt. Die benzine komt voor een groot deel het land binnen vanuit Servië via Mitrovica in Noord-Kosovo. Een ander deel komt uit Montenegro. Een tijd geleden zag je in het bergachtige niemandsland tussen de Kosovaarse en Montenegrijnse grensposten voortdurend tankwagens heen en weer rijden. Kosovaren, Serviërs en Montenegrijnen hadden een pijpleiding aangelegd vanuit het niemandsland naar een Kosovaars dorp net over de grens. Op die manier pompten ze illegaal, en zonder invoerrechten te moeten betalen, de benzine uit Servië en Montenegro naar Kosovo. Dergelijke activiteiten zijn toch een voorbeeld voor interetnische samenwerking (lacht). In de misdaad spelen vijandbeelden, racisme en etnische haat geen rol.
Dit artikel verscheen eerder in het herfstnummer van MO*magazine. Een jaarabonnement neemt u hier voor slechts €20.