‘Migranten zijn kapitaalmachines, niet uit hebzucht maar uit bezorgdheid’

Interview

‘Migranten zijn kapitaalmachines, niet uit hebzucht maar uit bezorgdheid’

‘Migranten zijn kapitaalmachines, niet uit hebzucht maar uit bezorgdheid’
‘Migranten zijn kapitaalmachines, niet uit hebzucht maar uit bezorgdheid’

Het verhaal van Asad Abdullahi, Somaliër en vluchteling, geeft een inkijk in de complexe beweegredenen van mensen die geen huis of haard meer hebben, maar toch bezig blijven met het bouwen aan de toekomst. Auteur Jonny Steinberg vertelt één mensenleven, maar verduidelijkt hele migratiecrisissen.

Op een morgen werd ik wakker en zag ik dat mijn moeder zich tegen de voordeur had gedrukt en door de kieren gluurde. Ik ging naast haar staan en keek ook. Op ons terrein stonden vijf militiemannen. Ze liepen rond op het erf. Ik was niet bang.’ Zo begint het verhaal van Asad Abdullahi, een Somaliër die als achtjarig kind Mogadishu ontvluchtte en via lange omzwervingen in Zuid-Afrika terechtkwam, van waar hij uiteindelijk naar Kansas City in de Verenigde Staten verhuisde.

Dat verhaal wordt verteld door Jonny Steinberg in Een man van Goede Hoop. Het boek is meer dan het relaas van een Afrikaanse odyssee. Het is ook een reflectie van de auteur op zowel het schrijven van een diepgaand, menselijk portret als op Asad, de hoofdpersoon, en zijn beweegredenen. ‘Het boek toont dat we nooit weten wat de waarheid over iemands leven echt is’, zegt Steinberg.

Een van de opvallende thema’s in het boek, is etniciteit: het belang van familie, clan en stam. De vraag die als een refrein door het hele boek weerklinkt, is: ‘Wie is je vader? Van welke stam ben je?’

Jonny Steinberg: De betekenis van stam en clan in Afrika is als kwikzilver: je kan dat nooit echt vastpakken. Ik kan vertellen wie mijn ouders en grootouders zijn, maar mijn overgrootouders, dat wordt al vaag. Asad kan makkelijk meer dan twintig generaties teruggaan. Hij heeft dat geleerd toen hij een kind was. Dat diepgaande besef van zijn verleden en verbondenheid is tegelijk de bron van zijn uitgesproken individuele identiteit, verantwoordelijkheid en ambitie. Want de kennis van dat verre verleden is ook een platform om ver in de toekomst te kijken.

Asad is zich ook heel sterk bewust van de duistere kant van zijn tribale toebehoren, want het was het conflict tussen stammen en clans dat resulteerde in de moord op zijn moeder en zijn vlucht uit Mogadishu. Uiteindelijk verwerpt hij in Zuid-Afrika de strikte codes zelfs door te trouwen met een vrouw die in het Somalische stammensysteem een outcast is.

AMISOM (CCO 1.0)

‘Als zijn lot in handen komt van een anonieme administratie gaat hij zich instinctief verzetten, omdat hij zelf degene wil zijn die de beslissingen neemt.’

AMISOM (CCO 1.0)

Toch vormt zijn afstamming een soort kompas voor de lange tocht door Afrika.

Jonny Steinberg: Het boeiende aan Asads verhaal en zijn besef van zijn afstamming, is dat het eigenlijk om een ingebeeld verhaal gaat. Hij kan de namen geven van zijn afstamming tot honderden jaren terug, maar hij kent de geschiedenis niet. Hij wist niet eens dat zijn ouders, net als hijzelf, vluchtelingen waren uit de Ethiopische Ogaden. Hij zag zichzelf als afstammeling van een middenklassefamilie die van oudsher in Mogadishu woonde. De ironie is dat hij tijdens zijn jaren op de vlucht meermaals in de geboortestad van zijn vader kwam, zonder het te weten. Zo groot is de eigenlijke kennis van het famiale verleden dus.

Moet tribale identiteit afgeschaft worden, zoals Siad Barre, de machthebber die Somalië regeerde van 1969 tot 1991, wou? Of moet Afrika zich neerleggen bij het onuitroeibare belang van verwantschap, ook in de 21ste eeuw?

Jonny Steinberg: Het discours van Barre was tegen clans, maar in de praktijk organiseerde hij de macht wel op basis van clans en stammen. Hij veranderde dus niet de realiteit, maar verbood de woorden waarmee mensen de realiteit kunnen beschrijven en bediscussiëren. De positieve kant aan etniciteit is dat ze een ethisch kompas biedt om te zoeken naar wat goed is en wat kwaad. Maar als etniciteit gebruikt wordt om macht en middelen op te eisen, wordt ze giftig. Je kan dus niet zomaar pleiten voor de vernietiging noch voor de aanvaarding van etnische identiteiten. Bovendien zijn etnische geschiedenissen heilig voor veel mensen, en het sacrale kan je niet zomaar afschaffen.

Stam, clan en familie functioneren tijdens Asads tocht doorheen Afrika als een uiterst flexibel en efficiënt sociale zekerheidssysteem.

Jonny Steinberg: Dat klopt, maar het is een systeem met mooie én duistere aspecten. Toen Asad als negenjarige kind toekwam in Nairobi volstond het dat hij de naam van zijn vader en grootvader noemde om hem onder te brengen bij een gezin uit een subclan die gedurende drie jaar voor hem zou zorgen. Het gezin erkende zijn verantwoordelijkheid, maar gezien de familiale afstand tussen hen en Asad voelden ze niet de nood om hem graag te zien of in hem te investeren.

Asad kon overleven dankzij deze stamverbanden, maar tegelijk volstonden die banden niet om echt een toekomst op te bouwen. In het levensverhaal van Asad zijn het vaak net niet-stamgenoten geweest die hem kansen gegeven hebben.

Migratie en menselijke waardigheid

Bij het begin van het verhaal is Asad een hulpeloos kind dat op de vlucht gedwongen wordt, maar doorheen de jaren ontwikkelt hij zich als een bijna obsessieve migrant. ‘Jong zijn in de Ogaden betekende dat je dringend ergens anders naartoe moest, maar geen middelen had om dat te doen’, zegt Asad op blz. 100. De grens tussen vluchteling en migrant is met andere woorden veel vloeibaarder dan men in Europa wil aannemen.

Vluchtelingen en migranten worden eerst ontmenselijkt voor ze recht op en toegang tot onze welzijnssystemen krijgen.

Jonny Steinberg: Helemaal correct. Maar ook degenen die pleiten voor steun en opvang voor de mensen die aanspoelen aan de kusten van Europa willen geloven dat deze mensen de levensgevaarlijke boottochten naar Europa alleen maar ondernemen omdat ze niet anders kunnen. Vluchtelingen en migranten worden met andere woorden eerst ontmenselijkt voor ze recht op en toegang tot onze welzijnssystemen krijgen. Het is immers de capaciteit om keuzes te maken die de mens menselijk maakt, en net die capaciteit aanvaarden we niet van migranten.

Mensen als Asad zijn echter in alle opzichten even complexe individuen als wijzelf. Zij maken keuzes en nemen risico’s. Er is dan ook geen enkele reden om vluchtelingen te ontmenselijken om hen het recht op een vluchtelingenstatuut te geven. Deze vol-menselijke migranten verdienen bovendien minstens evenveel sympathie en steun als de hulpeloze vluchtelingen uit onze verbeelding.

‘Dit was de afgelopen dagen niet de eerste keer dat hij zich een idioot voelde, iemand die op deze planeet was om bedrogen te worden’, noteert u op bladzijde 173. En even verder zegt Asad: ‘Waren ze vee dat naar de markt, of erger nog, naar de slachterij werd vervoerd?’ Er zijn, met andere woorden, wel degelijk momenten waarop vluchtelingen alle controle kwijt zijn en overgeleverd zijn aan krachten die ze op geen enkele manier kunnen controleren.

Jonny Steinberg: Klopt. En dat is wellicht de grootste angst en nachtmerrie van Asad. Hij voelt zich vooral gereduceerd tot een dier als hij terechtkomt in bureaucratische labyrinten. Telkens hij een grens moet oversteken, bijvoorbeeld, of wanneer hij in Zuid-Afrika om drie uur ’s ochtens met duizend andere mensen moet aanschuiven om zijn asielzoekersstatus te verlengen. Als zijn lot in handen komt van een anonieme administratie gaat hij zich instinctief verzetten, omdat hij zelf degene wil zijn die de beslissingen neemt. Het gevolg is dat hij soms ook stappen zet die voor mensen met een stabiel burgerbestaan waanzinnig lijken.

Asad heeft op verschillende momenten een situatie die hij begon te kennen achter zich gelaten om zich in een avontuur vol risico en onbekenden te storten. Hij laat de relatieve zekerheid achter in de hoop elders betere kansen te vinden. En de reden daarvoor, geloof ik, is omdat hij de auteur van zijn eigen toekomst wil blijven. Ook als dat gevaar inhoudt.

AMISOM (CCO 1.0)

‘Asad kon overleven dankzij deze stamverbanden, maar tegelijk volstonden die banden niet om echt een toekomst op te bouwen’

AMISOM (CCO 1.0)

No sex please, we are Somali

‘Hij had het over de vorm van haar heupen’, herinnert Asad zich, ‘en wat je kon zien van haar dijen als ze zat en haar kleren zich strak om haar benen spanden. Hij sprak met een glimlach over haar… Jongens praatten altijd net zo lang over hun vriendinnetjes tot iedereen zo opgewonden was, brother, dat je geen lucifer meer in de kamer durfde afstrijken.’ (blz. 131)

Asad heeft een heel puriteinse houding tegenover seksualiteit. Ook als lijkt hij te vermoeden dat een alleenstaande vrouw een verhouding heeft met een vrachtwagenschauffeur, dan nog ontkent hij de mogelijkheid dat ze seks hadden ‘omdat dat ongehoord zou zijn’. Het is vreemd om het levensverhaal van een jongen te lezen die opgroeit zonder controle van zijn ouders of andere volwassenen, en toch niets te vernemen over zijn seksualiteit.

Jonny Steinberg: Asad was inderdaad uitermate vormelijk en rigide op dat vlak. Maar op een bepaald moment ontmoet hij een vrouw die hem vernedert. Als reactie besluit hij haar het hof te maken, haar te huwen en dan één keer seks met haar te hebben, om haar dan te dumpen. Seks als wraak, met andere woorden. Hij slaagt er in om zijn plan uit te voeren, maar eens getrouwd wordt hij verliefd op haar en gaat de wraak dus niet door.

Omdat hij dan letterlijk van aangezicht tot aangezicht staat met een hele krachtige vrouw.

Jonny Steinberg: Hij wordt inderdaad verleid door de kracht van haar personaliteit. Maar hij wordt ook heel diep geraakt door de pijn en het bloed waarmee zij haar maagdelijkheid verliest. Ze is immers besneden en op heel jonge leeftijd werd haar vagina dichtgenaaid, zoals de gewoonte bij Somali. Dat bloed roept het beeld op van zijn moeder die voor zijn ogen vermoord werd.

Money makes the world go ‘round

Als Asad na een lange en beklemmende osyssee eindelijk in  Zuid-Afrika is, bevindt hij zich opnieuw in een situatie van levensgevaar omwille van de voortdurende dreiging van xenofoob geweld in de townships.

Jonny Steinberg: Het is een perfecte illustratie van de paradox in zijn leven. In elke grote Zuid-Afrikaanse stad is er wel een wijk waar de Somaliërs de controle hebben. Daar is het veilig voor hem, maar hij kan er geen geld verdienen omdat alle banen er allang ingevuld zijn. Wie een inkomen wil, moet zich in de gevarenzone begeven van arm Zuid-Afrika. En voor Asad is dat essentieel, want hij moet geld verdienen en kapitaal accumuleren om de generaties na hem bijkomende kansen te geven. Dat is wat hem drijft, daarvoor is hij bereid alles te doen, ongeacht het gevaar.

Migranten als Asad bereid om zeven dagen op zeven, en zestien uur per dag, te werken en elke cent te sparen

Zijn ambitie om rijk te worden heeft niets te maken met de droom om spullen te kopen, maar alles met de hoop een nieuwe toekomst mogelijk te maken?

Jonny Steinberg: Inderdaad, en daarvoor zijn migranten als Asad bereid om zeven dagen op zeven, en zestien uur per dag, te werken en elke cent te sparen. In zekere zin is hij een kapitaalaccumulerende machine, alleen doet hij dat niet uit hebzucht maar uit bezorgdheid voor de generaties die na hem komen. Zijn obsessie met geld is in feite een obsessie met de verafgelegen toekomst.

Wat Asad volkomen onaanvaardbaar vindt, is dat het lijk van zijn oom na zijn dood geopereerd werd. Uiteindelijk blijft zijn moreel kompas gebaseerd op de culturele codes die hij als Somalische moslim meegekregen heeft.

Jonny Steinberg: In feite was er een autopsie gebeurd op de oom van Asad, maar hij weigerde dat te geloven. Volgens hem waren er organen gestolen om aan Zuid-Afrikanen te geven. Het is een gerucht over medische technologie dat heel veel gewicht heeft onder gemeenschappen met heel weinig macht. Het is een goede maatstaf om de vervreemding en de achterdocht te meten die leeft onder zulke machteloze gemeenschappen.

Die achterdocht is wederzijds. De townshipbewoners vertrouwen de Somalische winkeliers ook voor geen haar.

Jonny Steinberg: In Zuid-Afrika heeft de witte bovenklasse gedurende eeuwen de zwarte onderklasse uitgebuit, maar ze heeft dat altijd gedaan onder de bescherming van wetten en structuren, en een gewapend repressieapparaat. De Somalische migranten hebben niets van deze bescherming. Zij begeven zich onder de armsten op een volkomen kwetsbare manier.

De botsing tussen autochtone, uitzichtloze armoede en nieuwkomers die leven als succesvolle geldmachines leidt tot afgunst, maar ook tot het gevoel dat er iets gaande is dat de gewone verklaringen overstijgt. Er ontstaat angst voor veronderstelde magische krachten die het succes van de Somaliërs moeten verklaren.

In januari 2015 was er een nieuwe explosie van xenofoob geweld en de reactie van de minister van Kleine Ondernemingen was dat Somaliërs niet konden verwachten om in vrede te leven onder Zuid-Afrikanen als ze hun handelsgeheimen niet prijsgaven. Met andere woorden: zelfs de politieke elite lijkt te geloven dat er iets mystieks is aan de economische activiteiten van de Somalische migranten.

AMISOM (CCO 1.0)

‘Wie een inkomen wil, moet zich in de gevarenzone begeven van arm Zuid-Afrika. En voor Asad is dat essentieel, want hij moet geld verdienen en kapitaal accumuleren om de generaties na hem bijkomende kansen te geven’

AMISOM (CCO 1.0)

Gaat het uiteindelijk niet om concurrentie voor heel schaarse middelen, onderaan de sociaal-economische ladder? Asad zegt: ‘De pispaaltjes van Zuid-Afrika komen naar ons toe omdat onze winkels de enige plaatsen in hun eigen land zijn waar ze kunnen zeggen: “Ik wil dit!” en er dan iemand reageert.’

Jonny Steinberg: Er wordt vaak gezegd dat de Somaliërs iets wegnemen van de arme Zuid-Afrikanen, maar dat is niet correct. Het gaat er veeleer om dat die migranten een soort leven leiden dat je niet kan of mag verwachten van de autochtone armen: een leven van obsessioneel werken en sparen.

Racisme waar je het niet verwacht

‘Ik had niet gedacht dat ik ooit de dag zou beleven dat ik zwart zou worden genoemd’, zegt Asad op bladzijde 201. Dat is voor een blanke Europese lezer een verrassende stelling, want die heeft er nog geen moment aan getwijfeld dat een Somaliër “zwart” is.

Jonny Steinberg: In de Somalische mythologie zijn Bantoes slaven, en hun slavernij in het verleden heeft hen voor altijd van hun waardigheid beroofd. Dat is voor Asad de verklaring waarom de zwarte Zuid-Afrikanen waartussen hij moet leven zich in zijn ogen als kinderen gedragen. Dat is ook de reden waarom hij zichzelf niet ziet als “zwart”, en waarom Somaliërs zo geschokt zijn als ze in Europa of Zuid-Afrika wel als zondanig bekeken worden.

Asad kon niet aan zijn eigen leven te zien als een tragisch verhaal van dood, geweld en verlies, waarover hij als hoofdpersonage geen controle meer had

‘Wij vinden zwarte mensen net tieners’, noteert u uit de mond van Asad (op blz. 227). Bent u er ooit van beschuldigd dat u, als blanke Zuid-Afrikaan, zich verschuilt achter de racisitische vooroordelen van de immigrant Asad om niet zelf uw mening over de zwarte meerderheid in uw land te moeten geven?

Jonny Steinberg: Ik verwachtte dat verwijt wel, maar heb het tot nu niet gekregen, neen. Maar ik verdenk er mezelf wel eens van dat ik en blank Zuid-Afrika een soort alliantie aangaan met de Somalische immigranten om onze eigen vooroordelen via deze nieuwkomers te projecteren. Ik vrees soms dat ik dat achter mijn eigen rug om doe.

U vertelt het verhaal van gewelddadige townships zoals Asad dat beleefd heeft. Heeft dat uw eigen perceptie op de Zuid-Afrikaanse samenleving veranderd?

Jonny Steinberg: Asad heeft inderdaad een heel gewelddadig Zuid-Afrika ervaren. Een land dat hem wantrouwde, zelfs haatte en bedreigde. De vraag voor mij was of ik dat smalle perspectief zou aanhouden of dat ik bijvoorbeeld het perspectief van de townshipbewoners zou toevoegen. Dat zou een meer genuanceerd en waarachtiger beeld van de situatie opleveren, maar het voelde aan als een verraad tegenover Asad.

GovernmentZA (CC BV-ND 2.0)

‘Asad heeft een heel gewelddadig Zuid-Afrika ervaren’

GovernmentZA (CC BV-ND 2.0)

U zegt dat het een soort verraad zou zijn om het eenzijdige standpunt van Asad te verlaten, maar in het boek speelt uw eigen perspectief wel degelijk een belangrijke rol. In de inleiding schrijft u reeds: ‘Ik heb nog geen manier gevonden om een boek te schrijven zonder macht uit te oefenen’ en op het einde komt u daarop terug met de zinnen: ‘Dit was nooit Asads boek. Ik heb hem vastgeklemd tussen de zevenduizend rand die ik hem heb betaald om zijn zaak te beginnen en de belofte op een aandeel in de royalty’s.’ Dat is ongewoon eerlijk voor een auteur.

Jonny Steinberg: Het was allesbehalve makkelijk om die zinnen te schrijven, dat klopt. Ik heb de voorbije tien jaar meerdere boeken geschreven over mensen die veel armer waren dan ikzelf. Boeken waarin ik details uit hun leven vertel die bij rechte eigenlijk tot de privacy van de persoon behoren. Ik heb altijd geweigerd om te betalen voor getuigenissen, maar tegelijk is een boek natuurlijk een commercieel project waarmee ik wel geld verdien.

Tot nu loste ik dat dilemma op door helemaal op het einde van zo een project toch met geld over de brug te komen, maar ik was die hypocrisie beu. Het leek me uiteindelijk te paternalistisch. Daarom koos ik ditmaal voor een duidelijk zakelijke deal vanaf het begin.

Tegen het einde van dit project begon ik hoofdstukken aan Asad te geven om na te lezen, maar hij kon ze niet lezen, zei hij. Niet omdat er onwaarheden in stonden, maar omdat hij het niet aankon zijn eigen leven te zien als een tragisch verhaal van dood, geweld en verlies, waarover hij als hoofdpersonage geen controle meer had. Zo lang hij zelf de verhalen vertelde, was het ok, maar nu ik zijn verhaal vertel, wil hij er niet meer van weten.

De macht die samenhangt met de zakelijke deal presenteert u behoorlijk recht-door-zee en transparant. Een ander niveau van macht, dat veel subtieler is, ligt in de interpretatie van verhalen en gebeurtenissen. Als auteur behoudt u het laatste woord over de betekenis van wat Asad meegemaakt heeft.

Jonny Steinberg: Ik probeer dat te doen op zo’n eerlijk mogelijke manier, zodat de lezer zelf kan beslissen of hij het eens is met mijn lezing van de feiten. In principe probeer ik de reactie van mijn hoofdpersonage op mijn lezing toe te voegen in het boek. Maar omdat Asad weigerde de uitgeschreven hoofdstukken te lezen, is die reflectie afwezig in dit boek. Ik vond dat frustrerend.

Op het einde van het boek schrijft u dat ‘de taal waarmee Asad zichzelf beschrijft, misleidend is’. ‘Toen hij me zijn verhaal vertelde, deed hij dit in de woorden van een vluchteling, want dat waren de woorden die hij moest gebruiken, altijd, bij elke grenspost die hij naderde, bij elk overheidskantoor waarvoor hij buiten in de rij stond… [Een vluchteling] is als wrakhout in het getij. Ik vind dat niet langer een goede manier om Asad te begrijpen…’ En wanneer Asad besluit naar Zuid-Afrika te vertrekken, schrijft u: ‘Ik denk niet dat Asad op de vlucht was voor gevaar. Integendeel: hij flirtte met risico’s: hij dook van de oever van een leven dat hij kende in de diepte van een leven dat hij niet kende.’

Jonny Steinberg: Een directe getuigenis geeft ons altijd het gevoel dat we ook de hele waarheid kunnen kennen, terwijl elke herinnering gekleurd is door de ervaringen die erna kwamen, door de redenen om haar te vertellen en zelfs door de plaats waar en de persoon waaraan je haar vertelt. Elk levensverhaal is arbitrair, want er blijven altijd grote delen en belangrijke lagen van het verleden die niet onder woorden gebracht worden. In die zin is de grens tussen fictie en non-fictie altijd uiterst complex en vaag.

De waarheid zit niet alleen in datgene wat gezegd wordt, maar ook in wat verzwegen of domweg niet meer herinnerd wordt?

Jonny Steinberg: Inderdaad. En in het onzichtbare of in datgene wat je nooit zal weten.

Een man van Goede Hoop. Een moderne Afrikaanse odyssee door Jonny Steinberg is uitgegeven door Atlas Contact. 334 blzn. ISBN 978 90 450 3070 8