Moeten politici samenwerken met burgers om dingen gedaan te krijgen anno 2016? De gezonken Eandisdeal en de Oosterweelsaga lijken dat te suggereren. Een gesprek met Filip De Rynck, professor in de bestuurskunde aan de UGent.
De democratie kreunt en steunt. De Amerikaanse verkiezingen ontaardden in een scheldpartij en de Amerikanen moeten kiezen tussen twee mensen die ze geen van beiden in hun hart dragen. Het Trumpverschijnsel, de keuze voor Brexit of de Vijf Sterrenbeweging in Italië, ze verraadden een grote woede tegenover de klassieke politiek.
Het gevoel dat de klassieke partijen hun beleid van (neoliberale) globalisering maar blijven voortzetten, ook al zijn vele burgers er de verliezers van. Hun goed betaalde industriebanen verdwijnen naar andere regio’s terwijl miljardairs dag na dag rijk worden en geen belastingen betalen. Dat tast het vertrouwen tussen burger en politiek aan.
In landen waar de representatieve democratie al lang bestaat, wordt die ook aangetast door meer structurele binnenlandse evoluties. Regeringen en bestuurders hebben het moeilijk om beslissingen door te zetten als ze er niet in slagen een draagvlak ervoor te scheppen bij de bevolking. Dat heeft te maken met burgers die de tijd, de goesting en de capaciteit hebben om zich te mengen in politieke debatten, en daarin vaak een groot deel van de bevolking achter zich weten te krijgen. Waardoor de bestuurders plots tegenover een groot deel van hun eigen bevolking staan.
Filip De Rynck, professor in de bestuurskunde aan de UGent, timmerde in de jaren zeventig als wakkere burger nog aan de weg naar meer inspraak en participatie van burgers. Sindsdien is er veel veranderd, zegt hij in een uitgebreid gesprek.
Professor Filip De Rynck
Professor, meer en meer groeit het gevoel dat de politiek genoodzaakt is om de burgers bij het beleid te betrekken, om dingen gedaan te krijgen. Oosterweel is daarvan een voorbeeld maar het terugfluiten van de Eandisdeal evenzeer. Is dat zo en zo ja, waarom?
Filip De Rynck: Ik aarzel om nog te spreken in termen van het betrekken van burgers want dat gaat ervan uit dat de overheid de zaken nog in handen heeft. Toen wij in de jaren zeventig actie voerden als wakkere burgers was dat nog het geval. De gemeentebesturen hadden de touwtjes in handen en meer dan een adviesraad zat er niet in.
Maar veertig jaar later is er veel veranderd. De meeste van die adviesraden zijn dood, en zijn zelf een probleem omdat ze te gesloten functioneren en er niet in slagen nieuwe actoren te betrekken. Misschien moeten we wel de agenda omkeren en moeten we nu veeleer proberen om het bestuur te betrekken bij de burger.
‘Moeten we niet eerder de politiek proberen te betrekken bij de burger?’
Is dat zo? Heeft het bestuur niet, ondanks alles, heel veel in handen?
Filip De Rynck: Het is zeker zo dat de formele structuren van de representatieve democratie intact zijn gebleven. De budgetten worden gestemd in gemeenteraden en parlementen maar alles wat daar achter zit, is een puinhoop.
Als een burgemeester vroeger sprak, sprak hij namens iets, maar de voorbije veertig jaar is dat draagvlak van de representatieve democratie sterk afgebrokkeld. De zuilen zijn verzwakt, de ledenaantallen van politieke partijen zijn sterk gedaald. Alle wetenschappelijk onderzoek geeft aan dat die representatieve structuren het moeilijk hebben omdat spraakmakende burgers zich laten gelden: ze uiten hun eigen visie en wachten niet op de politiek om die te formuleren.
Een schepen in Gent heeft nog formele macht maar als hij dingen wil gedaan krijgen, kan hij daarvoor nauwelijks nog rekenen op zijn eigen partij. Vroeger was die tot in de wijken vertakt. Daar werden zaken politiek besproken en als de partij sprak, was dat gedragen tot in de wijken.
De partij is niet langer een structuur die mensen uit diverse lagen effectief verenigt en vertegenwoordigt.
Nu is de partij niet veel meer dan een verkiezingsmachine die aan de hand van een uitgekiende communicatiecampagne de strijd om de stemmen wil winnen. Het is niet langer een structuur die mensen uit diverse lagen effectief verenigt en vertegenwoordigt. Het is niet omdat een burger op de dag van de verkiezingen dat ene bolletje rood kleurt dat hij die partij ook volgt in al haar daden.
Iedereen weet dat die partijen met elkaar strijden rond hun eigen partijpolitieke agenda’s en in het theater van de politiek strijden om elke vierkante centimeter. Daartegenover staan nu evenwel burgers die onder meer dankzij de informatisering, en dankzij het toegenomen scholingsniveau heel wat kennis, kunde en mensen kunnen mobiliseren.
Tegenover die soms indrukwekkende dynamiek maakt de partijpolitiek vaak maar een amechtige indruk. En in die omstandigheden moet de politicus zijn representativiteit opbouwen door contact te maken met de burgers en hun organisaties. Anders krijgt hij de dingen niet gedaan.
Maquette van de fel gecontesteerde Lange Wapperbrug in Antwerpen. ‘Je kunt geen bruggen bouwen zonder een brug te slaan met de bevolking
Wwuyts (CC BY-SA 3.0)
Is het Antwerpse Oosterweeldossier daar een voorbeeld van ?
Filip De Rynck: Een schoolvoorbeeld van hoe ingenieurs, technocratisch, dachten dat ze konden volstaan met het uittekenen van een brug. Zonder een brug met de bevolking te slaan. Al die jaren later is men nu pas bezig met een zoektocht naar draagvlak. Dat is wat die intendant nu effectief probeert te doen. Hij probeert bruggen te bouwen, figuurlijk dan. Samen met Ademloos en de burgerbewegingen.
De ene dag zetten ze een stap vooruit, maar de andere dag ook weer een stap achteruit. Als je dat vergelijkt met de inspraak van de jaren zestig, dan hebben die actiegroepen rond Antwerpen een allure en een omvang bereikt die ongekend is. Ze hebben contact gelegd met academici, met werkgevers. Kortom, zij hebben eigenlijk het werk gedaan van de politiek door draagvlak te zoeken. Als je dat allemaal bekijkt, dan moet je zeggen dat participatie een te arme term is om dat recht te doen.
Hoe moet de politiek met die realiteit omgaan?
Filip De Rynck: Sommige lokale politici doen dat heel goed. Zij bouwen draagvlak door partnerships aan te gaan met middenveldorganisaties. Als je de dingen echt in beweging wil krijgen, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid en klimaatverandering, moet je de burgers betrekken.
Er zijn verschillende visies. Sommigen willen de hele representatieve democratie op de schop doen zoals David Van Reybrouck. Anderen zoals professor Luc Huyse zien heil in het organiseren van overlegprocessen met de burgers, waarbij de politiek zich kwetsbaar durft op te stellen en de discussie durft aangaan. Stefaan Rummens schreef daar onlangs een interessant boek over. Hij vindt dat de basisvormen van de representatieve democratie moeten behouden worden, omdat die representatieve structuren zo krachtig het debat kunnen kanaliseren.
‘1500 patiëntenverenigingen in Vlaanderen vertegenwoordigen 250.000 zieken. Ik zou zeggen: betrek die organisaties bij de gezondheidszorg.’
Maar anderzijds vindt Rummens dat die representatieve democratie een andere houding moet aannemen, een andere rol moet spelen tegenover de participatie van de burgers. Ze moet de kaders scheppen die deze participatie mogelijk maakt, en stimuleert - bijvoorbeeld een deur openen naar energiecoöperaties – zodat de dynamieken in de samenleving kansen krijgen.
Kijk, er blijken in Vlaanderen 1500 patiëntenverenigingen te zijn die opkomen voor de belangen van patiënten. Zij vertegenwoordigen 250.000 zieken. Ik zou zeggen: betrek die organisaties bij de gezondheidszorg.
En de mutualiteiten?
Filip De Rynck: Die natuurlijk ook, maar als er zoveel patiëntenorganisaties ontstaan, is dat wellicht omdat de patiënten zich niet altijd voldoende vertegenwoordigd voelen door de mutualiteiten.
Zijn politici bezig met het mogelijk maken en stimuleren van participatie?
Filip De Rynck: Sommigen zeker. De sterkste leiders zijn actief op dat participatieve vlak. Een Somers, een Van Quickenborne, … We moeten dus niet wachten tot het systeem helemaal hervormd is. Er is heel veel dat we nu al kunnen doen.
De vraag die ik me daarbij wel stel is die naar de positie van de politieke partijen. De huidige partijpolitiek, de hele cultuur van de politique politicienne, stoot veel mensen af. Wat er nu in de Amerikaanse verkiezingscampagne gebeurt, is eigenlijk de totale ontsporing van de representatieve democratie. De mediagerichtheid, het willen scoren, de oppervlakkigheid,… Mijn hoop is dat partijen opener gaan functioneren en echt proberen om de burgers te betrekken.
Zijn velen daar ook niet bang voor omdat ze vrezen dat ze zo macht verliezen? Ik heb soms echt de indruk dat politici bang zijn van hun burgers.
Filip De Rynck: De macht delen is niet hetzelfde als de macht afstaan. Feitelijk is de macht delen noodzakelijk om hem te behouden, om dingen gedaan te krijgen. Let op: ik heb ook niet echt een antwoord op de vraag wat politieke partijen moeten worden.
Zijn partijen niet nodig om kiezers de fundamentele keuzes aan te bieden?
Filip De Rynck: Ja, maar dan moeten ze dus herideologiseren. Nu schurken ze allemaal tegen het centrum aan waardoor ze qua visie nog weinig van elkaar verschillen. Verder worden ze wellicht het best een soort fora die capteren wat er leeft.
Soms komt die forumfunctie ook onecht over. Ze organiseren eens een keertje wat externe sessies maar het komt niet doorleefd over. Het lijkt meer op een soort publiciteitsstunt.
Filip De Rynck: Als je het doet, moet je het ernstig nemen. Anders keert zich dat tegen jou.
Burgerparticipatie: ‘De macht delen is niet hetzelfde als de macht afstaan. Feitelijk is de macht delen noodzakelijk om hem te behouden, om dingen gedaan te krijgen.’
Jakub Szypulka (CC BY 3.0)
Zit het probleem ook niet vooral op die hogere niveau’s zoals de EU of het IMF waar de democratie niet werkt.
Filip De Rynck: De kritiek is dat de politiek zich als een technocratie opstelt, doet alsof er geen alternatief is. De manier waarop de EU de bankregulering aanpakte, de rol van het IMF in de soberheidspolitiek, … Dat roept bij mensen de vraag op: waarom gaan wij nog stemmen, wat is de functie van die representatieve politiek als de grote lijnen toch door technocraten worden beslist.
Vandaar de oproep om de Europese democratie te verbeteren. Door die evoluties hebben veel mensen zo’n wantrouwen gekregen tegenover het systeem dat ze de politiek, de representatieve democratie overboord willen gooien. Mensen voelen zich zo in de steek gelaten dat ze kiezen voor politici als Orban of Trump. Dat kan heel erg gevaarlijk zijn.
Is het Europese democratische deficit niet te wijten aan het feit dat de grote zakenwereld erg weegt op de Europese besluitvorming?
Filip De Rynck: Wel de Europese grondwet heeft zoiets van ‘Er is de markt en niets dan de markt’, als een soort natuurwet. En het Hof van Justitie moet die regels dan doen naleven en zo de neoliberale agenda van de vrije markt vertolken. Dat zorgt ervoor dat mensen niet meer gaan stemmen of stemmen op politici die zeggen dat ze buiten het systeem staan.
Aan de andere kant zie je soms – als gevolg van die onvrede - ook nieuwe politieke partijen ontstaan zoals Podemos in Spanje die dan op lokaal vlak verbazend snel de macht verwerven: zie naar Barcelona en Madrid. Je ziet dus positieve en negatieve tekenen.
De regionalisering is een gemiste kans inzake decentralisatie en dus participatie
Ik ben niet pessimistisch over het lokale niveau maar het is wel zaak dat je het kansen geeft. Kopenhagen wordt erkend als de hoofdstad van de duurzame ontwikkeling, maar dat is ook omdat het Deense systeem erg gedecentraliseerd is en veel vrijheid geeft aan steden om zelf hun openbaar vervoer, hun energievoorziening of hun (fiets)wegennet te organiseren.
Terwijl onze steden telkens weer moeten opboksen tegen die Vlaamse overheid die erg centralistisch denkt, de Lijn die zijn eigen agenda volgt en de steden niet toelaat hun eigen openbaar vervoer uit te tekenen. Dat zijn eindeloze gevechten waarin veel energie verloren gaat.
De regionalisering is bij ons, wat dat betreft, een gemiste kans. Da’s spijtig en staat haaks op onze geschiedenis waar de Vlaamse steden lange tijd een zeer grote autonomie kenden. Ook in Duitsland hebben steden veel meer autonomie.
U zegt dat de politiek moet samenwerken met zijn burgers. Maar soms staat de Europese marktwerking dat in de weg. Steden lijken moeilijk te kunnen samenwerken met energiecoöperaties omdat de Europese wetgeving oplegt dat ze voor alle samenwerking met private partners een aanbesteding uitschrijven.
Filip De Rynck: Ja, dat klopt maar soms verstoppen steden zich ook teveel achter die Europese regels. Steden hebben wel degelijk de mogelijkheid om bepaalde criteria op te nemen in de aanbesteding waardoor coöperaties de voorkeur krijgen.
Kan die burgerparticipatie ook op hogere niveau’s?
De politieke partijen moeten toelaten dat de volksvertegenwoordigers ook echt het volk vertegenwoordigen.
Filip De Rynck: Dat kan. Je kan de burgers betrekken bij gemeenteraden maar ook bij het Vlaamse parlement. Die moeten veel opener worden, het moet ook een beetje “ons huis” worden voor de burgers. Het parlement inbedden in een open debat met allerlei groepen. De politieke partijen moeten toelaten dat de volksvertegenwoordigers ook echt het volk vertegenwoordigen. Al te vaak gaat de partijlijn voor, men durft niet luisteren naar de mensen. Waarom durft men die kwetsbaarheid, die angstigheid van de politieke partijen, die totate gerichtheid op de verkiezingen, niet bespreekbaar maken?
Dreigt de EU niet te verdwijnen als ze niet meer luistert naar de mensen? Ik herinner me de wat neerbuigende houding van de Europese Commissie tegenover de eerste resultaten van het petitierecht: de mogelijkheid een bepaald onderwerp op Europees niveau aan te kaart zodra je hierrond 1 miljoen handtekeningen in verschillende landen verzamelt.
Filip De Rynck: Tja, als je niet ernstig op ingaat op de participatie-instrumenten die je zelf creëert, dreig je het omgekeerde te oogsten. Als je dat niet serieus neemt, werkt dat averechts en ondergraaf je je eigen geloofwaardig en legitimiteit.
Hoe moet de politiek de burger betrekken? Soms doet men pogingen en komt er geen reactie.
Filip De Rynck: Is dat erg als er geen reactie komt? Overigens ben ik daar nogal gerust in: actieve politici lokken dat initiatief van burgers uit. Somers doet iets en lokt reacties van de Mechelaars uit.
Een andere kwestie is hoe representatief die burgerverenigingen zijn?
Filip De Rynck: Wel, men mag natuurlijk vragen: wie zijn jullie? Maar anderzijds vind ik niet dat je dat op een klassieke en puur kwantitatieve manier moet doen. Het is ook niet omdat de ongeschoolden vaak niet mee doen, dat ze niet achter een bepaald burgerinitiatief zouden staan. Tuurlijk, als de politiek vaststelt dat bepaalde burgergroeperingen echt mensen uitsluiten, dan mag ze daar zeker vragen over stellen.
De druk is bezig. Feit is dat er al nieuwe praktijken zijn. De vragen over het holle van de partijpolitiek zijn daar op zich al een voorbeeld van. Democratie verandert al doende en dat proces is bezig.