Als Britse ondernemer en modeontwerper Safia Minney haar boekje opendoet over eerlijke kledij, is er geen houden aan. Ze is guitig, onstuimig en vol ideeën. Als een van de eersten in de modewereld nam ze fair trade op in haar businessmodel, People Tree. Een gesprek over trage mode en schone kleren.
Extreem goedkope kleren en voortdurend nieuwe mode in onze winkels zijn alleen mogelijk door extreme uitbuiting in het Zuiden.
Safia Minney van People Tree gelooft dat het anders kan door de kledingproductie op het platteland en onder betere voorwaarden te organiseren. ‘Fair trade moet samen met Slow fashion.’
‘Fair trade productie is geen voor de hand liggende weg om in te slaan. Maar als een klein merk als People Tree het kan, dan hebben grote merken geen excuus meer om lonen uit te betalen die soms nog geen kwart beslaan van de noodzakelijke uitgaven om te overleven’, aldus de Safia Minney.
Om met de deur in huis te vallen: hoeveel betaalt People Tree zijn arbeiders dan?
Safia Minney: Tot het moment dat het minimumloon opgetrokken werd in Bangladesh, in 2014, werden onze werknemers meer dan 50 procent meer uitbetaald dan de schamele 3000 taka (35 euro) per maand die vroeger de norm was.
Onze weddes liggen dus op hetzelfde niveau van het minimumloon dat nu in de hoofdstad Dhaka uitbetaald wordt, 5300 taka, oftewel 63 euro.
Volgens de Schone Klerencampagne is 63 euro helemaal niet leefbaar voor Bengalese textielarbeiders. Ze pleiten voor 326 euro.
Lees ook: Een minimumloon is geen leefbaar loon
Safia Minney: Er is een wezenlijk verschil met wat de arbeiders daar aan overhouden. Een salaris van 63 euro in Dhaka is inderdaad niet leefbaar. Onze fair trade ateliers zijn echter gesitueerd op het platteland, in erg afgelegen regio’s.
‘Voor het platteland betalen we nog steeds een heel goede prijs: tot 100 procent hoger dan het lokale gemiddelde’
Dat is een heel bewuste keuze. De levenskwaliteit is er immers aanzienlijk hoger dan in een sloppenwijk. Het is er voor arbeiders bovendien minder duur om in hun levensonderhoud te voorzien.
Met één derde van wat er in Dhaka nodig is, komen ze toe. Producenten uit de hoofdstad Dhaka betalen we bijgevolg ook meer, tussen de 8000 en de 10.000 taka (93 tot 116 euro).
De lonen op het platteland tot datzelfde niveau optrekken, is geen optie. We moeten er toch voor zorgen dat onze kledij betaalbaar blijft.
Onze stoffen worden met de hand gemaakt, wat niet goedkoop is. Voor het platteland betalen we nog steeds een heel goede prijs, want die ligt 30 tot 100 procent hoger dan het lokale gemiddelde.
Is de keuze voor het platteland dan vooral financieel?
Safia Minney: De belangrijkste reden waarom People Tree niet focust op Dhaka, maar bewust kiest voor kleine dorpjes, heeft te maken met het sociale vangnet dat vrouwen op het platteland hebben.
Textielarbeidsters hebben simpelweg een betere levenskwaliteit als ze dichtbij hun familie kunnen zijn. De afgelopen 20 jaar hebben vrouwen mij zo vaak gezegd dat ze nooit uit hun dorp zouden weggegaan zijn mocht er werkgelegenheid zijn.
In de stad zijn ze te ver verwijderd van hun wortels om zich ondersteund te voelen. We willen dus een alternatief creëren voor het leven in de sloppenwijk.
Daar zijn we eigenlijk moreel toe verplicht. Het doel is uiteindelijk simpel: kinderen van 12 zouden niet naar de stad mogen gestuurd worden om werk te vinden.
Arbeiders moeten genoeg kunnen verdienen om hun kinderen naar school te sturen, op zijn minst tot ze 17 jaar zijn. Dat zou de norm moeten zijn, niet de uitzondering.
‘Nieuwe kleren om de twee weken, wie wil dat nu?’
Gerard Stolk (CC BY-NC 2.0)
Probeert People Tree op langere termijn de plattelandsvlucht tegen te gaan?
Safia Minney: Dat zou toch fantastisch zijn? Het lijkt zo idealistisch, maar eigenlijk is dat wel een levensvatbaar businessmodel. Evident is het natuurlijk niet.
‘Bestellingen plaatsen in een fabriek aan een lage prijs, is makkelijker dan in een gammele bus naar een dorpje te gaan en daar ongeletterde vrouwen op te leiden’
Bestellingen plaatsen in een gevestigde fabriek die een lage prijs garandeert, is veel makkelijker dan in een gammele bus naar een dorpje te gaan en daar ongeletterde vrouwen op te leiden.
Maar onze textielarbeidsters hebben zo veel talent. Om handgemaakte kledij te maken, zijn zeer specifieke vaardigheden nodig.
De trainingen die wij voorzien, maken samen met de ecologisch verantwoorde stoffen die we gebruiken deel uit van wat fair trade voor ons betekent.
Het gaat dus veel verder dan het salaris: het gaat echt om plattelandsontwikkeling. Zodra wij zo’n atelier opzetten, is de respons overweldigend. De arbeidsters vragen meteen of we niet nog meer bestellingen kunnen plaatsen, omdat ook hun zus of hun buurvrouw bij ons wil komen werken.
Is zoiets haalbaar op grote schaal? Of hebben grote merken die mogelijkheid niet?
Safia Minney: Wat grote merken doen, is niet vergelijkbaar met wat wij willen bereiken. Zij laten synthetische stoffen naaien met machines, terwijl People Tree biologische stoffen met de hand naait.
Maar uiteraard is het mogelijk om op grote schaal eerlijk te produceren. Er is geen gebrek aan boeren en wevers die een goede prijs en een opleiding willen.
Alleen is het geen gemakkelijke optie en dat is nogal problematisch. Je moet als merk, zoals wij gedaan hebben, echt op zoek gaan met zo’n gammel busje.
Nieuwe fabrieken opzetten, vaardigheden aanleren, het productieproces juist krijgen, dat gaat niet in een handomdraai.
Grote merken moeten hun tempo verlagen, slow fashion nastreven. Zolang die grote spelers blijven zweren bij massaproductie en om de twee weken een nieuwe collectie in de rekken willen, kunnen ze dat niet op een eerlijke manier doen.
Maar zeg eens zelf: nieuwe kleren om de twee weken, wie wil dat nu?
‘Arbeiders moeten genoeg kunnen verdienen om hun kinderen naar school te sturen, op zijn minst tot ze 17 jaar zijn. Dat zou de norm moeten zijn, niet de uitzondering.’
ILO (CC BY-NC-ND 2.0)
Lees ook het dossier Eerlijke kleren
Nochtans lijkt fast fashion echt de trend: in de winkelstraten zie je shoppers met zakken vol nieuwe kleren, die ze allicht niet eens nodig hebben.
Safia Minney: Maar daar wordt niemand gelukkig van, hoor. De grote aandeelhouders misschien wel, maar niet de shoppers zelf. Dat maakt ook deel uit van het probleem: winkelen wordt iets onpersoonlijk.
We gaan naar een slecht verlichte winkel, graaien gehaast in de rekken, maar we voelen ons niet meer verbonden met wat er na zo’n koopjesjacht in onze kleerkast belandt.
‘Ik kan geen begrip opbrengen voor succesvolle vrouwen die haast trots lijken als ze een T-shirt voor 3 euro op de kop kunnen tikken’
Ik kan geen begrip opbrengen voor succesvolle vrouwen die de middelen hebben om zich eerlijke kleren aan te schaffen, maar haast trots lijken als ze een T-shirt voor 3 euro op de kop kunnen tikken.
Dat is toch onvoorstelbaar? Hoe kan je nu, als je zelf een deftig loon verdient, iets kopen waarvan je weet dat iemand anders ervoor uitgebuit werd?
Dat is moderne slavernij. Daar word ik erg emotioneel van. Ik heb echt het gevoel dat mensen niet meer weten wat slavernij is. Ze denken dat dergelijke praktijken in het verleden liggen, terwijl onze economische keten erdoor overheerst wordt.Ik weet dus al waarover ik mijn volgende boek zal schrijven.’
Grote merken hebben een heel marketingteam dat rond duurzaamheid werkt en laten dus uitschijnen dat ook zij de textielslavernij tegengaan. Zijn ze effectief goed bezig?
Safia Minney: Fair zijn die grote ketens absoluut niet, twijfel daar niet aan. Wel is het zo dat steeds meer merken er bewust voor kiezen om ook biokatoen in hun productie op te nemen. Hun kledij zal niet voor de volle 100 procent uit biokatoen bestaan, maar ze maken er wel gedeeltelijk gebruik van. Daarin moeten we die merken zeker aanmoedigen.
Maar het blijft belangrijk om bovenal de pioniers te steunen. Daarom niet per se People Tree, maar alle pioniers. Zij kozen bewust, vanuit hun overtuiging, voor biologisch geteelde stoffen en eerlijke werkomstandigheden, niet omdat het een “hot topic” is.
Het geld dat grote ketens uitgeven aan reclame zou ook naar de arbeidsters kunnen gaan, maar wordt liever aan greenwashing gespendeerd. Met enkel een positief imago, creëer je geen verandering.
Als ethische consumenten de pioniers blijven steunen, zal het aanbod vergroten en dat zal ook positieve gevolgen hebben voor het prijskaartje van eerlijke kledij. Uiteindelijk is de prijs voor biologisch voedsel ook gedaald.
Iedereen ter wereld wéét – of zou moeten weten – dat er iets moet gebeuren om de planeet leerbaar te houden. Dat momentum moeten we in leven houden. Toen ik People Tree in 1991 oprichtte, verklaarden mijn vrienden mij gek dat ik mijn kleren van biokatoen wou laten maken. ‘Je eet je jurk toch niet op, dus waarom moet die dan biologisch zijn?’, was hun reactie. Blij dat die mentaliteit aan aanhangers ingeboet heeft.
Safia Minney richtte in 1991 People Tree op. Op 12 april verschijnt ‘Slow Fashion. Aesthetics meets Ethics’, op uitnodiging van Gent Fair Trade kwam zij naar België om (de voorpublicatie van) haar boek voor te stellen op het Mind The Book-festival.