Strijden tegen vrouwelijke genitale verminking met religie en muziek
MO* sprak met twee activisten in de strijd tegen vrouwelijke genitale verminking. Fatou Mandiang Diatta alias Sister Fa is een bekende Senegalese hiphopzangeres en prominente activiste. Sinaré Abdoulaye bestrijdt de praktijk vanuit religieuze hoek als voorzitter van de Hamburgse Tawba-moskee.
Volgens de cijfers van het Europees Instituut voor gendergelijkheid lopen 180.000 vrouwen of meisjes in Europa het risico genitaal verminkt te worden. In België gaat het om een vierduizendtal meisjes. Sinaré Abdoulaye en Sister Fa zijn beide ambassadeurs van het Change Plus project dat in vijf Europese landen de attitudes van Europese Afrikanen uit risicolanden wilt veranderen.
Hoe raakten jullie betrokken in de strijd tegen vrouwelijke genitale verminking?
‘Pas tijdens mijn eerste les seksuele opvoeding op school besefte ik dat er een stukje van mijn lichaam ontbrak.’
Sister Fa: Ik ben zelf een overlevende van vrouwelijke genitale verminking. Toen ik al wat ouder was en naar de middelbare school ging, zijn twee baby’s in mijn dorp overleden door vrouwelijke genitale verminking. Toen begon ik me echt vragen te stellen. Wat voor cultuur staat dit toe als kinderen eraan kunnen sterven, vroeg ik me af. Pas toen ik als tiener mijn eerste les seksuele opvoeding kreeg op school, besefte ik dat er een stukje van mijn lichaam ontbrak.
Die ervaringen hebben eraan bijgedragen dat ik mijn stem wilde inzetten om de praktijk tegen te gaan. Ik kom van Casamance, een regio waar een rebellie aan de gang is en waar veel onrecht is. Daarom was mijn muziek altijd al sociaal geëngageerd en koos ik voor hiphop, protestmuziek. Maar ik ben pas over vrouwelijke genitale verminking gaan zingen toen ik in 2006 naar Berlijn verhuisde met mijn man. Het kwam toen sterk naar boven omdat ik niet wist hoe ik mijn man kon vertellen dat er stuk van mijn geslachtsdeel ontbrak.
Zelf ontdekte hij het ook niet en pas na drie maanden kwam ik ertoe hem te vertellen wat ik had meegemaakt. Toen dacht ik: hier is vrijheid van meningsuiting dus ga ik die kans grijpen om erover te praten. Makkelijk was het niet, want het was mijn persoonlijk verhaal en het ging over iets wat me nog steeds fysiek en psychologisch achtervolgt. Ik schreef het nummer Excision en begon me minder en minder beschaamd te voelen.
Abdoulaye: Ik kwam twee jaar geleden in Hamburg in contact met Gwladys Awo van het Change Plus project. Zij opende me de ogen: dit kan ook met jou gebeuren. Ik heb een zus, een vrouw en kinderen. Als het mijn dochter zou overkomen, zou ze de rest van haar leven ongelukkig zijn.
Het onderwerp is erg taboe. Hoe gaan jullie daarmee om?
Abdoulaye: Ik kom uit Burkina Faso en groeide op in Ghana, maar daar heb ik nooit over vrouwelijke genitale verminking gesproken. Het is een ontzettend gevoelig onderwerp waar je heel omzichtig mee moet omgaan. Je moet echt goed weten hoe je het moet aankaarten. Daarom zullen Europeanen die naar Afrika gaan om iets aan vrouwelijke genitale verminking te doen daar volgens mij nooit in slagen.
De eerste keer dat ik er met Gwladys Awo over sprak, was voor mij echt moeilijk. Ik vind het trouwens nog steeds moeilijk als Afrikaan, als man en als moslim. Wat moet ik daar nu mee als man, was mijn eerste gedachte. Het eerste jaar was ik dan ook niet zo actief betrokken omdat ik niet inzag hoe ik het bij mijn gemeenschap moest aanbrengen - in een religieuze context in de moskee dan nog.
Sinaré Abdoulaye en Gwladys Awo: ‘Aantonen dat vrouwelijke genitale verminking niet religieus is, was eigenlijk de makkelijkste stap, want je kan naar de teksten verwijzen. Maar nu is de volgende stap het culturele aspect aanpakken en dat is de grootste uitdaging.’
© Ebe Daems
We hebben uiteindelijk met het bestuur van de moskee in Hamburg overlegd over de aanpak. Je kan er niet zomaar over beginnen. Daarom organiseerden we gespreksessies, zoals: hoe kan ik mijn vrouw of mijn kinderen ondersteunen? Wat kan ik doen aan geweld tegen vrouwen en kinderen? In die sessies lieten we vrouwelijke genitale verminking dan gaandeweg aan bod komen. Nu zijn we op zoek naar een ruimte om activiteiten voor de hele gemeenschap te organiseren, want in de moskee kunnen we niet met de vrouwen praten.
‘Met kunst kan je de diepste details overbrengen die niet bespreekbaar zijn.’
Sister Fa: In Senegal zong ik al over vrouwenrechten, maar durfde ik nog niet over vrouwelijke genitale verminking te zingen. Het was enorm taboe en ik vreesde dat mensen me zouden veroordelen. Nadat ik erover begon te zingen in Berlijn, organiseerde ik in Senegal culturele activiteiten voor de hele gemeenschap om het probleem aan te kaarten. Kunst en muziek zijn ideaal om het over zulke gevoelige thema’s te hebben.
Als je naar een klas tieners gaat, zullen ze veel verlegener zijn als je erover gaat praten dan als je erover zingt. Zo amuseren ze zich en leren ze tegelijk bij. Het heeft meer impact als je jonge mensen aanspreekt met dingen die ze leuk vinden: dans, theater, schilderkunst, … Bovendien kan je met kunst de diepste details overbrengen die niet bespreekbaar zijn. De Finse componist Jean Sibelius zei: ‘Muziek begint waar de mogelijkheden van de taal eindigen.’
Zien jullie in Europa leven als een voordeel of een nadeel in de strijd tegen vrouwelijke genitale verminking?
Abdoulaye: Ik vind het een voordeel. De verandering moet van de diaspora komen. Hoewel je uiteraard ook negatieve reacties krijgt, aanziet men mensen die in Europa wonen als wijze mensen met veel kennis. De Afrikanen in Europa zijn invloedrijk, ook omdat ze hun families in Afrika financieel ondersteunen. Ik heb een huis gebouwd voor mijn familie en stuur maandelijks 100 à 200 euro. Elke Afrikaan in Europa doet dat. Daardoor gaan mensen meer luisteren als je iets zegt.
Sister Fa: De diaspora kan een grote rol spelen, maar verandering moet ook ter plaatse in gang gezet worden. Mensen buiten die buiten de lokale gemeenschap wonen, weten vaak niet hoe ze het onderwerp moeten aansnijden en gebruiken de foute woorden. Ze spreken bijvoorbeeld van verminking, maar als je tegen iemand zegt dat hij zijn kind verminkt, sluit dat veel deuren en zorgt het voor misverstanden.
Voor mij is het een nadeel dat ik in het buitenland woon. Mensen bekijken me nu als een geëmancipeerde zwarte Europese die de mensen eens komt vertellen wat ze moeten doen. Bovendien denk ik dat ik vandaag ook in Senegal over vrouwelijke genitale verminking zou kunnen zingen. Toen ik jonger was had ik daar niet de maturiteit voor en was ik niet zelfzeker genoeg, maar nu zou het kunnen.
Wat is het meest positieve resultaat dat jullie al bereikt hebben in jullie strijd tegen vrouwelijke genitale verminking?
‘Aantonen dat het niet religieus is, is de makkelijkste stap.’
Abdoulaye: De mensen bij ons in de moskee in Hamburg hebben begrepen dat vrouwelijke genitale verminking niet religieus is. De religie tolereert geen geweld tegen vrouwen en het is niet islamitisch iemand pijn te doen. Het mag niet van ons geloof: er is nergens in de Koran een verantwoording voor te vinden. Aantonen dat het niet religieus is, was dus eigenlijk de makkelijkste stap, want je kan naar de teksten verwijzen. Maar nu is de volgende stap het culturele aspect aanpakken en dat is de grootste uitdaging.
Mensen buiten die buiten de lokale gemeenschap wonen, weten vaak niet hoe ze het onderwerp moeten aansnijden en gebruiken de foute woorden. Ze spreken bijvoorbeeld van verminking, maar als je tegen iemand zegt dat hij zijn kind verminkt, sluit dat veel deuren en zorgt het voor misverstanden.
© Sister Fa
Sister Fa: Thionck Essyl, mijn dorp in Senegal, tekende in 2012 een verklaring dat het stopt met vrouwelijke genitale verminking. Vorig jaar tekenden Coumbacara, Dabo en Dialambere, drie grote dorpen, een verklaring dat ze volledig geïnformeerd zijn en weten dat ze hun kinderen niet vroeg mogen trouwen en de meisjes niet mogen besnijden. Dat document overhandigden ze aan de gouverneur. Zo gaven ze het signaal dat het het opzettelijk is en niet uit onwetendheid, mocht zoiets nog voorvallen in hun gemeenschap.
Het initiatief kreeg veel media-aandacht en inspireert andere dorpen om hetzelfde te doen. Toen ik dit voorjaar terugging naar Senegal waren er verschillende vrouwelijke griots, traditionele verhalenvertellers, die op eigen initiatief van dorp naar dorp trokken om de informatie te verspreiden. Zo’n ondertekende conventies geven geen garantie dat mensen ook effectief stoppen met vrouwelijke genitale verminking, maar ze bieden wel bescherming aan families die het niet meer willen doen.
Normaal gezien is een meisje dat niet besneden werd een paria: ze mag niet koken, kan geen man vinden en mag op sommige plekken niet komen. Families die hun dochters niet meer willen besnijden, kunnen nu ook verwijzen naar het document dat de hele gemeenschap samen ondertekende. Ze staan niet langer alleen. Een persoonlijke overwinning voor mij is dat mijn vader me volledig steunt en dat mijn jongere zussen niet besneden werden.