Duurzame thee wint terrein in Sri Lanka

Nieuws

Duurzame thee wint terrein in Sri Lanka

Duurzame thee wint terrein in Sri Lanka
Duurzame thee wint terrein in Sri Lanka

IPS

30 maart 2017

Klimaatverandering en uitgeputte grond stimuleren Sri Lankaanse plantagehouders een duurzame koers in te slaan met hun theeproductie.

Terwijl de temperatuur gestaag stijgt, duikt Kamakandalagi Leelavathi dieper in de groene theestruiken.

In de afgelopen dagen stormde het, daarom heeft de 55-jarige theeplukster in de theetuin Uda Houpe in de regio Hatton haast. Ze wil zo snel mogelijk het plukken van 22 kilo theeblaadjes afronden, voordat het gaat regenen.

‘De regen is erg onvoorspelbaar. Nu is er neerslag, maar in de afgelopen maanden was het erg droog’, zegt Leelavathi, die eigenaar is van een marginale boerderij van ongeveer 0,4 hectare.

Eigenaars van kleine theeplantages proberen met duurzame teelt hun land in betere conditie te krijgen.

In de theetuin Uda Houpe valt de situatie echter mee, zegt Daurkarlagi Taranga, de dochter van Leelavathi.

‘Wij hebben minder problemen dan de rest. De struiken hebben hier nog genoeg blaadjes en de grond is vochtig dankzij de technieken die we gebruiken.’

Eigenaars van kleine theeplantages proberen met duurzame teelt hun land in betere conditie te krijgen, zegt Alluth Wattage Saman, manager bij Uda Houpe.

De belangrijkste maatregel is het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen zo ver mogelijk terugdringen. Deze middelen worden gezien als de belangrijkste oorzaak van de achteruitgang van de bodemkwaliteit en de theeplanten in de regio.

Lucratieve sector

De theesector in Sri Lanka is 153 jaar oud en momenteel de grootste industrie in het land. Hij biedt werk aan 2,5 miljoen mensen.

Volgens de Export Development Board in Sri Lanka, is de sector goed voor 62 procent van alle landbouwexport. Zo’n 400.000 mensen zijn actief op kleinschalige theeplantages.

De kwaliteit van de grond in de theegebieden in Sri Lanka gaat snel achteruit door decennialang gebruik van chemische onkruidbestrijders.

De lucratieve theesector kampt echter met steeds meer uitdagingen. De ernstigste is de achteruitgang van de grond.

Volgens de VN-Conventie voor de Strijd tegen Verwoestijning (UNCCD) gaat de kwaliteit van de grond in de theegebieden snel achteruit in Sri Lanka, voornamelijk als gevolg van het decennialang gebruik van chemische onkruidbestrijders.

Ook was er weinig aandacht voor de bescherming van waterbronnen en de biodiversiteit rondom de plantages. Geleidelijk aan heeft die situatie de gezondheid van de bodem aangetast.

Hoewel de hele industrie met dit probleem kampt, is vooral voor kleine plantagehouders de voedselzekerheid en hun inkomen in gevaar, zegt Lalith Kumar, projectmanager bij de Tea Small Holding Development Authority (TSHDA) in Ratnapura, een regio die meer dan 70 procent van de Sri Lankaanse thee produceert.

Onvoorspelbare regen

De TSHDA is een overheidsorgaan dat met kleine theeplantages werkt. Volgens Kumar zijn er daarvan 150 in de regio Ratnapura. Deze plantages zijn niet groter dan ongeveer 4 hectare. Er leven zo’n honderdduizend mensen van die plantages.

Behalve met bodemdegradatie hebben de boeren ook te maken met terugkerende droogte en onvoorspelbare neerslag.

Behalve met bodemdegradatie hebben de boeren ook te maken met terugkerende droogte en onvoorspelbare neerslag.

In samenwerking met het VN-Milieuprogramma (UNEP), werkt de TSHDA momenteel aan het terugdringen van het pesticidengebruik en het stimuleren van duurzame methoden.

‘We leren de boeren duurzamer te werken’, zegt Kumar.

‘Er groeit veel onkruid rond de theestruiken, maar lang niet alle soorten onkruid zijn schadelijk. Alleen de schadelijke soorten moeten verwijderd worden. Die worden vervolgens gebruikt als mulch, tussen de twee rijen planten in. Daardoor houdt de bodem het vocht beter vast.’

Duurzaam met meer winst

Saman, de manager van Uda Houpe, doorliep een training van de TSHDA. Een informele, praktijkgerichte training, zegt hij, inclusief een bezoek aan een bedrijf dat al duurzaam werkt.

Daar zag hij hoe een plantage kan functioneren zonder schadelijke pesticiden en hoe de biodiversiteit gestimuleerd kan worden.

‘Ik heb me gerealiseerd dat kleine stappen grote veranderingen in gang kunnen zetten’

Bovendien was de oogstopbrengst bij dit bedrijf 60 procent hoger geworden na de introductie van een duurzame werkwijze.

‘Daardoor heb ik me gerealiseerd dat kleine stappen grote veranderingen in gang kunnen zetten’, zegt hij.

Hij is tevreden over de resultaten tot nu toe. ‘Voorheen gaf ik 35.000 roepies (210 euro) uit aan bestrijdingsmiddelen. Dat spaar ik nu uit. De totale winst is gegroeid met 75.000 roepies (450 euro).’

Saman en andere theeboeren in de regio verkopen hun thee aan Kahawatte Plantation, een plantage die eigendom is van theegigant Dilmah.

Eerder deze maand kreeg de plantage een certificering van de Rainforest Alliance, een erkenning dat op een duurzame manier gewerkt wordt in de toeleveringsketen. Dat de thee daardoor nu meer oplevert op de markt, is niet bekend bij Saman. ‘Dat heeft niemand ons verteld’, zegt hij. Ook met de certificering was hij nog niet bekend.

Subsidie ontoereikend

TSHDA geeft een subsidie van 50 procent van de kosten aan boeren die hun plantage moeten herbeplanten. Dat is een ingewikkeld en duur proces, waarbij alle oude theeplanten gerooid worden, de bodem opnieuw wordt voorbereid en vervolgens nieuwe, jonge planten worden geplant.

‘Vanwege de toenemende droogte, moet ik het geld dat ik bespaar grotendeels uitgeven aan bemesting, een subsidie zou zeer welkom zijn’

Meestal gebeurt dat als de productie aanzienlijk daalt als gevolg van de leeftijd van de planten -meestal zo’n dertig jaar- of als het land ernstig gedegradeerd is.

Andere subsidiemogelijkheden zijn er momenteel niet voor boeren die duurzaam willen gaan werken. Leelavathi zou dat graag anders zien.

‘Sinds ik mulch gebruik, spaar ik 700 roepies (ruim 4 euro) per maand uit aan bestrijdingsmiddelen.

Mijn inkomen is gestegen met 15.000 roepies (90 euro). Maar vanwege de toenemende droogte, moet ik dat grotendeels uitgeven aan bemesting. Een subsidie zou zeer welkom zijn. Anders moet ik mijn plantage misschien verhuizen naar andere grond’, zegt Leelavathi.