Vredeseilanden, een van de grote ngo’s in Vlaanderen, breekt met de traditie waarin Europa de hoofdrol speelde en deelt de beslissingsmacht over geld en toekomst radicaal met zijn internationaal netwerk. ‘Wij willen geen Eurocentrisch overblijfsel zijn uit het verleden terwijl de wereld razendsnel op weg is naar diversiteit en universaliteit.’
Vredeseilanden, dat is voor het grote publiek de campagne die begin januari gevoerd wordt aan de ingang van grootwarenhuizen en publieksevenementen, of dat zijn de activiteiten op school of in de gemeente waarmee aandacht gevraagd wordt voor boeren in het Zuiden.
Van dit soort organisaties verwacht je dat ze de wereld proberen te veranderen, maar Vredeseilanden heeft de voorbije twee jaar ook hard gewerkt aan een plan om zichzelf te veranderen. MO* sprak daarover met Jan Wyckaert en Chris Claes.
Dit zijn de feiten.
Vredeseilanden België houdt op het hoofdkantoor te zijn van een ngo met landenkantoren in diverse regio’s, en verandert zichzelf tot één van de acht regio-organisaties die voortaan thuishoren onder de pas opgerichte Stichting VECO International.
Vredeseilanden is actief in 14 landen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. In 2015 kregen 134 partnerorganisaties steun van of via Vredeseilanden. Het mondiale jaarbudget van de organisatie vorig jaar was 13.276.255 euro. Wereldwijd werken 166 mensen voor Vredeseilanden. 56% zijn mannen en 44% vrouwen.
De strategie van dit netwerk aan lokale en regionale organisaties wordt voortaan bepaald door een combinatie van een internationale raad van negen onafhankelijke bestuurders en een raad waarin per regio twee adviseurs (“affiliates”) aangeduid worden. Die “adviseurs” mogen geen betaalde werkkracht zijn van VECO en ze mogen niet werken voor een van de organisaties die financieel gesteund worden door VECO.
De raad van bestuur zal een viertal keren per jaar vergaderen, waarvan eenmaal fysiek. Het management is ook geïnternationaliseerd en bestaat uit twee executive directors en de directeurs van de verschillende regio’s waar Vredeseilanden actief is. Zij vergaderen maandelijks –via teleconferentie. De hele internationale werking wordt ondersteund door een internationaal secretariaat, dat niet op één locatie gevestigd is, maar over de wereld verspreid wordt.
Chris Claes wordt een van de twee directeuren van VECO International, naast Madeleine Tsimi uit West-Afrika. Jan Wyckaert wordt directeur van Vredeseilanden België.
Chris Claes: ‘Het gaat niet langer om wat het Noorden kan doen om het Zuiden te helpen, maar om een opdracht die we ofwel samen zullen waarmaken, ofwel waarin we gezamenlijk zullen falen.’
© Jimmy Kets
Waarom was deze “omwenteling” nodig?
Van de 166 mensen die wereldwijd voor Vredeseilanden werken, zijn er nog een vijftal Europese coöperanten, de rest zijn lokale mensen: veertig Vlamingen in Leuven, meer dan dertig Indonesiërs in Bali en Java, 28 Oost-Afrikanen…
Chris Claes: ‘De realiteit is dat er steeds minder sprake is van kennisoverdracht van Noord naar Zuid. De West-Afrikanen doen hun eigen inzichten op, passen die toe, evalueren en leren, en gaan weer verder. Idem dito elders, inclusief in Vlaanderen. Ze wisselen onderling uit en met lokale partners, maar de spaakvormige organisatie, met België in de naaf en de andere continenten daarrond, dat is verleden tijd.’
Er vindt ook een diversificatie van inkomsten plaats: in Oost-Afrika is de Britse Ontwikkelingssamenwerking goed voor een derde van de inkomsten, in Indonesië is hetzelfde waar met de Australische en Niew-Zeelandse OS, in Congo komt 35 procent van het CFC, het Commodity Fund.
Claes: ‘In die realiteit is het toch niet vol te houden dat het hele management uit –witte- Vlamingen bestaat, net als de hele Raad van Bestuur. Het is, met andere woorden, de praktijk die ons ertoe dwong om de organisatie aan te passen. Want de oude structuur stond in de weg van de opgedane kennis, competenties en dynamieken.’
‘Bovendien’, stelt Claes vast, ‘klopt deze hele evolutie perfect met de overgang van het oude ontwikkelingsdenken en de Millenniumdoelstellingen naar de nieuwe, universele agenda van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (sdg’s). Het gaat niet langer om wat het Noorden kan doen om het Zuiden te helpen, maar om een opdracht die we ofwel samen zullen waarmaken, ofwel waarin we gezamenlijk zullen falen.’
De vier thema’s waarrond alvast afgesproken is dat de verschillende organisaties van VECO International zullen werken, en dus kennis en autoriteit opbouwen, zijn: cacao, rijst, koffie, en “FoodSmart Cities”.
© Jimmy Kets
Wat zijn de consequenties voor Vredeseilanden in Vlaanderen?
Jan Wyckaert, de nieuwe directeur van Vredeseilanden België: ‘Om te beginnen: de solidariteitsacties en zeker de jaarlijkse campagne blijven onveranderd doorgaan, alleen kunnen de vrijwilligers zich nu inzetten voor een echt internationale, 21ste-eeuwse organisatie in plaats van voor een Belgische ngo. De fondsenwerving zal, met andere woorden, net als vandaag bedoeld zijn om initiatieven in het Zuiden mogelijk te maken. De internationale organisatie blijft zich ook heel duidelijk inzetten voor duurzame, familiale landbouw als belangrijke bijdrage voor duurzame ontwikkeling wereldwijd.’
Maar collectes volstaan niet. Wyckaert: ‘Vredeseilanden België ontwikkelt, net als de organisaties in West-Afrika, Oost-Afrika, Congo, Indonesië, Vietnam, de Andeslanden en Midden-Amerika een serie doelstellingen en acties om van gezamenlijk afgesproken visies en veranderingstheorieën concreet werk te maken in dit stuk van de wereld. Als er nog mensen zouden zijn die Vredeseilanden alleen zien als een organisatie die geld inzamelt voor het Zuiden, dan zullen we nu meer dan ooit duidelijk maken dat dit niet zo is, en dat de verandering niet alleen in het Zuiden moet plaatsvinden maar ook in Europa.’
Ook de voorbije jaren was Vredeseilanden al actief als een actor in de Belgische samenleving, met initiatieven als Save the Foodture, waarmee uitdrukkelijk gezocht werd naar effectieve manieren om initiatieven rond duurzame en rechtvaardige landbouw op een hoger niveau van bereik en impact te tillen.
‘Bewustmakingscampagnes zijn essentieel, maar mikken te eenzijdig op de vraag, op de individuele consument’, zegt Jan Wyckaert. Het aandeel mensen dat effectief zijn of haar aankoopgedrag verandert door die sensibiliseringscampagnes, blijft de voorbije jaren overigens ook vrij stabiel.
‘Wij zijn hoe langer hoe meer gaan inzien dat alleen consumenten en hun keuzes nooit zullen zorgen voor de grote volumes die nodig zijn om duurzame en rechtvaardige landbouw levensvatbaar te maken voor de familiale boeren in Noord en Zuid. Daarvoor moeten de beslissingen genomen worden aan de aanbodzijde.’
40 procent van de maaltijden wordt buitenshuis genomen en gekocht, en een derde daarvan zit in sociale catering: school- en universiteitsrestaurants, bedrijfscantines, ziekenhuizen, bedrijven. Als grootkeukens beslissen om te werken met groenten uit de korte keten, dan maakt dat echt een verschil voor de lokale boeren.
© Jelle Goossens
De visie van Vredeseilanden –België én internationaal- gaat uit van de vraag hoe de wereld in 2050 de 9 miljard bewoners zal voeden, met 80 procent van de mensen in steden, klimaatverandering die landbouw bemoeilijkt, boeren die door grote agrobusiness van de markt geconcurreerd worden, biodiversiteit die verdwijnt, watertafels die over heel de wereld zakken…
Familiale boeren blijven daarvoor cruciaal –ze produceren vandaag ook 70 procent van alle voedsel - en moeten dus aan het stuur zitten van een doordachte voedselstrategie voor de toekomst. Dé uitdaging is dus om een omgeving te scheppen die toelaat dat boeren hun werk doen en er beter van worden, terwijl ook alle andere schakels in de voedselketen daar sociaal, ecologisch en economisch wel bij varen.
Vredeseilanden werkt daarom niet met de echt gemarginaliseerde boeren of landarbeiders, maar met een middengroep van boeren, die de capaciteit hebben om –mits ondersteuning- in te spelen op de groeiende, verstedelijkte vraag. Daarom werkt Vredeseilanden ook met verwerkers en grootdistributeurs, ‘want als boeren geen toegang krijgen tot de markt, zijn alle andere inspanningen om ze te versterken nutteloos’ zegt Chris Claes.
‘Negentig procent van de consumenten doet zijn aankopen bij een zestal grote distributeurs, en veertig procent van de maaltijden wordt buitenshuis genomen en gekocht, en een derde daarvan zit in sociale catering: school- en universiteitsrestaurants, bedrijfscantines, ziekenhuizen, bedrijven… Daar zit dus een enorme hefboom om voor de boeren verandering te bewerkstelligen, al is er nog een enorme weg te gaan. Als een warenhuisketen beslist énkel nog fairtradebananen in de rekken te leggen, dan vindt de echte omslag plaats. Als grootkeukens beslissen om te werken met groenten uit de korte keten, dan maakt dat echt een verschil voor de lokale boeren.’
Vredeseilanden heeft de voorbije jaren al erg intensief samengewerkt met Colruyt Group, onder andere omdat het bedrijf de basisanalyse van Vredeseilanden deelt, namelijk: boeren moeten het de moeite blijven vinden om in de landbouw te werken, en hebben dus omkadering, steun, waardige inkomens en een duurzame aankooppolitiek nodig, anders wordt het onmogelijk om het voedingsaanbod op peil te houden. Ook een bedrijf als Unilever beseft dat de schaarste zal toenemen, tenzij er tijdig de juiste sociale en milieu-investeringen gedaan worden.
Jan Wyckaert: ‘De vernieuwing, die we al een tijdje geleden ingezet hebben, is dat we in toenemende mate ook met boeren van hier willen werken om hun markttoegang en dus hun toekomst te verzekeren op basis van duurzame afspraken. We willen de lessen die geleerd zijn op vlak van fair trade, fair price en duurzaamheid ook toepassen in België, onder andere in de samenwerking met de stad Gent rond hun Gent En Garde, de duurzamevoedselstrategie van de stad Gent.’
Hoezeer de doelstellingen van Vredeseilanden ook veranderd zijn de voorbije tien jaar, toch wil de organisatie volop deel blijven uitmaken van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging. ‘Meer zelfs’, zegt Wyckaert, ‘we hebben het gevoel dat we daar opnieuw een tandje moeten bijsteken. Om onze eigen evolutie beter uit te leggen en om meer bij te dragen tot het gezamenlijk waarmaken van de universele agenda van de sdg’s.’
Wat zijn de consequenties voor de organisaties in het Zuiden?
Chris Claes: ‘Tien jaar geleden kwam meer dan 99 procent van de financiële middelen van de regionale kantoren via het hoofdkantoor in Leuven. Nu zitten we op een gemiddelde van minder dan 90 procent en zijn er landen die op eigen kracht al extra middelen vinden bij bijvoorbeeld Britse of Australische donoren. Op termijn van vijf jaar mikken we op een 60/40 verhouding, maar daar is nog veel werk aan.’
Ook Vredeseilanden België moet de financiële afhankelijkheid van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking verminderen, onder andere door in te zetten op grote –eventueel grensoverschrijdende- projecten waarvoor Europese middelen aangesproken kunnen worden. Maar even goed kunnen er innovatieve projecten opgezet worden met bijvoorbeeld provincies, steden of bedrijven, al blijft dat altijd een proces waarbij de eigen principes en autonomie zeer alert bewaakt moeten worden.
Dat betekent ook, zegt Jan Wyckaert, dat, zeker in de middeninkomenslanden zoals Ecuador of Indonesië, ‘werk gemaakt moet worden van lokale inkomsten, eventueel via het model van geldinzamelingen met vrijwilligers.’
‘Wij willen geen Eurocentrisch overblijfsel zijn uit het verleden terwijl de wereld razendsnel op weg is naar diversiteit en universaliteit.’
© Tim De Weerdt
Op dit moment is het netwerk opgebouwd op klassiek territoriale basis. Elk van de acht organisaties heeft een regionale of lokale actieradius. ‘Maar het is best mogelijk dat we in de toekomst verder evolueren in de richting van inhoudelijke competenties en samenwerkingen. Zo zijn we momenteel aan het experimenteren meteen project rond FoodSmart Cities ’, vervolgt Wyckaert.
De vier thema’s waarrond alvast afgesproken is dat de verschillende organisaties van VECO International zullen werken, en dus kennis en autoriteit opbouwen, zijn: cacao, rijst, koffie, en “FoodSmart Cities”. Als het goed gaat kunnen er rond die inhoudelijke lijnen ook echt afzonderlijke programma’s uitgewerkt en gefinancierd worden.
Foodsmart Cities
In Quito (Ecuador), Tegucigalpa (Honduras) en Gent werkt Vredeseilanden samen met overheden aan manieren om de voedselmarkt zo te richten en te reguleren dat de kwalitatieve voedselvoorziening voor de toekomst verzekerd kan worden met maximale inbreng van de boeren in de rand van de stad. Daarbij worden alle stakeholders betrokken. Door de kennis en informatie die daarbij opgedaan worden horizontaal met elkaar te delen, hoopt het project ook meer impact te krijgen op internationale agenda’s voor de voedselvoorziening van steden.
Wat zijn de grote kansen en de grote gevaren van deze verandering?
Riskeert de organisatie, bij het zoeken naar diversere inkomsten, niet om afhankelijk te worden van zijn eigen stakeholders –lokale overheden, bedrijven – waarbij de kritische functie onder druk komt? Chris Claes: ‘De echte stakeholders moeten onze werking niet financieren. Als we tot gezamenlijke projecten komen, waarbij we eerst duidelijke en gemeenschappelijke doelstellingen formuleren die dus ook moeten kloppen met onze eigen principes, dan is het minder een probleem dat het bedrijf dat daarin participeert ook financieel investeert. Maar het lijkt me belangrijker dat we met zulke projecten samen naar financiering gaan zoeken.’
‘We hebben trouwens de ervaring dat zo’n gezamenlijk project een zaak is van langdurige en eerlijke gesprekken, dus zal dit onderdeel ook niet zo’n omvang krijgen dat het onze maatschappelijke positie kan gaan bepalen. We moeten dan ook inzetten op meer capaciteit om op internationale aanbestedingen of financieringsmogelijkheden in te gaan.’
Jan Wyckaert: ‘Daarnaast moeten er nog veel inspanningen gedaan worden om het draagvlak in de samenleving en met name bij onze eigen vrijwilligers voor onze aanpak –zowel inhoudelijk als nu ook organisatorisch- te versterken.’ Chris Claes: ‘Idem voor onze relatie met de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, al was ik heel positief verrast door de interesse en ontvankelijkheid bij de mensen van DGD toen we onze nieuwe plannen gingen voorstellen.’
Chris Claes: ‘Onze grote, volgende uitdaging? Vredeseilanden België zelf ook diverser maken, in overeenstemming met de samenleving waaruit we komen en waaraan we willen werken!’
© Jelle Goossens
Chris Claes: ‘De grootste kans voor deze nieuwe aanpak is het internationale kader: de oude rollen van Noord en Zuid worden ingewisseld voor nieuwe en gedeelde verantwoordelijkheden om duurzaamheid te realiseren en ongelijkheid te bestrijden. Onze nieuwe structuur is daar echt op afgesteld, en kan er dus ook voor zorgen dat we niet overbodig maar opnieuw relevant worden.’
Jan Wyckaert: ‘Het feit dat in het ideeënkader van bijvoorbeeld de sdg’s ook bedrijven veel meer aangesproken worden op hun verantwoordelijkheid voor duurzame ontwikkeling, is ook een opportuniteit –op voorwaarde dat bedrijven er ook echt voor kiezen die duurzame ontwikkeling, mét alle sociale consequenties, op te nemen in de kern van hun missie, en niet langer te behandelen als een optionele vorm van corporate sociale responsability. Met andere woorden: we willen niet alleen dat de grootwarenhuizen aankopen bij kleine boeren, maar ook dat ze hen een waardig inkomen garanderen en mee investeren in die boeren als noodzakelijke toeleveranciers. In concreto proberen wij nu bedrijven die hiertoe bereid zijn samen te brengen met capabele boeren en regulerende overheden.’
Chris Claes: ‘Onze grote, volgende uitdaging? Vredeseilanden België zelf ook diverser maken, in overeenstemming met de samenleving waaruit we komen en waaraan we willen werken!’