Jong, zonder ouders, en straks ook zonder huis?

Nieuws

Jong, zonder ouders, en straks ook zonder huis?

Jong, zonder ouders, en straks ook zonder huis?
Jong, zonder ouders, en straks ook zonder huis?

‘Jonge niet begeleide vluchtelingen stromen straks massaal uit de opvangcentra en dreigen zonder dak te vallen. Daarmee dreigt de opvangcrisis een huisvestingscrisis te worden.’ In een broeierige zolderruimte in hartje Brussel trekt het Platform Kinderen op de Vlucht aan de alarmbel.

‘De opvangcentra voor niet begeleide minderjarige vluchtelingen zitten nokvol. Bij een verwachte uitstroom uit die centra, die stilaan op gang komt, dreigen jongeren op de straat te belanden, door tekort aan betaalbare woningen. Dat geldt in alle grote Belgische steden, maar het geldt nog meer in Brussel’, zeggen Rob Kaelen en Katia Fournier van het Platform.

Opvang is verzadigd

2015 werd met stip uitgeroepen als hèt jaar van de zogenaamde vluchtelingencrisis. Het was het jaar waarin 1,5 miljoen vluchtelingen naar Europa kwamen. Ook in België steeg het aantal asielaanvragen drastisch, met eveneens uitschieters voor het aantal minderjarige vluchtelingen die alleen, zonder familie of volwassen begeleiding, ons land binnenkwamen. 5000 niet begeleide minderjarige vluchtelingen (NMBV) kwamen naar België.

Terwijl hun aantal in 2016 sterk daalde, komen dit jaar alweer meer jonge vluchtelingen naar België. Dat zegt Katia Fournier: ‘We zien opnieuw een sterkere toename. Zeker in de maand april kwamen veel meer jongeren toe in ons land: Afghanen, Syriërs, Irakezen, Congolezen, Eritreeërs…

Ze komen uit moeilijke conflictgebieden, wat betekent dat de erkenningsgraad voor deze jongeren behoorlijk hoog is. En dat heeft tot gevolg dat de opvangcentra almaar voller zitten, maar ook dat we ons in de komende jaren aan een uitstroom van 1500 tot 2000 NBMV’s mogen verwachten.’

Minder maatwerk

Vluchtelingenorganisaties die met niet begeleide jongeren werken, pleiten al jaar en dag voor meer individuele opvang en betere begeleiding naar zelfstandig wonen. Maar daar knelt het schoentje: nieuwe regelgeving maakt werken op maat van het individu moeilijker, zegt het Platform voor Kinderen op de Vlucht.

‘Men kijkt eerder naar de administratieve staat dan naar de mentale staat van een jongere’

Jongeren die onbegeleid in ons land toekomen, doorlopen een aantal opvangstadia, waarvan de eerste twee in collectieve centra. Na een kort verblijf in een observatie- en oriëntatiecentrum, komen de meeste jongeren in een collectief opvangcentrum binnen de structuren van Fedasil (Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers) of van haar partner, het Rode Kruis.

Tot voor kort konden jongeren vier tot twaalf maanden in deze opvangfase blijven, en was de termijn afhankelijk van de mate van zelfstandigheid van de jongere. Door nieuwe wettelijke instructies wordt de opvangtermijn in dit stadium nu echter gekoppeld aan het verblijfsstatuut van de jongere. Zodra NBMV’s een verblijfsvergunning krijgen, worden ze doorverwezen naar de volgende of derde fase.

In dit stadium, meestal binnen lokale opvanginitiatieven, leren jongeren hoe ze zelfstandig kunnen wonen en leven. Ook hier veranderde de verblijfsduur, zegt Rob Kaelen. ‘Vroeger moesten jongeren minimum 18 jaar zijn. Nu vertrekt men van een vaste termijn van zes maanden, die verdubbeld kan worden tot maximum een jaar. Sommige jongeren aarden niet goed in collectieve opvang en zijn nu beter af. Maar het kan dus zijn dat jongeren al op de leeftijd van 17 of zelfs 16,5 op de privé-markt terechtkomen, ook al zijn ze er niet klaar voor. Men kijkt met andere woorden eerder naar de administratieve staat dan naar de mentale staat van een jongere.’

Bijkomende zorg is dat NBMV’s die in ons land toekomen, steeds jonger en kwetsbaarder zijn. Dat zeggen academici en jongerenorganisaties als Minor Ndako. Niet alleen het geweld in de herkomstlanden is gestegen, maar ook de vluchtroutes zijn gewelddadiger geworden. ‘De mate van trauma’s die we de voorbije twee jaar zagen bij jongeren, hebben we nog niet eerder meegemaakt.’

Privé-markt met hoge drempels

Het Platform Kinderen op de vlucht verwacht dat jongeren in de komende maanden ook nog eens geconfronteerd zullen worden met een groot probleem: het vinden van een woning op de privé-markt. Er zijn alvast een aantal drempels. Zo is er een groot wantrouwen van huisbazen om te verhuren aan alleenstaande jongeren. Rob Kaelen begrijpt dat ten dele. Het gaat volgens Kaelen niet altijd over discriminatie tegenover niet-Belgische huurders. ‘Vaak hebben verhuurders begrijpelijke vragen over de rechten van die jongeren. Ze vragen zich ook af of het wel bindend is als minderjarige jongeren een huurcontract tekenen? Of ze zijn bang dat jongeren niet op tijd betalen, en te weinig begeleid worden. Het is dus kwestie om mensen te informeren welke rechten ze hebben en duidelijk te mamken dat deze jongeren wel degelijk begeleid worden.’

Betaalbaar wonen voor steuntrekkers is een probleem in alle Belgische grote steden, maar vooral in Brussel is de uitdaging groot om gepaste huisvesting te vinden. Al jarenlang heerst immers grote woningnood in onze hoofdstad en kaarten armoedeorganisaties de problematiek van woningnood en betaalbaar wonen aan. De Brusselse Bond Recht op Wonen (BBROW) noemt de zoektocht naar een betaalbare woning een calvarietocht. Terwijl Brussel 15.000 tot 30.000 leegstaande woningen telt, is het tekort aan woningen, vooral sociale woningen, schrijnend.

‘Met een OCMW-uitkering van 867 euro kom je in Brussel niet ver’

De Brusselse regering gaf al in 2005 een akkoord voor de bouw van 3500 sociale woningen, maar het bouwproces gaat tergend traag. In 2013 waren nog maar duizend woningen bijgebouwd. ’40.000 mensen staan op de wachtlijst voor een sociale woning’, aldus de BBROW. En, klinkt het, wachttijden die oplopen tot meer dan twee jaar zijn heus geen uitzondering. Voor mensen die als kwetsbaar worden gezien, zijn de wachttijden gelukkig korter: zes maanden.

De gemiddelde huurprijs op de privé-markt in Brussel bedraagt volgens de Brusselse woonbond 670 euro. Volgens het Observatorium van de Huurprijzen ligt die lager, en betaalt de helft va de Brusselse huurders meer dan 650 euro per maand. Hoe dan ook, ‘met een OCMW-uitkering van 867 euro kom je dus niet ver’, zegt Katia Fournier.

De denkpiste om jongeren proberen toe te leiden naar andere kleinere steden dan Brussel, waar meer en betaalbaarder huisvesting is, is niet evident. ‘90 procent van de jongeren in Brussel waar ik mee werk, verkiest in Brussel te blijven’, zegt jongerenvrijwilliger Bernard Lambert. ‘Dat is logisch, want hier lopen ze school, zijn ze vertrouwd geraakt met de stad en omgeving. Hier is hun netwerk. Diegenen die wel willen verhuizen, willen enkel naar grote steden waar ook problemen zijn.’

Innovatie is het antwoord

Het Platform Kinderen op de Vlucht pleit, naast meer sociale woningbouw, voor innovatieve en creatieve woonvormen. Die bestaan, maar zijn nog zeer beperkt. Zo is er bijvoorbeeld Curant, een Antwerps samenhuisproject tussen studenten en erkende vluchtelingen.

Een andere oplossing is een betere wettelijke regeling voor samenhuizen met behoud van rechten. Voor veel jongeren kan samenhuizen immers twee vliegen in één klap betekenen: enerzijds het delen van de kosten, anderzijds een oplossing tegen eenzaamheid. Alleen is dat wettelijk niet mogelijk nu. Wie als steuntrekker samenwoont verliest een deel van de steun, waardoor die op 578 euro zou komen te liggen.

In het wettelijk kader over samenhuizen zou men een uitzondering moeten maken voor de NMBV’s als aparte doelgroep, vinden jongerenorganisaties. Kaelen juicht toe dat de Brussels minister Céline Fremault in 2015 een samenhuispact introduceerde. Fremault onderzoekt of samenhuizen in Brussel mogelijk is. De studie naar een cohousinglabel moet nog dit jaar afgerond worden.