‘Geen traditionele onderneming, maar ook geen klassieke liefdadigheid’
Michiel Petitjean
24 mei 2016
De koffiehandel is de tweede grootste markt ter wereld. Ook Burundese boeren proberen hun koffiebonen op die markt te brengen. Samen met enkele partners investeert de Koning Boudewijnstichting in een koffieverwerkingsfabriek terplekke: een evenwichtsoefening tussen winst maken en sociale inzet.
Kampani is een sociaal investeringsfonds, opgericht door de Koning Boudewijnstichting, Vredeseilanden, Trias, de Boerenbond en Alterfin. Het doel is om landbouwers in Afrika, Latijns-Amerika en Azië meer potentieel te geven om te ondernemen. Op die manier wil het fonds armoede terugdringen en ontwikkeling stimuleren. Kampani bestaat vandaag iets meer dan een jaar.
‘Wij willen mee aan het stuur staan, zonder het over te nemen.’
Het fonds investeert in kleine ondernemingen in het Zuiden. COCOCA houdt zich bezig met zowel de productie, als de handel en de levering van landbouwproducten en hoopt dat het inkomen van lokale boeren zo zal stijgen. Dat zou hen omhoog helpen op de sociale ladder en dus bijdragen aan de ontwikkeling van de gemeenschap.
Met Kampani willen de Koning Boudewijnstichting en Alterfin een gat in de markt dichten: heel wat Burundese landbouwondernemingen zijn te groot voor microfinanciering en te klein voor de grote spelers. ‘Dat deel van de boeren wordt door niemand bediend’, zegt Wouter Vandersypen, directeur van Kampani. Hij benadrukt dat Kampani geen traditionele economische onderneming is: ‘En toch is het ook geen klassiek liefdadigheidsfonds.’
Filantropen
Vandersypen vertelt dat een dossier van Oxfam uit 2009 aan de basis lag voor het ontstaan van Kampani: ‘De agro- en voedingsindustrie kampt met een gat in haar dienstverlening. En dat willen wij opvullen. Wij werken volgens een hybride logica: die van de economie en die van de sociale impact.’
Koffiebonen
© Teddy Mazina
Jan Vander Elst, financieel adviseur bij de Koning Boudewijnstichting, vult aan: ‘In 2009 besliste de raad van bestuur om een deel van het vermogen van de Stichting te gebruiken voor investeringen waarbij het sociale rendement primeert boven het financiële rendement. We keken naar wat mogelijk was in België, Europa en het globale Zuiden en beslisten vorig jaar mee te stappen in het verhaal van Kampani. Op onze eigen manier probeerden we de sector wat meer gewicht te geven.’
‘We willen een economisch bewustzijn creëren in een sector waar dat niet aanwezig is.’
Bovendien werd de stichting gedreven door schenkers die naar nieuwe benaderingen op zoek waren om meer te kunnen bijdragen aan sociale rechtvaardigheid. Kampani bestaat iets meer dan een jaar en bracht al vier miljoen euro bij elkaar. Op een termijn van vijf jaar zou dat bedrag verdubbeld moeten zijn.
Koffie
In januari 2016 zette Kampani de Horamama Coffee Dry Mill op, een koffieverwerkingsfabriek die de schil van ongebrande koffiebonen verwijdert. Daarvoor kocht het een oude fabriek van een Zwitsers bedrijf over dat zijn koffie-activiteiten stopzette in het land.
Eigenaar van de fabriek wordt het Consortium des Coopératives des Caféiculteurs (COCOCA), een Burundees koffie-exportbedrijf met Fairtrade label. COCOCA verenigt 27.000 boeren in zeventien basiscoöperaties. Het pellen van de bonen is de laatste stap in de waardeketen, alvorens ze geëxporteerd worden. Alle voorgaande stappen beheerst de coöperatie vandaag al in eigen schoonmaakinstallaties.
Droogproces koffiebonen in Burundi.
© Teddy Mazina
COCOCA wordt de eerste coöperatie in Burundi met een eigen dry-millinstallatie. Door het beheer van het hele proces, zullen de verwerking van de bonen en de opslag ervan gevoelig verbeteren. De coöperaties zullen meer koffie kunnen verkopen aan COCOCA omdat het gebrek aan wasinstallaties verdwijnt.
De investeringen op hun beurt zullen COCOCA in staat stellen om meer kwaliteitscontroles uit te voeren die vereist zijn op de koffiemarkt. Hervé Lisoir, coördinator voor Afrika & Ontwikkelingslanden van de Koning Boudewijnstichting, licht verder toe waarom de keuze viel op Horamama: ‘We willen de producenten bewust maken van hun product. De koffiesector is de belangrijkste economische markt in Burundi.’
Het schoonmaken van de bonen.
© Teddy Mazina
‘We ontwikkelden stap voor stap een werkmethode in samenwerking met COCOCA. De bedoeling is natuurlijk dat de economie zich duurzaam ontwikkelt, met aandacht voor schoon water en dat soort maatregelen. Kleine coöperaties kunnen al een heel verschil maken. In feite vergemakkelijken wij de rol tussen de boeren en COCOCA. Zo presenteren we ons ook op het terrein’, zegt Lisoir.
Modus Operandi
Kampani beschikt niet zelf over een kantoor in Burundi. In maart sloot het een akkoord met ICCO, de Interkerkelijke Coördinatie Commissie Ontwikkelingshulp, een Nederlandse ngo die actief is in Burundi. ICCO’s Agri Business Booster ondersteunt landbouwondernemingen met potentieel om te groeien. De directeur in het land zetelt als onafhankelijk lid in de raad van bestuur van Horamama.
Vandersypen: ‘We besloten ICCO in ons verhaal te betrekken omdat ze de ontbrekende schakel in ons plan waren. Je kan niet de vinger aan de pols houden vanuit Brussel. Verschillende ngo’s kwamen met initiatieven, waar ook ICCO mee betrokken was. Het leek ons zinvol om de krachten te bundelen. Zo wil Kampani mee aan het stuur staan, zonder het volledig over te nemen.’
Ook Broederlijk Delen is aanwezig in het land en verleent COCOCA al jaren technische bijstand. Dankzij Broederlijk Delen maakte de coöperatie grote sprongen voorwaarts. Ook de landdirecteur voor Broederlijk Delen zetelt als onafhankelijke in de raad van bestuur van Horomama.
Tot slot levert ook Alterfin al geruime tijd financiële steun aan COCOCA.
Situatie op terrein
Burundese boeren verbouwen Arabica, een van de twee bekendste soorten koffie in de wereld. Arabica wordt vooral verbouwd op hoogtes vanaf zeshonderd meter boven de zeespiegel. Robusta, die andere bekende koffieboon, groeit eerder in vochtige, laaggelegen valleien en tropische wouden. Bovendien zijn robustaplanten minder gevoelig aan wisselende weersomstandigheden en bijgevolg ook goedkoper omdat het productieproces minder kosten met zich meebrengt.
Alex Tack, credit manager bij Alterfin, legt uit waarom koffie zo belangrijk is voor de Burundezen: ‘Arabica wordt door kleine boeren geteeld in de heuvels van Burundi. Ongeveer 600.000 families leven van de productie en export van de koffiebonen, een zeer hoog cijfer voor zo’n klein en geïsoleerd land. De boeren zelf ontvangen maar een klein deeltje van de prijs en hebben moeite om te kunnen leven van de teelt. Er heerst grote armoede onder de Burundese landbouwers.’
‘De basiscoöperaties brachten daar een beetje verandering in, maar er verstrijkt veel tijd tussen de oogst en de afwerking van de bonen. Boeren worden pas uitbetaald op het einde van het seizoen, maar moeten intussen wel een gezin onderhouden’, zegt Tack.
Vandersypen vult aan: ‘Tot nu toe beperkte elke coöperatie in het land zich tot het produceren en spoelen van de koffiebonen. Voor de export rekenden ze op derden die geen eigenaar werden van het product. Bij Kampani beheersen wij de volledige keten.’
Winst niet prioritair
Volgens Vandersypen illustreert het akkoord de bereidheid van de verschillende partners om te innoveren: ‘Wij investeerden in een project waar behoorlijk veel risico’s aan verbonden zijn. Niemand zou ons dat nadoen. Door de ngo’s ter plaatse zijn wij in staat de risico’s te beheersen.’ Ook de filantropische logica van de aandeelhouders van Kampani ligt aan de basis van het akkoord.
‘We sloten een akkoord die niemand anders zou sluiten.’
Kampani gaat dus voor gelijkheid, niet voor een meerderheid. De organisatie zegt een ondersteunende rol te willen spelen in het Burundese koffieverhaal. Vandersypen: ‘Dat uit zich in een zitje in de raad van bestuur, voeling houden met de nationale groei van het land, weersverwachtingen opvolgen enzovoort.’
‘Investeringen kosten geld. En die moet je afwegen tegenover het rendement’, vat Vandersypen samen. ‘Natuurlijk blijven het redelijke grote risico-investeringen. Burundi kent een ander financieel klimaat dan België. En hoewel COCOCA niet zwak staat, is de koffiemarkt een risicovolle markt.’
Boeren worden pas op het einde van het seizoen uitbetaald.
© Teddy Mazina
Omdat COCOCA fairtrade-gecertifieerd is, is er een minimumprijs voor de landbouwers. Dat is een deel van de aantrekkingskracht van de coöperatie. Boeren willen vaak meteen geld op de tafel zien. Vandersypen: ‘Als dat niet lukt en iemand biedt met een vrachtwagen waarmee je koffiebonen aan een lagere prijs kan vervoeren, dan zullen boeren mee op die kar springen. We moeten de structuur dus zo sterk mogelijk maken.’