In Vlaanderen staan 295 grootschalige windturbines, goed voor een totaalvermogen van ruim 690 megawatt. Van de Vlaamse provincies telt West-Vlaanderen het hoogste aantal turbines (95), Vlaams-Brabant hinkt achterop met 15. Dat blijkt uit de meest recente statistieken van de Vlaamse overheid die MO* kon inkijken. Twee experts windenergie analyseren de gegevens.
Spotter2 / Wikiedia (CC by-sa 2.0)
Van de Vlaamse provincies telt West-Vlaanderen het hoogste aantal turbines (95), meer dan het zesvoud van Vlaams-Brabant (15). De redenenen daarvoor worden verderop in dit artikel toegelicht.
De meeste Vlaamse windmolens staan in landbouwgebied en langs autostrades en waterwegen (119), gevolgd door industriezones (81) en havens (80).
Gebouwde windmolens in Vlaanderen volgens bestemmingsgebied en provincie. Bron: Ruimte Vlaanderen
Mie Van den Kerchove, woordvoerster van Ruimte Vlaanderen, verzekert dat er in de realiteit géén windmolens staan in woon- of natuurgebieden. ‘Door de koppeling van allerhande databronnen zijn in de statistieken enkele onnauwkeurigheden niet uit te sluiten.’
Waar staan de windmolens?
Nek-aan-nekrace
Hoe scoort Vlaanderen in vergelijking met elders? Wallonië telt 292 grootschalige windturbines, goed voor een vermogen van 664,37 MW. Vlaanderen en Wallonië houden met andere woorden gelijke tred.
Momentopname
Op basis van luchtfoto’s van het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen brengt de Vlaamse overheid jaarlijks in kaart hoeveel windmolens er zijn gebouwd.
‘Het meest recente cijfer is 295’, zegt Mie Van de Kerchove, woordvoerster van Ruimte Vlaanderen, het departement dat het ruimtelijke ordeningsbeleid van de Vlaamse regering uitvoert. ‘De luchtfoto’s waarop die telling is gebaseerd, zijn gemaakt in het voorjaar van 2014.’ In de cijfers zijn de windmolenparken in Noordzee niet meegeteld, omdat die vergunningstechnisch geen Vlaamse bevoegdheid zijn.
Voor alle duidelijkheid: het cijfer 295 is dus een momentopname van april 2014. Navraag bij enkele van de grootste spelers op de windenergiemarkt leert dat er vandaag in Vlaanderen nog tientallen meer staan.
Binnen Europa behoort Vlaanderen tot de middenmoot op het vlak van het windenergie-vermogen. De European Wind Energy Association houdt weliswaar geen cijfers bij over hoeveel windmolens er in de EU-lidstaten staan maar heeft wel statistieken voorhanden over het geïnstalleerde vermogen.
Vaststelling: Denemarken heeft acht keer zoveel windenergie-vermogen als Vlaanderen. Dat is een duidelijke beleidskeuze van Denemarken. Ze gaan ervoor.
In de rangschikking van Europese landen staan België en Vlaanderen in absolute cijfers precies in het midden. Hertaald naar het aantal inwoners haalt België de elfde plaats en Vlaanderen de achttiende.
‘Vlaanderen zit op Europees vlak inderdaad bij de middenmoot’, zegt Bart Bode, algemeen directeur van de Organisatie Duurzame Energie (ODE) Vlaanderen. ‘Naar inwoneraantal kan je Vlaanderen vergelijken met Denemarken, al is Vlaanderen wel meer dichtbevolkt. Vaststelling: Denemarken heeft acht keer zoveel windenergie-vermogen als Vlaanderen. Dat is een duidelijke beleidskeuze van Denemarken. Ze gaan ervoor.’
‘Als je kijkt naar de staart van de rangschikking, zie je dat een aantal Oost-Europese landen geen beleid voeren rond windenergie, of net een afremmend beleid. Neem Slowakije, waar nauwelijks windmolens staan. Daar stelt een regel dat in een straal van vijftien kilometer rond historische monumenten geen windturbines mogen komen. Wat verder speelt in die regio is de steenkoollobby. Maar ik denk dat steenkool ten dode opgeschreven is, en de regio daardoor de boot mist.’
Bron: European Wind Energy Association
Druk bebouwd Vlaanderen
295 windmolens in een regio met 6,5 miljoen inwoners, is dat veel of weinig?
Bart Bode (ODE): Vlaanderen telt 308 gemeenten. Met andere woorden: gemiddeld zit je nog onder één windmolen per gemeente. Dat is niet veel. Wij als sectorfederatie vinden dat we het totale vermogen tegen 2030 moeten verdriedubbelen. Dat hoeft niet per se te betekenen dat het aantal windmolens ook moet verdriedubbeld worden. Vraag is ook of we erin slagen om de vermogens van de windmolens naar omhoog te krijgen.
Liesbet Mijlemans (3E): In de negentiende eeuw stonden er zowat 2700 windmolens in België. Oké, ze waren toen niet zo hoog als de windmolens van vandaag, en ook de impact op de omgeving was kleiner, maar het is toch een interessant vergelijkingspunt. Ook toen ging het om energieproductie, weliswaar om onmiddellijk te gebruiken voor bepaalde mechanische bewegingen. In die zin is 295 niet veel.
‘Ik denk dat er nog grote locaties zijn die onbenut blijven. Havengebieden bijvoorbeeld’
Anderzijds: Vlaanderen is een vrij druk bebouwd gebied, het is niet makkelijk om de ideale locaties te vinden. Maar er is nog veel meer mogelijk. Ik denk dat er nog grote locaties zijn die onbenut blijven. Havengebieden bijvoorbeeld –eigenlijk staan er in onze havens helemaal nog niet zoveel windturbines. En verder: gebieden langs autostrades, spoorwegen, enzovoort. Er zijn best nog veel mogelijkheden en ik hoop dat we die ook gaan benutten.
Wie? Bart Bode
Werkt bij? Organisatie Duurzame Energie (ODE), de sectororganisatie voor duurzame energie in Vlaanderen. ODE brengt meer dan driehonderd bedrijven, kenniscentra, universiteiten en organisaties samen in technologieplatformen en werkgroepen, om kennis uit te wisselen en aan belangenbehartiging te doen.
Functie? Algemeen directeur
Bode: Als je kijkt naar welke energiebronnen in Vlaanderen voorhanden zijn, dan kom je uit bij zon en wind. Alle andere zaken moeten we invoeren –behalve een aantal reststromen van biomassa die we nog kunnen maximaliseren. Dan is het toch logisch om in de toekomst nog meer op wind te gaan inzetten? Ook economisch en ecologisch is het het interesssantste om een zo groot mogelijk aandeel van je energie lokaal te gaan produceren. Vergeet ook niet dat er energie-verlies optreedt wanneer je energie over grote afstanden gaat transporteren.
Waarom plaatst men windmolens niet gewoon langs zones waar niemand woont?
Mijlemans: Het probleem in Vlaanderen is dat “waar niemand woont” bijna onbestaande is. Vlaanderen heeft een kleine oppervlakte maar een grote bevolking. En het heeft niet bepaald de ruimtelijke ordening van een land als Nederland, waar alles zeer geconcentreerd is in de kernen. In Vlaanderen staan bijna overal verspreide woningen, ook langs autosnelwegen of in de buurt van industriegebieden.
‘Vlaanderen is bezaaid met luchthavens en radarsystemen.’
Er zijn een aantal grote, open gebieden die gevrijwaard zijn, maar die wil men ook vrijwaren en ze niet volzetten met windturbines. Je zit dus in een soort catch-22.
Bode: Los nog van die zonevreemde woningen heb je nog een ander groot probleem: Vlaanderen is bezaaid met luchthavens en radarsystemen. In een bepaalde straal daarrond mogen vandaag geen windmolens komen. Omwille van een reden die ik niet ken, zijn de Belgische veiligheidsregels rond luchtvaart strenger dan de Europese.
Het gevolg van die situatie is dat de meest windrijke gebieden –langs de kust bijvoorbeeld– voor een groot stuk zijn uitgesloten. Vaak gaat het dan om een combinatie van civiele en militaire luchtvaart, denk aan Zaventem en Melsbroek of Oostende en Lombardsijde. Dat is meteen ook de verklaring waarom in Vlaams-Brabant zo weinig windmolens staan: bijna de hele provincie is uitgesloten omwille van luchtvaartperikelen in België.
Software-oplossingen
U vindt zelf vast ook dat veiligheid moet primeren?
Bode: Uiteraard. Maar je zou de perimeter rond luchthavens en radarsystemen kunnen verkleinen dankzij software-oplossingen. Zo doen ze het in het buitenland. Op Schiphol staan windturbines. Als je in Kopenhagen landt, zie je overal windturbines. En de grootste militaire luchthaven van Groot-Brittannië staat vol met turbines. Het is vooral een financiële kwestie: wie moet de software betalen? Defensie en Belgocontrol hebben daar naar eigen zeggen het geld niet voor en willen dat projectontwikkelaars de rekening betalen.
Uit de voorlopige resultaten van een interne bevraging bij onze leden (de projectontwikkelaars rond windenergie, nvdr) blijkt dat er in Vlaanderen ruwweg 500 turbines van 2 megawatt zouden kunnen bijkomen eens dat probleem rond luchtvaartregels van de baan is. Uit de cijfers moeten waarschijnlijk nog wat dubbele tellingen gefilterd worden, maar je ziet meteen het enorme potentieel.
Wie weet zullen op termijn wel een aantal luchthavens verdwijnen.
Bode: Minister van Defensie Steven Vandeput zal dit najaar het algemeen strategisch plan over de toekomst van defensie presenteren. Mogelijk zal daarin duidelijk worden of alle bestaande luchthavens wel blijven functioneren. Dat zal meteen een impact hebben op het windenergielandschap in Vlaanderen.
Zones waarin volgens ODE luchtvaartbeperkingen gelden voor windenergie.
© ODE
Het probleem van West-Vlaanderen
Wie? Liesbet Mijlemans
Werkt bij? 3E, hernieuwbare energieconsultant. 3E is deels in België actief maar draait tachtig procent van zijn omzet in wind- en zongerelateerde diensten wereldwijd. Het bedrijf telt een honderdtal werknemers, waarvan er vijftig actief zijn in consultancy en vijftien in het windenergieteam.
Functie? Verantwoordelijke voor de business unit van consultancy. Voorheen was ze verantwoordelijke voor het windenergieteam.
Als u de Vlaamse windmolenkaart verder analyseert, wat springt dan in het oog?
Mijlemans: Vlaanderen heeft in het begin sterk de nadruk gelegd op aansluiting bij bestaande infrastructuren. Daar werd in de beginjaren naar op zoek gegaan: langs autosnelwegen, waterwegen, enzovoort. Verder zie je ook dat rond de Antwepse haven veel ontwikkeling is –waarschijnlijk zou er nog meer kunnen gebeuren.
West-Vlaanderen telt momenteel het meeste windmolens. Maar sinds enkele jaren is het daar niet langer mogelijk om nieuwe decentrale productie te installeren, omdat eerst het net moet ontsloten worden: er is een probleem om aan te sluiten op het elektriciteitsnet. Ik vermoed dat er nog wel wat ontwikkeling van windenergie in de steigers staat die wacht op de Stevin-verbinding. [Het project Stevin beoogt om windenergie van windparken op zee aan land te brengen en naar het binnenland te transporteren, en maakt ook de aansluiting mogelijk van bijkomende decentrale elektriciteitsproductie in de kuststreek, nvdr].
Een blik op de bestemmingszones toont dat windturbines in Vlaanderen voornamelijk in landbouwgebied staan.
Mijlemans: Dat is niet onlogisch, vooreerst omdat er vrij veel landbouwgebied is in Vlaanderen, en anderzijds omdat deze gebieden zich hier vaak goed toe lenen. Hetzelfde geldt voor industrie-, haven- en KMO-zones bijvoorbeeld, maar die zijn vaak al dicht bebouwd.
In een woongebied ga je uiteraard nooit een windmolen plaatsen, onder meer omwille van de eisen naar slagschaduw en geluid toe. Daarnaast moet ook aan een hele reeks andere voorwaarden voldaan worden. Maar het is niet omdat je een windmolen in een landbouwgebied zet, dat de impact op omwonenden kan worden uitgesloten. Het allerbelangrijkste is dat je die impact onafhankelijk gaat berekenen in de planningsfase, en gaat toetsen aan de normen die Vlaanderen vooropstelt.
Minder evidente zones
Waar mag je vandaag in Vlaanderen windmolens bouwen? En was dat vroeger anders?
Mijlemans: In principe mag je overal in Vlaanderen een vergunningsaanvraag indienen om windmolens te plaatsen. Dat was vroeger ook al zo. Wel waren er ooit in bepaalde provincies zones afgebakend. Limburg bijvoorbeeld had in zijn windplan een paar zones gepreselecteerd, wat echter niet wilde zeggen dat je je daartoe moest beperken als ontwikkelaar.
Vroeger bestond eveneens een Windplan Vlaanderen, waarin een aantal beperkingen op kaart werden afgebeeld. Je had groene, oranje en rode zones. Uiteraard waren de groene zones het makkelijkst te ontwikkelen, maar je kan er van uit gaan dat al die zones intussen al ontwikkeld zijn.
Sowieso wordt in de loop der jaren gekeken naar de iets minder evidente zones, waarin er een beperking zal zijn en waar je dan een oplossing voor moet zoeken. Maar in principe kan het dus overal. Uiteraard: mits je aan alle voorwaarden van de milieu- en bouwvergunning voldoet. Vanaf 2016 worden die twee trouwens gecombineerd in één omgevingsvergunning.
‘Aangezien het de provincie is die de milieuvergunning aflevert, zijn zij een belangrijke stem in het debat of de turbines er ooit zullen komen.’
Vlaams-Brabant werkt momenteel als laatste provincie een windplan uit. Hoe doorslaggevend is zo’n plan?
Mijlemans: In principe mogen windmolens ook elders komen [in zones die in het windplan niet prioritair zijn, nvdr], maar aangezien het de provincie is die de milieuvergunning aflevert, zijn provincies een belangrijke stem in het debat of de turbines er ooit zullen komen. Een aantal provincies heeft een strikt plan afgebakend; andere laten ruimte voor interpretatie. Het hangt af van provincie tot provincie.
Hoewel in Limburg het windklimaat minder ideaal is dan elders in Vlaanderen staan er in het bronsgroen eikenhout toch ook al bijna vijftig turbines. Hoe komt dat?
Bode: Dat heeft deels te maken met de lagere bevolkingsdichtheid in Limburg. Er is meer ruimte. En het mindere windklimaat kan je er opvangen door hogere turbines te bouwen. Ik denk trouwens dat je op de voormalige mijnsites –een industriële omgeving– nog volop de kaart van windenergie kan trekken.
Kaarten maken
Mevrouw Mijlemans, uw bedrijf 3E heeft een grondige mapping gemaakt van Vlaanderen. Hoe gaat dat in zijn werk?
Mijlemans: Je kan het vergelijken met het oudere Windplan Vlaanderen. We hebben er een eigen update van gemaakt, met daarin alle regelgeving en beperkingen opgenomen. De bufferzones hebben we herbekeken, en we hebben er opnieuw zones uit geselecteerd.
‘In principe mag je overal in Vlaanderen een vergunningsaanvraag indienen om windmolens te plaatsen.’
Jullie plan is niet openbaar. Eigenlijk zou je toch verwachten dat de overheid zo’n plan ter beschikking stelt?
Bode: Het oudere Windplan Vlaanderen hebben wij destijs gemaakt, samen met de VUB. Het lijkt me een redelijke vraag dat het Vlaams Energieagentschap daar een nieuwe versie van maakt die publiek wordt.
Mijlemans: De overheid heeft geen totaal overzichtsplan. Wel kan je onder meer op de website geopunt.be afzonderlijke kaarten vinden van bepaalde risicozones, maar je moet ze kunnen interpreteren. Wij hebben deze gecombineerd en geïnterpreteerd volgens de geldende buffers die je in acht moet nemen. Zo zijn we tot een indeling gekomen: welke zones zijn absoluut onmogelijk, zeker mogelijk, en wat is de grijze zone daartussen?
Op een bepaald moment echter kom je in een grijze zone terecht, en zal je locaties vinden waar alle voorwaarden vervuld zijn, behalve één waar een mogelijke impact niet kan worden uitgesloten. Voor dat soort situaties is enkele jaren geleden de Windwerkgroep in het leven geroepen, met vertegenwoordigers van de verschillende instanties die de mogelijkheid hebben om prioriteiten af te wegen. Ze kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen om een zeer goede locatie die aan alle voorwaarden behalve één voldoet toch een positief advies te geven.
Voor jullie kaarten werken jullie naar verluidt ook met satellietgegevens?
Mijlemans: Dat klopt. Naast informatie over het vergunningstechnische aspect –kan ik hier een turbine installeren of vergund krijgen?– speelt ook de rendabiliteit een belangrijke rol: is er voldoende wind om op een bepaalde plaats een windmolenproject te starten? Daarvoor moet je het windklimaat kennen –en liefst heel lokaal. Er zijn een aantal manieren om dat te doen.
In het buitenland zie je soms hoe men met windmasten gaat meten hoeveel wind er is op een bepaalde plek, een jaar voorafgaand aan de ontwikkeling van een turbineproject. Daar ga je dan allerlei extrapolaties op toepassen –want je moet dat ene jaar kunnen extrapoleren naar de twintigjarige levensduur van de turbine.
‘Als je de zone langs de E40 tussen Jabbeke en Duinkerke zou maximaliseren, zou je een enorme sprong voorwaarts maken. Daar staan nu zes windmolens.’
In België worden die meetmasten doorgaans niet gebruikt, en moet je je data elders halen om het windpotentieel op een bepaalde plaats in kaart te brengen. Een mogelijke oplossing is een database van generieke metereologische gegevens, onder andere afkomstig van satellieten en meetstations. Een van de databases die wij gebruiken, heet MERRA. Als je die kaarten combineert met bepaalde lokale meetdata en productiedata waarover 3E beschikt, kan je een soort kaart van België maken, maar kan je ook op één specifieke locatie het windklimaat inschatten.
Dit is een beproefde methodologie die we trouwens ook in het buitenland toepassen. Onder meer in Nepal, Ethiopië en Pakistan maken we dit soort windkaarten in opdracht van de Wereldbank.
Windturbines in Dilsen-Stokkem.
© Storm Windpower
Het wind-eldorado van Vlaanderen
De vraag van één miljoen: bestaat er in Vlaanderen een topplek voor windmolens, een soort wind-eldorado?
Bode: Als je de zone langs de E40 tussen Jabbeke en Duinkerke zou maximaliseren, zou je een enorme sprong voorwaarts maken. Daar staan nu zes windmolens, in Gistel. Ik zou gaan voor zestig turbines op die plek. Dàt is het Eldorado. Er staan al windmolens, je zit vlak bij een autostrade, er woont niemand, en je hebt er de beste windsnelheden van het land. Het windklimaat is er echt fantastisch. Maar: in de nabijheid liggen de luchthavens van Oostende en Lombardsijde. En in Jabbeke heeft het KMI een buienradar gezet. Het KMI wil daar ook graag voorwaarden aan verbinden.
De ideale windsnelheid
Een windturbine begint energie te produceren vanaf de zogenaamde cut in windsnelheid, typisch rond de drie meter per seconde. Dan volgt –in termen van energieproductie– een steile curve omhoog. Afhankelijk van het turbinetype bereikt de turbine tussen circa tien en veertien meter per seconde zijn maximale vermogen, dat dan wordt aangehouden, ook bij hogere windsnelheid. Er is echter ook een cut out speed: als het te hard waait, dan schakelt de windturbine af –bij stormweer bijvoorbeeld.
Al die windsnelheden gelden op de ashoogte van de turbine, het punt waar de wieken op de paal zijn bevestigd. Doorgaans bevindt die ashoogte zich 70 tot 150 meter boven de grond. Op de grond heb je altijd nul meter per seconde. Hoe hoger boven de grond, hoe hoger ook de windsnelheid. Op honderd meter hoogte is er altijd meer wind dan op tien meter.
Mijlemans: Als je gaat kijken naar de opbrengsten, dan zit je inderdaad het best aan de kust.
Als je kan kiezen, dan wil je je windmolen in die buurt zetten. Of bijvoorbeeld nabij de havens van Oostende of Zeebrugge, dat zouden heel mooie locaties zijn. Daar speelt echter opnieuw de nabijheid van de luchthaven. Besluit: je hebt in Vlaanderen zones die ideaal zouden zijn als er niet één of twee aspecten roet in het eten zouden gooien.
Anderzijds moeten we ook realistisch zijn: om de klimaatdoelstellingen tegen 2020 te realiseren, zullen we alle locaties nodig hebben die kunnen. Een fundamenteel probleem is echter dat Europa, lidstaten en regio’s bepaalde engagementen hebben opgenomen maar dat die niet zijn doorvertaald naar de lagere beleidsniveaus.
Nochtans impliceert de decentrale opwekking van hernieuwbare energie automatisch een grotere aanwezigheid ervan in elke regio. Waarom geen targets opleggen aan steden en gemeenten en hen dan ook meer zeggenschap geven over hoe en waar ze die willen realiseren?
Met dank aan Katleen Vermeiren en Stijn Vanacker van Ruimte Vlaanderen.
Grootschalige windturbines
De 295 windmolens in Vlaanderen zijn zogenaamde ‘grootschalige’ windturbines: ze hebben minstens een vermogen van 400 kilowatt (= 0,4 megawatt). ‘Dat cijfer duidt aan hoeveel energie zo’n turbine maximaal kan produceren, als er voldoende wind is. Een turbine bereikt zijn maximale vermogen pas wanneer er een windsnelheid is van circa twaalf meter per seconde. Bij minder wind wordt er ook wel energie geproduceerd, maar niet op maximaal vermogen’, zegt Liesbet Mijlemans, experte windenergie bij 3E, hernieuwbare energie consultants.
‘400 kilowatt is dus het vermogen. Dat zegt nog niet per se iets over de werkelijke energieproductie per jaar; die wordt bepaald door het lokale windklimaat ter hoogte van de rotor, in combinatie met het rotoroppervlak en de vermogenscurve van de gebruikte turbine.’
Het gros van de windmolens in Vlaanderen (233 van de 295) heeft een vermogen van minstens 2000 kilowatt (2 megawatt). Mijlemans: ‘Met een turbine van 2 megawatt kan je gemiddeld zo’n 1400 gezinnen van elektriciteit voorzien.’