Bleri Lleshi
“‘Daklozen in Brussel: onverschilligheid doodt’
De Gotische Zaal van stadhuis Brussel zit vol. De mensen zijn gekomen voor de jaarlijkse huldigingceremonie, opgedragen aan de straatdoden 2010. Daklozen die het leven hebben gelaten onder roltrappen van Brussel-Noord tot Brussel-Zuid. Een harde realiteit die al jaren wordt ontkend. Elk jaar opnieuw een ceremonie met een dodenlijst die steeds langer wordt. Hoe lang nog?
Meer daklozen
Het probleem van de Brusselse daklozen is de laatste jaren alleen maar verergerd. Vanuit de politiek is men onverschillig. Dit is al jaren zo. Het is een probleem dat altijd zal blijven bestaan, hoort men vaak. Veel van de daklozen willen trouwens geen oplossing, op straat blijven dàt is wat ze willen, gaat het argument verder. Bovendien zou er gewoonweg geen plaats zijn om het steeds groter aantal Brusselse daklozen op te vangen.
Het klopt wel dat het aantal daklozen groter is geworden. Het is de laatste 30 jaar blijven toenemen. Dit heeft te maken met het feit dat mensen veel minder sociale bescherming genieten. De welzijnsvoorzieningen zijn niet toereikend. De welvaartsstaat wordt dagelijks verder afgebouwd. De armoedecijfers liegen er niet om. Meer dan een kwart van de Brusselse inwoners leeft in armoede. Er zijn in Brussel meer dan 100.000 werklozen, waarvan 20.000 langdurig werkloos zijn. De bestaansonzekerheid is vandaag groter. Leven op straat is vaak de enige optie die overblijft.
Straatdoden zijn niet per se gestorven op de straat. Het gaat om mensen die overlijden nadat zij ooit in hun leven op straat geleefd hebben. De cijfers van de straatdoden 2010 komen hard aan. In vergelijking met twee jaar geleden is het aantal vrouwelijke straatdoden zelfs verdubbeld. Nog dramatischer is het aandeel van twintigers, voor 2010 zijn er dat 1 op 8. In totaal waren er 32 straatdoden in 2008, in 2010 is dat cijfer al gestegen tot 43. De gemiddelde leeftijd van de gestorven mensen die het Collectief Straatdoden in 2008 registreerde was 48,6 jaar. Twee jaar later is dat 46 jaar.
Normaliteit
Het beeld van de dakloze zoals die door de mainstream media, politici en de dominante klasse vorm heeft gekregen is van de crimineel, de drugsgebruiker,zeker iemand die geen deel uitmaakt van ‘onze samenleving’. Anderen zijn wat ‘milder’. Ze zien de daklozen als losers die gefaald hebben. Vanuit progressieve hoek spreekt men regelmatig over ‘ontsporingen’. Integratie en herintegratie van de daklozen is volgens hen de oplossing.
Wat dus vooral storend lijkt is het feit dat de daklozen niet passen in ons (huidig) beeld van normaliteit. Het is nu net die normalisering die steeds meer bepalend wordt binnen het beleid. De focus ligt dan vooral op de eigen verantwoordelijkheid, individualisering van de problemen en de psycho-sociale medische aanpak. Maar wie bepaalt wat ‘normaliteit’ is? Is het correct en rechtvaardig dat elk gedrag dat niet aan de normen van een specifieke groep beantwoordt als ‘abnormaal’, ‘afwijkend’ en ‘storend’ bestempeld mag worden? Beseft men wat dit betekent voor de mensen die uitgesloten worden?
In plaats van begrip tonen voor de problemen van daklozen kiezen we ervoor om die mensen te negeren.
Er wordt weinig rekening gehouden met de structurele problemen van daklozen. Structureel betekent: door factoren en/of oorzaken waarover het individu geen of slechts beperkte controle heeft. Elk geval van sociale isolatie (daardoor word je o.a dakloos) heeft zijn eigen specifieke socio-economische achtergrond. Daarom zijn het de structurele socio-economische problemen die men moet aanpakken. En aan deze mensen een dak garanderen en ze stelselmatig begeleiden. ‘Normalisering’ naar het beeld van een bepaalde dominante groep mag geen voorwaarde zijn voor hulp.
We falen in het aanbieden van oplossingen voor het lijden van de daklozen. Het beleid is eerder gericht op oordelen en straffen van deze mensen. In plaats van begrip tonen voor de problemen van daklozen kiezen we ervoor om die mensen te negeren. Nochtans is het enorm belangrijk hun problemen te begrijpen, want dan pas zullen we beseffen wat de daklozenproblematiek voor hen en voor ons concreet betekent. We negeren hen omdat ze niet passen in het normaal beeld van ons dagelijkse leven waar idealen zoals werken, onafhankelijkheid en ambitie domineren.
Onverschilligheid
Een ander belangrijk punt is de grote onverschilligheid. Die onverschilligheid is niet alleen bij de politici te vinden, maar ook bij allerlei instanties op alle niveaus. En steeds meer bij de burgers. Het is een ziekte die zich heeft weten te nestelen in ons gedrag. De stelling dat iedere dakloze ‘de hele situatie aan zichzelf te danken heeft’ is een goed voorbeeld van die onverschilligheid en van de individualisering van de problemen.
Het is niet toevallig dat onverschilligheid voortdurend wordt gepromoot door zij die het discours domineren en de macht in handen hebben. Ze weten dat ze niet van plan zijn om de echte problemen van de daklozen te bestrijden en dus promoot men de onverschilligheid, want als wij onverschillig zijn dan is er geen probleem. Zelfs niet tijdens de koude winterdagen. Maar de cijfers spiegelen de werkelijkheid. De Brusselse realiteit toont dat onverschilligheid doodt, letterlijk.
Bleri Lleshi is Brussels filosoof en documentairemaker