“‘De anti-democratische positie van onze ‘economische experts’’
Soms eens wat tussen de lijnen van berichten in de krant te lezen is veel interessanter dan de boodschap op zich. Bij enkele van ’s lands meest gevraagde opiniemakers is dat bijna altijd het geval.
Enkele voorbeelden. In De Morgen van 6 augustus 2011 vroeg Ivan Van de Cloot, hoofdeconoom van de denktank Itinera, zich tot grote ergernis van premier Leterme af of het wel wenselijk is dat sommige politici terugkeren uit vakantie. Op maandag 8 augustus 2011 twitterde Geert Noels, oprichter van Econopolis, ‘de ECB zou de politici onder druk moeten zetten en niet omgekeerd. De laatste pijler van discipline is aan het vallen’. Op diezelfde dag stelde Marc Devos, directeur van denktank Itinera, via deredactie.be voor om de ‘hele santenboetiek’ van maaltijdcheques, ecocheques, fietsvergoedingen, etc. af te schaffen en in de plaats een lineaire lastenverlaging door te voeren.
Op het eerste zicht hebben deze drie uitspraken weinig meer gemeen dan dat ze afkomstig zijn van opiniemakers die de beste toegang hebben tot de Vlaamse media. Toch is er een onderliggende constante: alle drie deze uitlatingen gaan ervan uit dat politiek per definitie leidt tot onwenselijke beslissingen. Hoe minder politiek hoe beter.
“Schuldencrisis”
Deze opiniemakers zijn er samen met collega’s en medestanders ook in geslaagd de hele schuld van de crisis van de voorbij vier jaar in de schoenen van de politiek te schuiven. “Dankzij” hun veelvuldige optredens in de media spreekt iedereen vandaag over een “schuldencrisis”. De kern van het probleem van vandaag zou de grote overheidsschulden van Europese landen en de VS zijn. Die diagnose leidt tot een logische remedie: verlaag zo snel mogelijk de overheidsschulden, bespaar! Alleen is dat een leugenachtige interpretatie van de voorbije vier jaar.
Tot 2007 maakte niemand zich zorgen over de schulden van overheden. In de eurozone werden overheidsschulden, zij het beperkt, afgebouwd. Echter, toen de kredietcrisis in de VS uitbrak en overwaaide naar Europa werden overheden verplicht in de schatkist te tasten om de banken van ondergang te behoeden. Door de stilstand van de economische groei kwam daar nog bij dat de inkomsten van overheden daalden en de uitgaven (werkloosheidsuitkeringen en dergelijke) stegen. De begrotingstekorten zijn dus een gevolg van de crisis, ze als oorzaak aanwijzen is huichelarij.
Political failure
Sommigen zijn er zo in geslaagd hun eigen ideologie als interpretatie van de crisis aanvaard te krijgen: al wat fout gaat met de economie is de schuld van de politiek. In plaats van: de politiek heeft het kapitalistische systeem van een totale meltdown gered en de automatische vangnetten van ons sociaal systeem hebben veel mensen uit armoede gehouden, onze koopkracht ondersteund en economische groei geholpen.
Het is geen toeval dat deze opvatting door veel economen (maar zeker niet alle) wordt verkondigd. De visie dat politiek niet deugt beheerst sinds de jaren zeventig de economische wetenschap. Daar verving het ‘political failure’ paradigma het ‘market failure’ model en het Keynesianisme. Politieke inmenging werd niet langer als wenselijk gezien om marktfalen te corrigeren (niet enkel om sociale of ethische redenen maar ook om crisissen te vermijden), maar als oorzaak voor mistoestanden en de verstoring van de zelfregulerende vrije markt. Overigens: sinds die periode is de frequentie en de intensiteit van economische crises alleen maar spectaculair toegenomen.
De dominantie van dit perspectief in de economische wetenschap heeft een belangrijke invloed gehad op het denken en handelen van vele politici zelf, en zeker niet enkel op Thatcher en Reagan. Politici vertrouwden zichzelf niet meer en gingen taken afstoten. Centrale banken werden onafhankelijk gemaakt en een strenge inflatiedoelstelling opgelegd. Internationale organisaties werden opgericht en versterkt om vrijhandel en kapitaalsvrijheid te verzekeren. Dit alles heeft als gevolg gehad dat politici alsmaar minder invloed kregen over de economie. Het idee van ‘political failure’ heeft dus als een ‘selffulfilling prophecy’ gewerkt: politici zijn inderdaad machteloos geworden in het beheren van de economie en worden door kiezers als falend aanzien.
Anti-democratisch
Het idee dat door opiniemakers wordt verkondigd dat politici zoveel mogelijk moeten beperkt worden in hun handelingsvrijheid omdat ze anders toch maar slechte beslissingen nemen is anti-democratisch. Het uitgangspunt van democratie is dat ‘burgers’ samen beslissingen nemen over de inrichting van hun maatschappij. De basisassumptie van de economische wetenschap is dat mensen egoïstische individuen zijn. Laat ons dat toch eens wat meer in het achterhoofd houden wanneer economische experts in de media de politiek de les komen spellen.
Wat op dat vlak vandaag op het spel staat is duidelijk. Is de les die we uit de crisis moeten trekken dat de politiek opnieuw meer de economie en de financiële markten moet reguleren, of moeten politici nog meer de eigen handen terugtrekken en binden? Moeten we radicaal snijden in de overheidsuitgaven omdat deze per definitie onwenselijk zijn, of willen we vertrekken vanuit een maatschappijvisie voor de toekomst en nagaan hoeveel overheidsbeleid daarvoor nodig is, en welke inkomsten en uitgaven daarbij horen?
Voor links is dit een existentiële kwestie. Het betekent in de eerste plaats een radicaal ander discours te gaan hanteren dan het huidige. Stop met mee te spreken over de ‘schuldencrisis’ (om nog maar te zwijgen over ‘schuld-obesitas’ en andere termen die door anderen worden verkondigd en verspreid). Het gaat vandaag over een ‘groeicrisis’ en ‘werkloosheidscrisis’ – veroorzaakt door een ‘casinokapitalismecrisis’ opgebouwd in de voorbije decennia –die onder andere een probleem oplevert voor de overheidsfinanciën. Meer algemeen moet het als één van de voornaamste taken van links worden gezien om het vertrouwen in de politiek te herstellen. En daarbij hoort een hele transformatie van het politieke vocabulaire. Dat betekent ook veel meer de negatie van politiek durven te bekritiseren: de ongecontroleerde vrije markt.
Ferdi De Ville is wetenschappelijk medewerker aan het Centrum voor EU-Studies aan de Universiteit Gent. Hij schrijft deze opinie in eigen naam.