De rechtsstaat bescherm je niet door haar te beschadigen

Folkert Jensma

19 september 2016
Opinie

De rechtsstaat bescherm je niet door haar te beschadigen

De rechtsstaat bescherm je niet door haar te beschadigen
De rechtsstaat bescherm je niet door haar te beschadigen

Het is goed te begrijpen dat burgers vandaag hun leefwereld beschrijven in termen van oorlog, schrijft Folkert Jensma. Maar de staat en de politici mogen hen daarin niet volgen en al zeker niet voorgaan. Een opmerkelijk standpunt dat afgelopen zaterdag enthousiast onthaald werd door een publiek van... politici, juristen en cultuurprofessionals bij de opening van het grote stadsfestival Op.Recht.Mechelen.

Het recht behoort doorgaans tot de onzichtbare infrastructuur van een samenleving. Het is er – het is er schijnbaar ook altijd geweest en we vertrouwen er dan ook blind op. Het doet zijn werk zonder veel ophef: het recht ordent, begrenst, beslist.

Mijn favoriete beeld is dat van de ’schaduwwerking’ van het recht – het recht bepaalt het gedrag als het ware van tevoren, het zit tussen de oren. Het zijn de strepen op de weg, die er ook staan als ze zijn vervaagd, de ongelezen kleine lettertjes die je weg klikt, de veelal ongeschreven normen van zorgvuldigheid en rechtmatigheid, die we op de een of andere manier liever geloven dan echt lezen.

Veruit de meeste mensen deugen. Voor hen volstaat de schaduw van het recht, waarvan zij inhoud en beoefening graag aan anderen delegeren.

Het gros van de burgers is namelijk ordelievend en rechtsgetrouw; of zoals de vorige nationale ombudsman van de noordelijke Nederlanden het placht uit te drukken: Veruit de meeste mensen deugen. Voor hen volstaat de schaduw van het recht, waarvan zij inhoud en beoefening graag aan anderen delegeren.

Wat rechters, advocaten en wetgevers doen, is voor hen in hoge mate symbolische arbeid. Zij zijn, samen met gekozen volksvertegenwoordigers, de dienaren van de democratische rechtsstaat, die ons vrijheid, bescherming tegen willekeur, behoud van grondrechten en een zekere mate van welvaart en geluk garanderen.

Mijn stelling is dat door zijn onzichtbaarheid en vanzelfsprekendheid het recht, of beter gezegd, de rechtsstaat ook kwetsbaar is.

Leeft het idee van de rechtsstaat wel voldoende in de harten en hoofden van onze burgers? En in dat van onze bestuurders en politici? Andersom gezegd, slagen wij juristen, rechtsbeoefenaren, togadragers, rechtbankverslaggevers, politiemensen er voldoende in om de relevantie van het recht in de rechtsstaat duidelijk te maken? Of worden ook wij weggezapt, weggeklikt of opzij gelegd? Omdat het beter uitkomt, gewoon even doortasten, omdat de situatie het eist – en we ons nu even niet kunnen bekreunen om de fijnzinnigheden van de rechtsstaat?

Executie zonder eerlijk proces

Ik neem u voor een praktijkvoorbeeld nu even mee, naar Dallas, naar de eerste week van juli, waar de politie na een demonstratie werd beschoten door een sluipschutter die vijf agenten wist te vermoorden. Na een klopjacht, een belegering en uren durende onderhandelingen werd de verdachte, die zich met zwaar kaliber wapens had verschanst, met een bomrobot om het leven gebracht. Over deze dood waren weinigen in de VS, of daarbuiten, bijzonder rouwig. Over zijn daderschap leek weinig twijfel, net zo min als over het gevaar dat hij vertegenwoordigde voor de agenten die hem tot overgave wilden dwingen.

Maar een bomrobot?

Dat kan alleen zijn bedoeld als een liquidatiemiddel, zoals er Amerikaanse drones boven Pakistan, Jemen en Afghanistan worden gebruikt.  Over de consequenties voor de rechtsstaat van deze liquidatie schreef NRC Handelsblad dit:

De vraag of de patstelling met de schutter niet beter door langdurig praten en uitputting tot een einde gebracht had moeten worden, houdt inmiddels iedere rechtshandhaver bezig. Immers het beeld van de verdachte, in handboeien overgebracht naar de cel, gevolgd door berechting, zou een openlijke demonstratie zijn geweest van de ‘rechtsstaat in actie’.

De verdachte had kunnen spreken, de samenleving had een oordeel kunnen vormen en de wet had zijn werk kunnen doen. Een high-tech executie door de staat van een verdachte zonder proces, moet iedere burger van een democratische rechtsstaat tenminste onbehaaglijk stemmen. Ook als men de dood van de verdachte niet betreurt.

Ik breng dit voorbeeld mee naar Mechelen, omdat het zo goed te begrijpen is dat burgers hier niet al te diep over nadenken, althans niet op deze manier – en eerder in termen van ‘oorlog’ zullen denken. Oorlog tegen terreur, tegen sluipschutters, tegen aanslagplegers.

De manier waarop de staat met een aanslagpleger omgaat, schept precedenten. Misschien nog niet eens formeel, maar wel praktisch.

Zonder dat zij doorzien dat ook deze dader een rechtssubject is van een rechtsstaat, met grondrechten. Die ook recht heeft op bescherming tegen die staat, net als iedere andere burger op het grondgebied van die rechtsstaat. En dat de manier waarop de staat met hem omgaat, precedenten schept. Misschien nog niet eens formeel, maar wel praktisch.

Van rechtsdienaren wordt gevraagd, politiemensen in dit geval, om zich juist wel in het gevaar te begeven om juist deze man uit zijn schuilplaats te halen, zodat hij het recht onder ogen kan zien. Zónder dat zijn grondrechten worden geschonden, dat recht op leven, op integriteit van zijn lichaam, dat recht op een fair proces.

Juist onder zulke omstandigheden moet de rechtsstaat weerbaar zijn en de moeilijke weg durven kiezen.

De weg naar de witte jassen

Ik geef u nog een ander recent voorbeeld, van dichterbij. Eind vorige maand veroordeelde de rechtbank Rotterdam een aspirant jihadist, een zogeheten uitreiziger, tot een aanmerkelijke celstraf ook tot een verplichte psychiatrische behandeling en opname. Dit tegen het advies van tenminste drie geraadpleegde deskundigen in, die bij de man geen geestesziekte hadden kunnen vaststellen. Het argument van de staat (en ook van de rechter) was dat de gedwongen psychiatrie voor de veiligheid van de burger betere garanties bood.

Nu staat de overheid onder hoge druk – en ik bagatelliseer niet het probleem van doorgewinterde fanatieke aspirant moslim strijders met een ideologisch doodsverlangen, die onder ons verblijven, maar aan die martelaarswens nog op geen enkele manier uitvoering hebben gegeven. Wat gaat een rechtsstaat met die mensen aanvangen?

‘Radicale opvattingen zijn geen psychische ziekte’, zo had de geraadpleegde psychiater nog aan de rechtbank gezegd. Zij werd dus niet gehoord.

In Rotterdam was een eerste antwoord, eerst in de cel en dan naar de psychiater die er dan zelf maar een behandeling bij moet verzinnen. En dus ook een aandoening, trouwens. Maar ‘radicale opvattingen zijn geen psychische ziekte’, zo had de geraadpleegde psychiater nog aan de rechtbank gezegd. Zij werd dus niet gehoord. Hier dreigt dus misbruik van psychiatrie – en er dringt zich een onaangename parallel op met totalitaire staten die de weg naar de witte jassen ook wisten te vinden met hun onaangepaste medeburgers.

U ziet, we zitten hier op hellend vlak, op glad ijs, op een onbegaanbare weg. Hier verdedigen we de rechtsstaat door haar gelijktijdig te beschadigen.

Een rechtsstaat bewijst zich juist bij diegenen die ontrecht zijn, gehaat worden, verafschuwd of niet gewenst. Dat betekent dus bij de aanslagplegers van IS, de jihadisten in eigen kring, de gedetineerden in de overbevolkte gevangenissen waar het personeel staakt, de haters op internet, de stenengooiers en sluipschutters – enfin, u ziet wie ik bedoel.

Dat is, in angstige, gepolariseerde tijden een hele opgave, waar politici toch al de neiging hebben om in uitzonderingstoestanden te denken en de rechtsstaat maar even te schorsen of te negeren, omdat dat nu even beter uitkomt. Het vereist ook veel moed om de aanslagplegers juist uit hun schuilplaatsen te praten, om haatdragende religieuze fundamentalisten spreektijd en een vrij podium te gunnen, om gedetineerden vrij te laten als de staat hun mensenrechten schendt en om alleen huiszoekingen te doen bij terreurverdachten met een rechterlijke toetsing en niet zonder, zoals in Frankrijk nu schering en inslag is.

Politici hebben toch al de neiging om in uitzonderingstoestanden te denken en de rechtsstaat maar even te schorsen of te negeren, omdat dat nu even beter uitkomt

In de rechtsstaat geldt immers noblesse oblige – steeds dient bij iedere potentiële inbreuk de vraag te worden gesteld in welk land wij willen leven. Eén waar de bomrobot naar u toe kruipt, de politie zomaar bij u binnenvalt, of de radicale moslim met slechts reisplannen naar de psychiater wordt gestuurd?

Die rechtsstaat van ons, hoe kwetsbaar kan die niet zijn.

Mijn oproep is – dat moeten we niet laten gebeuren, wij moeten ieders burgerrechten steeds verdedigen, ongeacht wie het betreft – en dus ook als het mensen betreft van wie wij afschuw hebben of voor wie wij bang zijn. Onze vrijheid is ook hun vrijheid.

Folkert Jensma is juridisch redacteur, commentator en columnist bij NRC Handelsblad, Amsterdam. Deze licht ingekorte tekst werd uitgesproken op de Academische Zitting bij de opening van het stadsfestival Op.Recht.Mechelen. op 17 september 2016.