Olivia Rutzibwa
“‘Het jaar van de Allochtoon’
2012 was het jaar dat het woord allochtoon uit één van Vlaanderen's kwaliteitskranten verdween. Het jaar waarin Vlaanderens grootste partij na de gemeenteraadsverkiezingen klaar staat om een batterij 'gekleurde' schepenen en burgemeesters over het landschap uit te strooien. Het jaar waarin de Amerikanen resoluut opnieuw voor hun zwarte president kozen. Maar het was evengoed het jaar waarin de betrekkelijke waarde van het niet-blanke, niet-westerse mensenleven pijnlijk duidelijk in beeld kwam. In een terugblik op 2012 zoomt Olivia Rutazibwa in op wat ze leerde over het DNA van het lokaal en internationaal racisme vandaag.
Vanuit verrassende en behoorlijk banale hoek van de zwarte-piet-kwestie, kreeg ik in 2012 opnieuw een helder zicht op de krijtlijnen van het altijd weer pijnlijke racismegesprek. Wie zwarte piet in vraag durft te stellen toont immers als geen ander dat de racisme aanklacht steevast als een aanval op de tradities, de intimiteit en de onschuld van een volk wordt ervaren.
Hulpsinten en schoorsteenvegen
Hoe wreed is het niet om onschuldige kinderen van racisme te betichten? Of hen, om omwille van de lange tenen van de gekleurde enkeling, hun kinderfeest par excellence te willen ontnemen? In het verontwaardigde afgrijzen wordt vergeten dat niemand echt beweert dat het de kinderen zijn die racistisch zijn. Dat men er enkel op wijst dat kinderen in de Lage Landen op die manier vaak hun eerste informatie meekrijgen over de donkere medemens: een angstaanjagende en/of onnozele knecht van een goede witte man. Dat de link met het racisme in de echte wereld, vergelijkbare stereotiepen die mensen van de arbeids- en huizenmarkt houdt, dus nauwelijks een betoog behoeft.
Men staat niet stil bij het feit dat een alternatief voor zwarte piet niet per definitie aanslag op de kinderonschuld hoeft te zijn omdat geen kind een trauma oploopt als we de huidige schoensmeer pieten zouden vervangen door die met enkele schoorsteenvegen. (Ze overleefden tenslotte het plotse verschijnen van verschillende sinten in dezelfde winkelstraat. ‘Er is een echte sint, en dan zijn er zijn verklede helpers om de vele cadeautjes uit te delen’, luidde het nieuwe officiële standpunt.) De zwarte-piet-discussie herinnerde me er dus aan hoe het in het racismegesprek niet de alternatieven zijn die ondenkbaar zijn maar wel de gedachte dat ‘anderen’ mee aan ‘onze’ tradities sleutelen.
Slechte verknecht door Goede
Ten tweede toonde de zwarte-piet-kwestie me nogmaals hoe racisme zich vaak in totale afwezigheid van intenties afspeelt, bedekt door de liefdevolle mantel der onwetendheid. De verwoede pogingen tot historische onderbouwing voor het bestaande ten spijt. Van alle pseudowetenschappelijke bewijsvoeringen die moesten aantonen dat zwarte piet geen Moor en/of slaaf was viel vooral die van de Leuvense volkskundige Stefaan Top op. ‘Omdat Sinterklaas het goede representeert, werd hij wit afgebeeld. Krampus, als symbool van het kwade, was zwart. (…) Zwarte Piet is dus helemaal geen racistische gedachte. Het is de uitbeelding van het Slechte dat verknecht wordt door het Goede,’ betoogde deze kenner op 4 december in De Standaard.
Het feit dat precies de definitie van racisme als het bewijs van de afwezigheid van racisme kon worden opgevoerd in een Vlaamse kwaliteitskrant zei me meer over de staat van het debat en de realiteit dan eender welke persoonlijke getuigenis. Dat je als zwart kind opgroeiend in Vlaanderen wel degelijk geregeld met zwarte piet wordt vergeleken, of dat, eens volwassen, sommige kinderen u in december nog angstiger dan gewoonlijk aanstaren of nawijzen, kan in de publieke ruimte immers niet op tegen zoveel boekenkennis.
Debat over banaliteiten
Bovenal ondervond ik via de zwarte-piet-discussie opnieuw het vernederende van het banale niveau waarop racisme en discriminatie, als ze dan al aan bod komen, ter sprake komen. Input van gekleurde ervaringsdeskundigen wordt steevast afgedaan als te emotioneel of irrationeel om een doorslaggevende bijdrage te leveren aan hét debat. Cijfers en onderzoeken die de effecten van racisme in ons onderwijssysteem of arbeidsmarkt staven en aan de kern van de zaak raken, duiken hoogstens sporadisch, en veelal anekdotisch op.
Wie racisme wil aanklagen, daar waar het er echt toe doet, — in de armoede, uitsluiting en geweld -, belandt echter aan de debattafel over banaliteiten als een kinderfeest, discussies over hoofddeksels of de correcte terminologie om de uitgeslotenen van onze samenleving te benoemen. Allochtonen of moslims, illegalen of mensen zonder papieren?
Allochtone elite
Die racismedebatten zijn misschien beter dan niets en dragen in het beste geval bij tot de uiterst trage mentaliteitswijziging. Meestal zijn ze echter het bijeenvegen van de kruimels terwijl de cake niettemin buiten bereik blijft. Tijdrovende afleidingsmanoeuvres. Zoals wanneer verhalen over de ‘allochtone’ elite door lezers opgelucht worden aangegrepen om bevestigd te zien dat met wat individueel doorzettingsvermogen iedereen het kan maken.
Of wanneer ‘allochtone’ politici vooral worden ingezet om het systeem dat van hen ‘allochtonen’ maakte, mee in stand te houden. 2012 toonde me dus opnieuw hoe het uiteindelijk niet om kleur draait, maar hoe armoede en uitsluiting niettemin te vaak nog wel via kleur en andere categorieën aan de man worden gebracht.
2012 toonde me opnieuw hoe het uiteindelijk niet om kleur draait, maar hoe armoede en uitsluiting niettemin te vaak nog wel via kleur en andere categorieën aan de man worden gebracht.
Obama’s tranen
De herverkiezing van Obama in De Verenigde State herinnerde me er aan dat het bovendien geen geïsoleerd Vlaams fenomeen is. De Afro-Amerikanen hebben het met ‘hun’ zwarte president, die vooral moest bewijzen dat hij de president is van àlle Amerikanen, sinds lange tijd niet meer zo moeilijk gehad om hun bekommernissen op de agenda van het Witte Huis te krijgen. Bekommernissen die bovendien niet eens zo ‘zwart’ zijn, maar eerder om potentieel universele bezorgdheden zoals huisvesting, armoede, het gevangeniswezen en gun-violence waar de gekleurde burger vaker mee te maken heeft.
Het tragische lot van een twintigtal kinderen in de Sandy Hook schietpartij bewoog terecht het hoogste gezag van het land tot tranen toe. Het zette tegelijkertijd ook pijnlijk duidelijk in de verf hoe zowel in binnen-als buitenland, er een raciale en klassehiërarchie bestaat als het over de waarde van het menselijke leven gaat. Inner-city kinderen die al decennialang het slachtoffer zijn van diezelfde wapens, kregen tot dusver geen president aan het huilen.
Op hetzelfde moment geeft diezelfde huilende president met zijn drones het signaal dat het ok is om abstractie te maken van het lot van kinderen in Jemen, Pakistan, Palestina, Afghanistan en Irak, maar niet van die van Israël. Deze logica wordt ondersteund en onze huiskamers binnengeloodst door een mediamachine die de verwoestende superstorm Sandy meer zendtijd geeft naarmate hij de westerse wereld nadert.
Wat ik meeneem uit 2012 is niet dat er overdreven gereageerd wordt op tragedies door de betrokkenen maar dat iedereen recht heeft op leiders die tot tranen toe bewogen worden door het lot van hun bevolking. En dat politici met een kleurtje hiervoor niet volstaan.
Dokter Mukwege
‘Om deel te zijn van de oplossing moeten we naar de ander kijken alsof het om onszelf zou gaan’, zei de Congolese dokter Dennis Mukwege me eerder deze maand. Terwijl de internationale gemeenschap een cynische stoelendans uitvoert over wie het meeste schuld treft in de gruwelijkheden van de afgelopen decennia in het oosten van zijn land, zit de bevolking gevangen in een regio waar iedereen tegen iedereen wordt opgezet en opgezadeld met een internationaal gelegitimeerde president die nauwelijks nog de indruk wekt dat hij om zijn bevolking geeft, laat staan een traan verpinkt.
Dr. Mukwege is de man die niet enkel de slachtoffers van de Oost-Congolese gruwel terug aan elkaar naait en een aanslag op zijn eigen persoon en gezin als bij wonder wist te overleven, maar eerder ook een eigen kind en kleinkinderen verloor in hetzelfde aanhoudende geweld. Het is precies hij, die reden ten over heeft om te haten of te hiërarchiseren, die pleit voor de terugkeer van de waarde van het menselijk leven in het centrum van ons denken.
In afwachting daarvan doet 2012 me bedenken dat zij die onderaan de klasse, raciale of culturalistische ladder staan, op korte termijn best niet op hulp van buitenaf te rekenen. Los van het feit dat zij vaak niet over de middelen of geloofwaardigheid beschikken om via de media de waarde van hun menselijk leven aan de rest van de mensheid op te dringen, gebruiken ze hun tijd en energie best om zichzelf te overtuigen van hun gelijkwaardigheid of de legitimiteit van hun eisen, en die dichter bij huis af te dwingen. ‘Het meest krachtige wapen in de handen van de onderdrukker is de geest van de onderdrukte’, zei de Zuid-Afrikaanse vrijheidsstrijder wijlen Steve Biko ooit.
Machtsverdeling
Van het banale van een sinterklaasfeest, tot het existentiële van armoede, wapens- en oorlogsgeweld, 2012 leerde me dat zolang we er niet in slagen om op korte termijn de waarde van elk menselijk leven terug centraal te stellen, in de politiek maar ook in ons persoonlijk leven, ook 2013 het zoveelste ‘Jaar van de ‘Allochtoon’ zal zijn: een aaneenschakeling van symbooldebatten terwijl kleur, gender, cultuur, geografie, klasse of geaardheid onverminderd de waarde van iemands leven blijven bepalen.
‘American blacks could not go slow because they had made a rendez-vous with history with the purpose of taking their children out of history’s hands’, schreef James Baldwin in 1972 (No Name in the Street). Misschien begint het constructief gesprek inderdaad bij onze kinderen en hun feesten. Want daarin schuilt het inzicht dat racisme zich in de intieme en onschuldige plooien van onze samenleving ophoudt en daar ook bestreden zal moeten worden. Dat het in de meeste gevallen niet om opzettelijk kwaad gaat maar veeleer om machtsverdeling en dat de bestrijding ervan dus sowieso via een herverdeling van die macht zal moeten gaan. In tussentijd kan het besef dat racisme uiteindelijk de hele samenleving schaadt het bindmiddel zijn dat onze gefragmenteerde samenleving nog even bijeen houdt.