Vincent Van Nauw
“‘Ik, de media’
Freelancejournalistiek is geen obstakel, maar een kans. De idee dat freelancers armoedige tweederangsmediamakers zijn, is achterhaald. Meer dan ooit is een freelancebestaan de weg naar de toekomst en geen smet op het blazoen van de 'in crisis verkerende media'. Een publiek. Meer heeft een freelancer niet nodig om zich van een toekomst te verzekeren.
Nieuwsmerken zoals De Standaard of P-magazine kennen we allemaal. Journalisten kennen we amper, tenzij er eentje in je vriendenkring zit. Ze zijn nog te vaak anonieme werkkrachten die verdrinken in de anonimiteit van een nieuwsredactie. In het grote ‘ik-tijdperk’ zou het credo moeten zijn: ‘ken je journalist, niet je medium’.
Repelsteeltje
Stille journalisten, er zijn er nog te veel. Ze verbergen zich achter hun computer. Bij het grote publiek zijn ze enkel gekend met drie of vier letters. Kleine letters dan nog. Als je werkt voor een groot nieuwsmerk lijkt het wel dat je je naam moet afstaan. Niet allemaal natuurlijk. De uithangborden — iedereen die met z’n fris gewassen smoelwerk naar buiten mag treden — mogen hun volledige naam behouden. Straffer nog, hun naam verschijnt in vet, of wordt traag, sensueel en in mooi algemeen Nederlands uitgesproken.
Helaas, ook dat is geen geschenk. Alles wat je zegt, wie je bent en waar je voor staat is verbonden met het nieuwsmerk. Je eigen merk zijn, dat wordt niet gewaardeerd. Waar in hemelsnaam zit het verdienmodel in een journalist met een eigen publiek? Nee, het publiek moet bij z’n nieuwsmerk blijven. Anonimiteit troef, althans voor de journalist.
Luider roepen dan je vader
Nochtans zou ‘de journalist als merk’ de journalistiek kwalitatief verbeteren. Wanneer je de journalist en zijn reputatie kent, is het veel makkelijker om het nieuws te controleren. Als ik een recensie lees, weet ik graag wie ze geschreven heeft. Is zijn mening gelijklopend met de mijne, of ben ik het oneens met zijn oordeel? Waarom zou dat bij nieuws anders zijn? Helaas, we moeten aan de centjes denken. Het publiek moet bij zijn nieuwsmerk blijven. We moeten dat begrijpen. Heb jij al eens een kind gezien dat luider roept dan zijn vader? Oké, dat gebeurt. Het kind mag zich dan wel aan een portie straf verwachten.
In Amerika zijn de voorbeelden waarbij de grote nieuwsmerken hun luidruchtige journalisten op het matje roepen legio. Denk maar aan de journalisten van SkyNews die geen nieuws mogen retweeten dat niet van collega’s afkomstig is. Volgens SkyNews zijn de Twitterrestricties nodig om ‘voldoende redactionele controle uit te oefenen”. Spijtig om te zien hoe de sociale media, die door de nieuwsmerken worden bejubeld voor het democratiseren van de nieuwsgaring, intern worden gevreesd.
Een freelancer kan het
De ‘journalist als merk’. Stel je voor. Het mag zolang je binnen de lijntjes kleurt. Geen lijntjes voor een freelancer, maar wel een gom. Eén waarmee Twitterrestricties worden weggeveegd en de grenzen van het woord ‘onderwerpkeuze’ worden verlegd. Vooral het laatste deel van dat woord – ‘keuze’, dat een zekere vorm van vrijheid impliceert — krijgt een meer waarheidsgetrouwe invulling. Slechts één probleem: ‘wat met het geld’? De nummer één reden voor censuur. Hoe kan een freelancer vrijer zijn in onderwerpkeuze wanneer hij nog minder middelen bezit dan de grote jongens? Toch slagen steeds meer freelancers erin om tot op bepaalde hoogte onafhankelijke projecten met unieke invalshoeken op te richten.
Voorbeelden hoeven we niet ver te zoeken. Apache, het eigenzinnige nieuwslab van Belgische makelij, brengt onderwerpen die op basis van ‘financiële redenen’ links worden gelaten door de grote nieuwsmerken. Zeker op gebied van cultuur- en subcultuurverslaggeving kan een freelancer het verschil maken. A Jerry’s Joint is daar een mooi voorbeeld van. De jonge mediamaker achter deze blog omschrijft zichzelf als: ‘a one-man audiovisual crew making clips and documentaries about music and bands’. Met de vinger aan de pols brengt hij opkomend talent in beeld. Vaak onbekend talent waarvoor de grote nieuwsmerken de neus ophalen. Bovendien lijkt de manier waarop hij ze in beeld brengt onbetaalbaar voor de ‘big boys’. Toch, een freelancer kan het.
Vinger aan de pols
Hoe doen ze het? Allemaal anders. De ene via crowdfunding, de andere via subsidies. Wat hebben ze gemeenschappelijk? Een publiek. De personen die hun schouders onder dergelijke projecten zetten, zijn dagelijks bezig met zichzelf als ‘merk’ in de markt te plaatsen. Hoe ze dat doen? Door continuïteit, visibiliteit en kwaliteit. Hun visibiliteit verzorgen ze op blogs, Twitter en internetfora en hun continuïteit verzekeren ze door regelmatig te posten. Wat ze schrijven, fotograferen of filmen hoeft zelfs niet altijd hun beste werk te zijn. Zolang ze maar voor leven in de brouwerij zorgen.
‘Volgers’ hebben is niet het antwoord op de vraag: ‘wat nu met het geld’? Toch valt het op dat een freelancer met een publiek achter zich altijd een manier vindt. Waarschijnlijk heeft het veel te maken met de wisselwerking tussen beiden. Na verloop van tijd gaat het publiek doelgericht op zoek naar zijn nieuwsfeed waardoor de loyaliteit en betrokkenheid die ontstaat veel hechter is dan de relatie tussen een nieuwsmerk en zijn ‘klanten’. Een groot nieuwsmerk zal altijd een levenloos gegeven blijven. Ook al is hun slogan ‘onverantwoord interessant’.
Chemie
Een mooi voorbeeld is de jonge fotografe en cineaste Jessica Yatrofsky. Op eigen houtje maakte ze de fotoreeks I heart Boy, een aanklacht tegen het taboe op mannelijk naakt. Het fotoboek verkoopt als zoet brood, alhoewel je de reeks online kan terugvinden. Bij aanvang had Yatrofsky geen terugverdieneffect in gedachten. Dat was buiten de wens van haar publiek gerekend.
Ok, naakt verkoopt altijd, maar er is meer aan de hand. Dat haar fotoreeks succesvol is, heeft veel te maken met de chemie tussen haar en haar volgers. Een freelancer stelt zich niet vaak als doel ‘het grote publiek’ te bereiken. Het doel is om op een veel efficiëntere manier een kleine groep mensen te bereiken die zich wel interesseren. Het geringe aantal mensen dat een freelancer achter zich kan scharen, is vaak bereid om bij te dragen tot het uitwerken van een bepaald idee. Een luxe die de grote mediamerken niet hebben omdat er geen wisselwerking bestaat tussen journalist en volger. Daar moet je strak in het gelid lopen. En de klanten? Die moeten luisteren, niet bijdragen.
Latrelatie
Een journalist in vast dienstverband die morgen op straat belandt, heeft niets. Door genoegen te nemen met die drie à vier letters, in klein lettertype nota bene, kent zijn publiek hem niet. Waar kan hij nog aan de slag in volle crisis? Nieuwsmerken en journalisten zijn een slecht huwelijk. Vooral voor de journalisten. Bij een scheiding blijven zij met de kinderen zitten, maar ontvangen ze geen cent alimentatie.
Als ik een relatietherapeut was, zou ik journalisten een latrelatie adviseren. Desnoods een open huwelijk waarin je een paar dagen per week je naam omruilt voor drie à vier kleingedrukte letters. Op je vrije dagen kan je dan zo hard en zo luid roepen als je wilt. De media zijn we allemaal. We moeten enkel durven onszelf als merk op de markt te plaatsen.
Afwijken van het geldmotief
Neem het vooral niet te enggeestig. Ik pretendeer niet dat plots iedereen moet geen freelancen, dat journalisten in vast dienstverband verkeerd zijn of dat ‘nieuwe’ media heiligmakend zijn. Wel wil ik meegeven dat het heel belangrijk is om ‘bezig te zijn’. Iets wat heel vaak over het hoofd wordt gezien wanneer je het afweegt tegen het financiële kostenplaatje. De centen zijn het grootste obstakel, maar dat zou niet mogen. Geld verdienen is niet het doel, maar het middel.
Wanneer je kiest voor een freelancebestaan kies je ervoor om content te maken die je relevant vindt, ook wanneer die content niet strookt met het economische winstcijfer. Een publiek is daar heel belangrijk in. Je publiek gaat je volgen omdat je content afwijkt van het geldmotief. Ik ga niet beweren dat ik spreek over een vaststaand feit, maar het valt op dat freelancers die erin slagen een publiek te werven, vaak steun vinden bij hun volgers om hun projecten – ook de economisch oninteressante – te helpen realiseren.
© 2012 — StampMedia — Vincent Van Nauw