Hendrik Opdebeeck
Wordt het, na testen, testen, testen, opnieuw winst, winst, winst?
“‘Laat ons van het virus geen dooddoener maken bij de heropstart van de economie’
Vóór COVID-19 betekende economische hoop iets anders dan ons huidige verlangen naar business as usual, schrijft hoogleraar Hendrik Opdebeeck. Voor velen werd het duidelijk dat de maatschappij een andere richting uit moest. Duurzaamheid, dat was de hoop. Maar het zingevend duurzaamheidsverhaal riskeert, met de coronacrisis als dooddoener, tot utopie verklaard te worden.
Jan Slangen / Flickr (CC BY-NC-ND 2.0)
Vóór COVID-19 betekende economische hoop iets anders dan ons huidige verlangen naar business as usual, schrijft hoogleraar Hendrik Opdebeeck. Voor velen werd het duidelijk dat de maatschappij een andere richting uit moest. Duurzaamheid, dat was de hoop. Maar het zingevend duurzaamheidsverhaal riskeert, met de coronacrisis als dooddoener, tot utopie verklaard te worden.
Het waait heftig over ons economisch landschap. Beurzen krijgen harde klappen, faillissementen dreigen, werkloosheid heerst. De heropstart na de lockdown wordt niet gemakkelijk. Terwijl bij een klassieke economische crisis het verhaal de ronde doet dat niemand in een glazen bol kan kijken, is het alsof iedereen het er over eens is dat sowieso een en ander herbekeken moet worden.
Alvast op middellange termijn zouden coronavirussen voortdurend nog roet in ons eten kunnen gooien. Hoop doet leven, riskeert hierbij als een misplaatste dooddoener te klinken. Misschien gaan we er zelfs het best van uit dat onze economische machine dit jaar niet opnieuw op kruissnelheid kan komen. Wat kunnen we dan misschien toch verstaan onder hoop voor onze economie?
Toen we weken geleden onze verre buitenlandreis geboekt hadden, onze festivaldata in onze agenda vaststonden en wie weet de aanleg van ons zwembad tegen de volgende hete zomer gepland was, toen betekende economische hoop alvast iets anders dan ons huidig terug verlangen naar business as usual. Klimaatactivisten, burnoutslachtoffers en vluchtelingen onder ons, wezen er ons op dat het een andere richting uit moest. Onze economie diende duurzaam te worden: dat was de hoop. Niet alleen winst moest vooropstaan maar eveneens het ecologische en het sociale. We begonnen zelf over een Purpose Economy te spreken: een economie die zin geeft aan ons leven.
Naast testen, testen, testen wordt het opnieuw winst, winst, winst.
Moeten we deze coronacrisis dan maar aangrijpen om tijdelijk afstand te nemen van het invullen van hoop in de economie als een zingevend duurzaamheidsverhaal? Reeds sedert zo’n halve eeuw waarschuwen denktanks als de Club van Rome en economisten als Schumacher met zijn Hou het klein, voor de grenzen aan niet duurzame groei.
No-nonsense economisten riskeren dankzij deze crisis nu zo snel mogelijk te willen afgeraken van het zogenaamde flower power duurzaamheidsverhaal. Zoals in de begindagen van de economie gaat men verkondigen dat er in deze virale oorlogstijd om er weer bovenop te geraken, maar één doel voorop staat: zo snel mogelijk weer van €1 weer €2 maken. Met alle begrip natuurlijk voor hen die niet anders kunnen dan op deze manier het hoofd opniew boven water te krijgen.
Het zingevend duurzaamheidsverhaal riskeert, met de coronacrisis als dooddoener, tot utopie verklaard te worden. Naast testen, testen, testen wordt het opnieuw winst, winst, winst.
Dus ja aan maatregelen die klimaatdoelstellingen weer al eens uitstellen? Dus ja ook aan de verdere opmars van “heilbrengende” (digitale) technologie? Denk aan het opnieuw dichtslibben van onze agenda’s door de doorbraak van zoomsessies en webinars alom. Ja aan wetten die het vluchtelingen verder moeilijk maken om bij ons een plaatsje onder de zon te krijgen? Ja aan opnieuw struisvogelpolitiek die wanneer de coronastorm geluwd is, zorgverleners in de brede zin van het woord opnieuw in de kou laat staan?
Rationeel gezien lijkt het inderdaad logisch dat zoals na de tweede wereldoorlog een soort Marshallplan nodig zal zijn om de economie er weer bovenop te helpen. Hoop voor de economie riskeert hierbij echter dan blijkbaar niet uit een duurzame donut transitie te bestaan. Een economie van de hoop bewijst zich dan haast alleen maar door opnieuw stijgende beurskoersen, bedrijven die faling vermijden en mensen die opnieuw aan het werk kunnen.
Zolang we er de voorbije halve eeuw meer en meer van overtuigd geraakten dat we met ons economisch systeem de natuur aan het doden waren en we hierdoor klimaatverandering (en coronavirussen) uitlokten, lukte het om hoop in economie te vertalen als duurzaamheid. Zolang we nu gaan beweren dat het met dat coronavirus de natuur is die ons de dood aandoet, riskeert duurzaamheid ijdele hoop te worden.
Alleen een visie die er van uitgaat dat we als mens intrinsiek deel uitmaken van de natuur, kan ons van deze polarisering afhelpen. Een ding staat daarom vast: wanneer hopelijk over zoveel maanden de beurs herstelt, bedrijven weer floreren, de meesten weer werk hebben, dan zullen alleen een beleid en een praktijk die tevens intrinsiek rekening houden met die natuur, bewijzen dat duurzaamheid geen dooddoener meer is. Noch voor de economie, noch voor de mens. Integendeel.
Ook een bedrijfscultuur die — zoals enkele jaren geleden, wanneer dit toch niet onmiddellijk winst opbracht — niet voldoende investeert in onderzoek naar virusvaccins, ligt dan achter de rug. Pas dan zullen ook nieuwe coronavirussen geen dooddoeners meer zijn.
Hendrik Opdebeeck is hoogleraar filosofie en economie aan de Universiteit Antwerpen. Hij is titularis van de leerstoel Economie van de hoop en auteur van een trilogie bij Pelckmans over zingeving in economie, technologie en ecologie.