Abolhassan Bani-Sadr
“‘Oscarwinnaar Argo helpt de Iraanse dictatuur’
Oscarwinnaar Argo is een spannende film, maar ook en vooral een politiek gevaarlijk initiatief dat de strijd van de Iraniërs voor democratie verder kan bemoeilijken. Dat schrijft Abolhassan Bani-Sadr, president van Iran in de woelige dagen van de revolutie toen studenten de Amerikaanse ambassade bestormden. Hij weet dus waarover hij spreekt als hij commentaar geeft op de film die zich in die context afspeelt.
Ik had niet echt het voornemen om te schrijven over de film Argo. Eigenlijk zag ik de film eerder als een zoveelste Hollywoodfilm die zijn publiek op het puntje van de stoel wilde krijgen met een combinatie van feiten en fantasie, en de kassa goed wilde doen rinkelen. Het is, inderdaad, een goed gemaakte film. Maar toen Michelle Obama op de Oscars de prijs voor Beste Film aan regisseur Ben Affleck overhandigde, kreeg het een politieke boodschap: de film werd goedgekeurd door president Obama zelf. Zo had ik het gevoel dat ik mijn opvatting over de film toch duidelijk moest maken, vooral omdat ik er in voorkom.
Geen eenzame stem
In het begin citeert de film mij correct dat ik geloofde dat de Amerikanen die vastgehouden werden in de ambassade snel bevrijd zouden worden. Deze informatie was gebaseerd op een gesprek met Ayatollah Khomeini, waarin hij gezegd had dat ze binnen de drie tot vier dagen vrijgelaten zouden worden.
Maar de film geeft deze stelling weer in een sfeer die de kijkers laat geloven dat de Iraanse regering voorstander was van de bezetting van de ambassade en dat ik een eenzame stem was die zich daartegen verzette.
Ten eerste deelde de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Ebrahim Yazdi, kort na de bezetting van de Amerikaanse ambassade zijn veronderstelling mee aan de Revolutionaire Raad (een overgangsraad die nu vooral werkt aan de vorming van een post-revolutionair parlement) dat de bezetting van de ambassade een Israëlische CIA-coup was. Het hele kabinet van premier Mehdi Bazargan was tegen de bezetting.
Tijdens de eerste dagen was er inderdaad geen sprake van een gijzelneming. De bezetting werd eerst beschouwd als een kortetermijnprotest tegen de toelating van de Shah op het grondgebied van de VS, aangezien de aanslag op Mohammad Mossadegh in 1953 nog vers in het geheugen van het volk lag. Maar het voorval ging een steeds grotere rol ging spelen in de Iraanse binnenlandse politiek en de Amerikaanse buitenlandse politiek, en het protest veranderde in een gijzelneming van 444 dagen met catastrofale gevolgen voor Iran, de VS en de internationale politiek.
Buiten via de deur, binnen via het raam
Kort na de bezetting van de ambassade trad Bazargan af en werd ik voor een tijdje verantwoordelijk voor het buitenlandse beleid. In deze periode belde ik alle ambassadeurs van de Europese en Noord-Amerikaanse landen op en zei ik hen dat de bezetting van de ambassade eigenlijk een aanval op de Iraanse regering was; wíj waren degene die gevangen gehouden werden. Ik vroeg voor hun hulp om de bezetting te beëindigen.
Kort daarna waren er verkiezingen in Iran. Ik uitte tijdens de verkiezingscampagne openlijk mijn tegenstand tegen de gijzelneming en vertelde studenten dat de bezetting van een ambassade in het hart van Teheran eerder een teken was van lafheid dan van moed; dat het Iraanse volk met de revolutie de inmenging van de VS de deur had gewezen, maar dat dit voorval het allemaal terugbracht via het raam.
Tegen die tijd begonnen de geestelijken, die moeite hadden om de staat onder hun controle te krijgen, de bezetting te steunen. Een van hun leiders in de Islamitische Republikeinse Partij, Hassan Ayat, wees mij terecht dat ik de bezetting als illegaal, onmenselijke en onwettig beschreef. Desondanks won ik toch de verkiezingen met 76 procent van de stemmen.
Het is best mogelijk dat het ons door Argo uiteindelijk nog meer tijd kost om een democratische toekomst voor Iran te bouwen.
Andere kandidaten waren ook openlijk tegen de bezetting. In totaal stemde 96 procent van het volk tijdens deze verkiezingen voor kandidaten die ertegen waren. Hier geeft de film het standpunt van de Iraanse regering tegenover de gijzelneming verkeerd weer. Ook de Iraniërs worden volledig fout voorgesteld als irrationele mensen, verteerd door agressieve gevoelens, in contrast met de ‘westerse’ Amerikanen, die ‘rationeel, vredelievend, liberaal, logisch enz.’ waren, zoals Edward Said ooit schreef.
Khomeini en Reagan
We moeten ons afvragen waarom deze film gebaseerd is op deze verkeerde dichotomie, en welk politiek doel de film beantwoordt door de Iraniërs in zo’n slecht daglicht te zetten.
In juni 1981 werd ik afgezet bij een staatsgreep. Na mijn aankomst in Frankrijk vertelde ik een BBC reporter dat ik Iran verlaten had om de symbolische relatie tussen het Khomeinism en het Reaganism te belichten.
Ayatollah Khomeini en Ronald Reagan hadden een clandestiene onderhandeling georganiseerd, later bekend als de “Oktober Verrassing” (“October Surprise”). Deze onderhandeling belette mijn pogingen en die van de toenmalige Amerikaanse president Jimmy Carter om de gijzelaars te bevrijden vóór de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 1980. Het feit dat ze niet bevrijd waren, gaf in de verkiezingen de doorslag in het voordeel van Reagan.
Twee van mijn adviseurs, Hussein Navab Safavi en Sadr-al-Hefazi, werden geëxecuteerd door het regime van Khomeini omdat zij deze geheime relatie tussen Khomeini, zijn zoon Ahmad, de Islamitische Republikeinse Partij en het kabinet van Reagan ontdekt hadden.
Pro-CIA boodschap
Naast dit baart de film me nog meer zorgen omwille van de manier waarop de clandestiene operaties van de CIA aanvaardbaar gemaakt worden . Het moment dat de CIA-officier Tony Mendez (vertolkt door Affleck) weigert het plan op te geven om de Amerikanen te bevrijden, die zich verscholen in de Canadese ambassade, herinnert ons aan de eerste aanvalspoging tegen de democratische regering van Mossadegh in 1953.
Wanneer dat opzet mislukte, vroeg de CIA aan zijn meesterspion, Kermit Roosevelt, terug te keren naar de VS. Deze laatste weigerde en organiseerde drie dagen later een tweede, dit keer succesvolle poging met de hulp van monarchisten en enkele geestelijken. Deze staatsgreep maakte een einde aan de democratie in Iran en bracht wat 25 jaar Shah-dictatuur zou worden in de plaats. Deze herhaling doet ons afvragen of de film uiteindelijk, zoals enkele critici gesuggereerd hebben, ‘de publieke opinie in de VS niet in de richting van oorlog zou duwen’, mochten de huidige nucleaire onderhandelingen mislukken.
De film heeft opnieuw de aandacht van het publiek gevestigd op deze donkere episode in zowel de Iraanse geschiedenis als in die van de VS. Maar door vervalsing, verkeerde voorstelling van zaken en verandering van context bij essentiële gebeurtenissen, heeft de film een pro-CIA boodschap. Dit ten koste van zowel het Iraanse volk als de Iraanse geschiedenis.
De gijzelneming was niet typerend voor de Iraanse revolutie van 1979, maar gaf net de kans aan de troepen van het huidig dictatoriaal regime om het democratisch verzet tegen de gijzeling in de VS-ambassade en tegen alle vormen van geweld in de gemeenschap de kop in te drukken. Die boodschap gaat in de film volkomen verloren. Het is best mogelijk dat het ons door Argo uiteindelijk nog meer tijd kost om een democratische toekomst voor Iran te bouwen.