Pascal Debruyne
“‘Ontsnappen aan het perpetuum mobile van geweld in Israël en Palestina’
Dat er grenzen zijn aan geweld is een terechte vaststelling van hoofdredacteur Karel Verhoeven van De Standaard. Dat Dyab Abou JahJah die grens zou hebben overschreden is, politiek én legaal gezien, erg betwijfelbaar. Dat betoogt onderzoeker Pascal Debruyne van de Universiteit Gent in een diepgaande analyse. Want welke grenzen zijn er dan wel aan het geweld en hoe is vrede nog mogelijk in Israël en Palestina?
Het begon allemaal op een zondagavond. Franken en N-VA sympathisanten rekenden online per kop af met mensen die ‘IS terreur goedkeurden’ in Israël naar aanleiding van de aanslag met een vrachtwagen in de illegale kolonieTalpiyyot in het bezette Oost-Jeruzalem. Een online jacht (en jachtigheid) op politieke koppen bij PVDA, SP.a en andere civiele organisaties. En dat alles omdat ze een FB status van Dyab Abou JahJah hadden goedkeurd met een “like” die ‘IS terreur zou goedkeuren’. ‘By any means necessary_!_ _#_FreePalestine’, had JahJah geschreven naar aanleiding van een aanslag in Jeruzalem waarbij vier soldaten omkwamen. De Standaard besliste meteen de dag erna om Dyab Abou JahJah de deur te wijzen, omdat hij geweld zou rechtvaardigen dat buiten het internationaal recht valt.
Lees ook de commentaar van MO*-redacteur John Vandaele “De Arabische woede het zwijgen opleggen, is geen goed idee”
De Standaard verwijst in haar verantwoording alleen naar de tweet van Abou JahJah, zonder de argumentatie aan te nemen op zijn facebook en website. En pas nadien — na zijn ontslag — gebruikt De Standaard in haar verantwoording een interpretatie van 1 expert, die ze dan nog erg gesloten interpreteert, dat dit geweld niet binnen oorlogsrecht valt. Gevolg is dat Dyab Abou JahJah wordt buiten gezet omdat hij ‘geweld goedkeurt’ en zich als dusdanig ‘buiten de grenzen van het publieke debat zet.’
Maar in welke context ontstaat geweld? Want een juridische lezing zonder politieke analyse leidt tot een gedecontextualiseerd inzicht. En wat is er dan juridisch en politiek van dat geweld aan? Dat moet ons iets vertellen over wat er aan de hand is in “de case Dyab Abou JahJah” en wat de gevolgen ervan zijn. Laat ik overigens, om niemand af te schrikken, meteen stellen dat geweld geen deel zou moeten uitmaken van hoe mensen met elkaar omgaan en zich tot elkaar verhouden. Alleen al omdat we ons een politieke conditie kunnen inbeelden waarin geweld overbodig is. Maar de hysterie rond Dyab Abou JahJah is symptomatisch voor hoe slecht we met ‘geweld’ omgaan.
Meer zelfs, de negatie van geweld en de weigering dat geweld door te denken, brengt het risico dat geweld wel eens oneindig gewelddadig kan worden.
Aref Daraghmeh, B’Tselem (CC BY 4.0)
Op naar een totale annexatie-politiek
Lees ook de analyse van MO*-redacteur Pieter Stockmans “2017: het begin van de Israëlische annexatie van Palestina?”
Geen enkel juridisch oordeel zou tot stand komen in een politiek vacuüm waarbij elk contextueel element genegeerd wordt. Dat geldt ook voor een zaak zoals de recente aanslag door een Palestijnse burger in Jeruzalem. Die context vertelt ons een verhaal van structurele onderdrukking, die enkel kan leiden tot gewelddadig verzet.
Het laatste anderhalf jaar werden aanslagen gepleegd met wagens en messen door zogenaamde ‘lone wolves’ tegen soldaten maar ook tegen burgers. Dat soort geweld kwam op gang na de mislukking van het Oslo vredesproces. Oslo vormde de Westelijke Jordaanoever om tot een archipel van onleefbare Bantoestans. Het gebied werd opgesplitst in zones A, B en C. Die laatste zone, die 60 procent van het territorium van de Westelijke Jordaanoever bevat, staat onder militair bewind van het IDF. Het hele territorium wordt doorploegd met vliegende checkpoints, plotse controleposten en bypass-wegen die Palestijnen en bezettende Israëli’s uit elkaar halen.
In zone C wordt de infrastructuur van Palestijnen voortdurend vernietigd. Cijfers van OCHA spreken tevens over meer dan 600 units in de eerste maanden van 2016, meer al dan het totaal van 447 units in 2015 (zie ook de informatie van B’Tselem). De verwoesting van gebouwen is een schending van Artikel 53 van de vierde conventie van Genève, die stelt dat ‘Any destruction by the Occupying Power of real or personal property belonging individually or collectively to private persons, or to the State, or to other public authorities, or to social or cooperative organizations, is prohibited, except where such destruction is rendered absolutely necessary by military operations.’
Aref Daraghmeh, B’Tselem (CC BY 4.0)
Ook artikel 46 van de Conventie van Den Haag van 1907 wordt geschonden, dat stelt dat: ‘Family honor and rights, the lives of persons, and private property, as well as religious convictions and practice, must be respected. Private property cannot be confiscated.’
Het doel van de uitbreiding van nederzettingen in Oost-Jeruzalem is de ring van nederzettingen voltooien en de stad zo afsluiten van de Westelijke Jordaanoever.
98,5 procent van alle Palestijnse aanvragen voor bouwvergunningen worden geweigerd. Door het dagelijkse leven en alle economische en sociale ontwikkeling onmogelijk te maken, schendt de bezetter Israël de politieke en sociale rechten vastgelegd in Artikel 1 van het “International Covenant on Civil and Political Rights” (ICCPR); “All peoples have the right of self-determination. By virtue of that right they freely determine their political status and freely pursue their economic, social and cultural development.” Israël ratificeerde dit akkoord in 1966, en schuift volgens internationaal recht ook als bezetter verantwoordelijkheden opzij.
Dat de dader van de aanslag uit Oost-Jeruzalem komt en legitieme politieke frustraties heeft, is niet vreemd. De behandeling van Palestijnen in Oost-Jeruzalem is ongelijk. 75 procent van de inwoners van Oost-Jeruzalem leven bovendien onder de armoedegrens, en worden ongelijk behandeld op het vlak van huisvesting, publieke dienstverlening, onderwijs en toegang tot basisvoorzieningen als water en elektriciteit. Dat alles ondanks het feit dat ze evenveel belastingen betalen. Het doel van de uitbreiding van nederzettingen in Oost-Jeruzalem is de ring van nederzettingen voltooien en de stad zo afsluiten van de Westelijke Jordaanoever.
Aref Daraghmeh, B’Tselem (CC BY 4.0)
Gaza
Dan hebben we het nog niet over de oorlogscampagnes in Gaza zoals operatie ‘Cast lead’ in 2008 waarbij 1400 Palestijnen de dood vonden, waarvan de helft burgers. Het Goldstonerapport kwam in 2009 tot de conclusie dat Israël disproportioneel geweld gebruikte waarbij het gericht burgerinfrastructuur uitschakelde, een inbreuk op de regels van de Vierde Conventie van Genève. Ook andere actoren als Hamas schonden het oorlogsrecht.
Goldstone zou later de conclusies van de commissie Goldstone herzien, in tegenstelling tot de rest van de commissie Goldstone. Ook de Israëlische organisatie ‘Breaking The Silence’ noteerde inbreuken op het oorlogsrecht in getuigenissen van Israëlische soldaten.
Tot op vandaag bezondigt Israël zich aan de illegale blokkade van Gaza die 1,8 miljoen Palestijnen treft. Gaza heeft een werkloosheidsgraad van 40 procent**.** De export is er gedaald tot minder dan 3 procent van het volume dat voor de blokkade werd verhandeld. 80 procent van de inwoners van Gaza is afhankelijk van internationale hulp.
Aref Daraghmeh, B’Tselem (CC BY 4.0)
Tweestatenoplossing morsdood
Dat zijn de feiten ‘na’ en vooral ‘door’ het Oslo vredesproces dat vorm moest geven aan de tweestatenoplossing.
Oud-premier Yitzah Shamir legt het doel van Oslo uit: ‘Oslo was a strategy to drag out the Washington negotiations for ten years, by which time the annexation of the West Bank would be an accomplished fact.’
Totale annexatie van wat Israël als Judea en Samaria benoemt, al spreekt ze die totale annexatie-politiek niet uit. Het is een voorbeeld van wat Slavoj Zizek beschrijft als de cynische rede: ‘They know very well how things are, but still they act as if they don’t know.’ (1994: 316).
Het is dan ook niet vreemd dat elke hoop op een tweestatenoplossing binnen de grenzen van 1967 op basis van een onderhandeld vredesproces morsdood is. Richard Falk maakt diezelfde analyse in De Morgen.
Uit een poll van het Palestinian Center for Policy and Survey Research in september 2015 blijkt dat 51 procent van de Palestijnen niet meer geloven in een tweestatenoplossing. Volgens 65 procent van de ondervraagden maken de kolonies op de Westelijke Jordaanoever deze oplossing onmogelijk. En gezien het aantal nederzettingen alleen maar toeneemt, met een half miljoen kolonisten die in illegale nederzettingen leven — een strategie die uiteindelijk tot doel heeft de Palestijnse gebieden te annexeren, kan men de Palestijnen geen ongelijk geven.
De muur
Sinds 1967 heeft Israel een 160-tal settlements ingeplant op de Westelijke Jordaanoever waaronder in Oost-Jeruzalem. Er zijn daarnaast nog een 100-tal bijkomende ‘outposts’ zonder officiële autorisatie. Dit is de kern van wat men “settler colonialism” noemt, het principe dat de politiek van Israël aandrijft.
De Palestijnse autoriteit is synoniem geworden voor corruptie en heeft nog weinig legitimiteit, net omdat ze gezien wordt als de lange arm van de bezetter Israël. Haar mandaat is al lang verlopen.
Yigal Allon, Israëlisch ex-politicus en IDF–commandant, beschrijft dat als: ‘Maximum security and maximum territory for Israel with a minimum of Arabs’ (Yigal Allon, 1967). Elk begrip voor ‘de andere kant’ werd door de Muur onmogelijk gemaakt, door een radicale scheiding en anonimiteit te bestendigen.
‘De Muur’ die in 2002 werd gebouwd, annexeert 10 procent van de Westbank, en is dus in strijd met het internationaal recht volgens het oordeel van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag van 9 juli 2004. ‘De Muur’ is ook een fysieke belichaming van de politieke onwil om tot een oplossing te komen.
Op de achtergrond van dit hele conflict vechten Fatah en Hamas een territoriaal conflict uit tussen Gaza en de Westelijke Jordaanoever. De no-contact policy van de internationale gemeenschap met de lokale autoriteiten in Gaza verdiept die kloof alleen maar.
De Palestijnse autoriteit is synoniem geworden voor corruptie en heeft nog weinig legitimiteit, net omdat ze gezien wordt als de lange arm van de bezetter Israël. Haar mandaat is al lang verlopen, en nieuwe verkiezingen worden uitgesteld. Kortom, het politiek geleide verzet is onmogelijk geworden. Bovendien wordt ook de geweldloze boycottbeweging (BDS) gecrimimaliseerd en behandeld als terrorisme.
hjl (CC BY-NC 2.0)
Dit is met andere woorden de context die leidt tot het individuele verzet van ‘lone wolves’. De laatste manier om zich met waardigheid te tooien, is een vorm van zelfopoffering verbonden met het uitschakelen van de bezetter. Zoals Fanon stelde: ‘When we revolt it’s not for a particular culture. We revolt simply because, for many reasons, we can no longer breathe.’
Wat voor de ene onschuldige jonge soldaten zijn, zijn voor de anderen diegenen die morgen je kind of familie vermoorden. Als je weet wat er uit “the barrel of a gun” komt, en je de consequenties van het Oslo vredesproces dagelijks aan de lijve ondervindt, wordt gewelddadig verzet een actie zonder een menselijk gezicht. ‘Violence is the weapon of the weak’, zei pastoor Ralph Abernathy die actief was in de Amerikaanse burgerrechtenbeweging.
Legitiem geweld, het terreurlabel en het recht op verzet
Paradoxaal is het wel, die morele schreeuwerigheid over terroristisch geweld vanuit Israël bij monde van Netanyahu, gezien de terreurdaden tijdens de beginjaren van de Staat Israël.
In 1946 werd bijvoorbeeld het Koning David Hotel gebombardeerd door Menahem Begin’s Irgun. Het was een aanslag die werd goedgekeurd door Haganah commandant Itzhak Sadeh. Het bomdardement maakte 91 doden: 28 Britten, 41 ‘Arabieren’, 17 Joden en 5 anderen. In 2006 zou het ‘Begin Heritage Center’ een viering houden naar aanleiding van de 60ste verjaardag van de aanslag, waarbij Netanyahu de daders als verzetshelden benoemde die een legitieme militaire interventie deden zonder dat burgers gericht het doelwit waren. Op het einde van dit colloquium werd er een ereplaat onthuld voor de “Irgun fighters at the order of the Hebrew Resistance Movement” (zie: ).
Of hoe ook terrorisme een kwestie van politieke interpretatie kan zijn, zeker in Israël, die context- en tijdafhankelijk is.
Passen we die kijk toe op de aanval in Jeruzalem, dan is er weinig reden om aan te nemen dat dit onder het label ‘terreur’ valt. Tenminste als we terreur klassiek ‘neutraal’ beschrijven, zoals Ted Honderich dat doet: ‘Terrorisme staat gelijk aan illegaal geweld dat op het eerste zicht (prima facie) onrechtvaardig of verkeerd is. Het is geweld op kleinere schaal dan een oorlog met een politiek en sociaal doel.’
Welkom in de wereld met een perpetuum mobile van geweld.
En niet alleen aan de hand van de definitie van Netanyahu van de aanslag op het Koning David Hotel. Een gewelddadige aanslag op soldaten van de bezettingsmacht Israël ressorteert binnen het oorlogsrecht onder de categorie van legaal geweld tegen een illegale bezetter, gedekt door de conventie van Genève. De soldaten waren gewapend en dus in combat mode. In Israël ontstond er zelfs discussie over de lafheid van weglopende soldaten, die niet in de aanval gingen.
Er is niemand die geweld ‘zomaar’ goedkeurt, maar ook dit gewelddadige verzet tegen soldaten van de bezettingsmacht is gedekt onder internationaal oorlogsrecht. Het loslaten van het oorlogsrecht en internationale conventies dreigt conflicten te depolitiseren. Op dat moment kan elke vorm van geweld gelabeld worden als ‘terreur’, wat ons in een mogelijk oneindige geweldcyclus zonder begrenzing stort.
Welkom in de wereld met een perpetuum mobile van geweld.
Eén ding is zeker. Deze aanslag tegen IDF soldaten in bezet gebied, in een illegale kolonie in geannexeerd Oost-Jeruzalem, is onvergelijkbaar met het geweld van IS dat pure terreur pleegt tegen burgers. Hoezeer men dit ook populistisch anders wil framen, volgens het internationaal recht is dergelijke terreurframing fout.
Grote labels als “IS” en ‘terreur’ komen Israël goed uit, omdat ze elke referentie naar politiek en bezetting verdringen: geen VN resolutie 2334 meer die refereert naar de kolonies als flagrante schendingen van internationale conventies.
Aref Daraghmeh, B’Tselem (CC BY 4.0)
Recht op verzet?
Maar mogen individuele burgers de bezetter aanvallen? Daarover heerst onduidelijkheid in de conventie van Genève. De conventie van Genève werd trouwens opgemaakt in een tijd waar de bezetting werd gezien als een tijdelijke conditie, in tegenstelling tot de permanente bezetting die ze vandaag is. Maar mag het? In regel moet het gaan om een gewapende groep die onderscheidbaar moet zijn van de burgerbevolking. Maar, zoals Nele Verlinden van het Centrum voor Global Governance Studies (KU Leuven) in De Morgen stelt: ‘Tegelijk staat er ook geen expliciet verbod op geweld tegen een bezetter in vermeld. Het klopt wel dat soldaten een legitiem doelwit vormen in tijden van oorlog, in tegenstelling tot burgers die bescherming genieten. Maar wanneer burgers het heft in eigen handen nemen en geweld plegen, dan verliezen zij automatisch dat recht op bescherming.’
Palestijnen hebben volgens het internationaal recht ook het recht om zich te verzetten. Het recht op verzet wordt beschouwd als een recht op zelfverdediging onder het internationaal recht, dat in meerdere internationale conventies en verdragen een plaats kreeg, zoals “the Hague Conventions of 1899 and 1907, the Geneva Protocol of 1925, UN Charter in 1945, the Universal Declaration of Human Rights in 1948, the four Geneva Conventions of 1949, Additional Protocols (I and II) of 1977, the Additional Protocols of 1977, the Declaration on the Granting of Independence to Colonial Countries and Peoples of 1960 and many other UN General Assembly resolutions.”
Al deze internationale conventies en resoluties legitimeren het recht om zich te verzetten. Alle vormen van verzet in gebieden die bezet zijn sinds 1967 vallen daaronder. Het recht op verzet is ook vastgelegd in resolutie 3246 van de Algemene Vergadering van de VN in 1982, die heel expliciet stelt dat verzet ‘met alle beschikbare middelen, “inclusief gewapende strijd”, legitiem is: “Reaffirms the legitimacy of the struggle of peoples for independence, territorial integrity, national unity and liberation from colonial and foreign domination and foreign occupation by all available means, including armed struggle.”
Welke grenzen aan geweld?
Lees de commentaar van MO*-redacteur Pieter Stockmans “Hysterische hetze tegen Abou Jahjah is misplaatst”
Dat er grenzen zijn aan geweld is een terechte vaststelling van hoofdredacteur Karel Verhoeven van De Standaard. Dat Dyab Abu JahJah die grens echter zou hebben overschreden is, gezien wat hierboven politiek en legaal wordt aangehaald, erg betwijfelbaar. De Standaard doet aan -interpretatie ex post facto om haar besluit te duiden. Terwijl Dyab Abou Jahjah stelde “by any means necessary”, is de precieze uitdrukking over het recht op verzet door de VN resolutie over het recht op zelfbeschikking ‘by all available means, including armed struggle.’
Kortom, Dyab’s uitdrukking is in de feiten milder verwoord dan de VN- resolutie. Maar zijn door de Standaard genegeerde duiding op Facebook en op zijn website kan je niet anders zien dan als een beargumenteerde uiteenzetting over oorlogsrecht en internationale conventies over het erkende recht op verzet. Die argumentatie duidt op “grenzen aan geweld”. De interpretatie van Abou JahJah is voor interpretatie en debat vatbaar.
Een reeks internationale rechtsexperts zoals Curtis Doebbler, Francis Boyle, Karen Parker, Richard Falk en Sabah al Mukhtar (Arab Lawyers Network) die werden gecontacteerd naar aanleiding van deze case door Brussels Tribunal, vinden deze case allerminst eenvoudig. Maar dat leidt hen niet tot de conclusie dat dit illegitiem gewelddadig verzet is, integendeel. Dit soort gewelddadige acties, maakt deel uit van het publieke debat, precies het publieke debat dat De Standaard nu afsluit.
Israel Defense Forces (CC BY-NC 2.0)
Het Janusgezicht van geweld
Is dit een pleidooi voor geweld? In geen geval. Geweld heeft een Janusgezicht. Enerzijds is het een laatste verzetsmiddel tegen structurele onderdrukking terwijl de rest van de wereld wegkijkt en zich bezondigt aan schuldig verzuim. Ook wanneer die grenzen van toelaatbaar geweld worden overschreden, kan dat politieke aanhang genereren onder de bevolking; zeker na aanslagen die de bevolking treffen.
Het is aan de internationale gemeenschap om dit geweld te voorkomen door een einde te maken aan de bezetting die de oorzaak is van het geweld.
Het is aan de internationale gemeenschap om dit geweld te voorkomen door een einde te maken aan de bezetting die de oorzaak is van het geweld. Anderzijds heeft geweld ook een ander gezicht: geweld brengt het risico meer geweld op te roepen, waardoor we terecht komen in een oneindige spiraal van geweld. Het werkt op dat moment als obstructie voor een uiteindelijke oplossing. Zoals Martin Luther King zei: ‘Violence brings only temporary victories; violence, by creating many more social problems than it solves, never brings permanent peace.’
Echter, elke vorm van geweld illegitiem verklaren terwijl het geweld van structurele onderdrukking doorgaat, is mee het structureel geweld in stand houden. Malcolm X zei: _‘_I am for violence if non-violence means we continue postponing a solution to the American black man’s problem just to avoid violence.’ Hetzelfde geldt voor Palestina.
Dat geweld begrijpen en inzicht verwerven in de politieke structuur ervan, is onmogelijk wanneer we dat beperken tot een kwestie van internationaal recht. Recht bepaalt grenzen, maar het begrenst ook de politieke en menselijke dimensie achter een conflict; een dimensie die ons inzicht geeft in de strategie van gewelddadig verzet.
Haifa Zangana is een van die Palestijnse stemmen: ‘Palestinians have tried every possible peaceful way in the last 70 years and failed. If academics can offer the Palestinians who are living in hell called Israeli occupation, an effective way to resist and get rid of injustice, other than relying on spineless UN , let’s hear it.’ Over die strategieën en middelen van verzet zei Mandela aan mensen in het ANC die geweldloos verzet verdedigden: ‘The weapons are not chosen by the oppressed, but by the oppressors.’
Aref Daraghmeh, B’Tselem (CC BY 4.0)
Als er iets is wat we moeten doen, dan is het scherp nadenken over geweld. Daarom is het debat dat Dyab Abou JahJah opent fundamenteel, en zijn de argumenten die hij geeft zo belangrijk. Ze vormen een tegengewicht tegen het perpetuum mobile van geweld.
Door deze argumenten buiten het publieke debat te stellen, dreigt De Standaard de argumentatie op basis van het internationaal recht zélf buiten de orde te stellen. En dat kan al vlug leiden tot het negeren van die internationale rechtsorde. De Standaard schreef op 12 januari 2017 op bladzijde 12 een korte bijdrage over de Israëlische reactie op de aanslag in Jeruzalem. Israël sloopt de huizen van de familie van de dader, waarmee het zich schuldig maakt aan schending van het oorlogsrecht en internationale conventies die het collectief straffen van een burgerpopulatie verbieden.
De mensenrechtenorganisatie B’tselem reageert daar terecht tegen. De Standaard vergat klaarblijkelijk de referentie naar het oorlogsrecht en internationale conventies waarover men zo bezorgd is (Voor een overzicht, kijk hier). Andere media zetten de collectieve straf door Israël wel in de titel van het artikel. Het opzij zetten van Dyab Abou JahJah dreigt al vlug het opzij zetten te worden van argumentatie op basis van internationaal recht. Daarin valt niet te kiezen. Internationaal recht is geen zaak van cherry picking op basis van datgene wat ons moreel goed uitkomt.
Naar een boycot voor de vrede
Lees ook de analyse van MO*-redacteur Pieter Stockmans “Reis mee door Israëlische apartheid en kolonisatie van Palestina”
De enige manier om het geweld in de regio echt een halt toe te roepen en vrede voor beide volkeren te bereiken, de vrede waar beide volkeren recht op hebben, is een stopzetting van de bezetting, en het opstarten van het vredesproces — en niet op Israëlische voorwaarden. Want dat laatste scenario bestendigt de ongelijke machtsverhoudingen in dit conflict, in plaats van ze neutraliseren.
De voornaamste oorzaak van het geweld, is het feit dat de internationale gemeenschap al decennia lang haar verantwoordelijkheid ontloopt om het wettelijk verankerde zelfbeschikkingsrecht voor Palestijnen om te zetten in een politiek-institutionele oplossing die rechtvaardigheid brengt. Vandaar de gekende Palestijnse slogan: ‘No peace without justice.’
Aref Daraghmeh, B’Tselem (CC BY 4.0)
De internationale gemeenschap deed net het tegendeel: de tweestatenoplossing is dood. In de praktijk is de tweestatenoplossing door de bezetting en uitbreiding van de illegale nederzettingen onhaalbaar. De eenstaatoplossing ligt op de loer. Maar zoals John Kerry onlangs zei, dat dreigt niet een staat te worden die democratisch is met gelijke rechten in een federale structuur voor twee volkeren, maar integendeel een waar de overmacht van de Israëlische regering zich vertaalt in een structureel bestendigde onderdrukking van een bezetting waaronder Palestijnen tweederangsburgers zijn.
Boycott, Divestment & Sanctions blijft het meest effectieve en urgente instrument voor diegenen die geweldloos vrede en gerechtigheid nastreven.
Is er dan niks dat het geweld kan overstijgen? Zijn we gedoemd tot het categoriseren van geweld als “legitiem” of “illegitiem” binnen juridische bakens? Een andere solidariteit is ook nodig, die geweldloos verzet ondersteunt.
Zoals we al schreven in een andere MO-bijdrage met Dorien Van Den Boer is het instrument dat wij in handen hebben de BDS: Boycott, Divestment & Sanctions. BDS blijft het meest effectieve en urgente instrument voor diegenen die geweldloos vrede en gerechtigheid nastreven. Het doel van BDS, het grootste politieke verzet vanuit de Palestijnse civiele samenleving, is het Zionistisch bezettingsregime van Israël een halt toe te roepen alsook de Apartheidswetten die het hanteert.
Het is een manier voor ons om de Palestijnse geweldloze stem kracht bij te zetten, luider te laten klinken en de druk op het Israëlische bevolkingskolonialisme op te voeren en uiteindelijk af te voeren. Internationale solidariteit met die geweldloze beweging, kan het gewelddadige verzet verminderen en ombuigen in een politieke strategie. Die solidariteit zal onvermijdelijk zijn in het toekomstscenario waar de huidige Israëlische regering het vredesoverleg blijft weigeren, waardoor alle hoop op een vredevolle weg naar welke oplossing dan ook, vandaag onbestaand is.
Pascal Debruyne is postdoctoraal onderzoeker, verbonden aan MENARG (UGent).