TTIP: nu de rook van de propaganda optrekt, tijd voor een fundamenteel debat

Opinie

TTIP: nu de rook van de propaganda optrekt, tijd voor een fundamenteel debat

TTIP: nu de rook van de propaganda optrekt, tijd voor een fundamenteel debat
TTIP: nu de rook van de propaganda optrekt, tijd voor een fundamenteel debat

Deze week kwamen vertegenwoordigers van de Verenigde Staten en de Europese Unie voor de vierde keer samen om te onderhandelen over het Trans-Atlantisch Handels- en Investeringpartnerschap, vaak kortweg TTIP genoemd. Bij elke onderhandelingsronde neemt de controverse toe. De critici moeten echter opletten dat hun voorlopige succes hun langetermijnbelang niet ondergraaft.

TTIP-critici slagen er steeds beter in zich te organiseren en mensen te overtuigen van de gevaren van deze onderhandelingen. De onderhandelaars zelf boeken minder vooruitgang dan ze verhoopten en de vooropgestelde deadline voor een akkoord is ondertussen al verschoven van 2014 (het einde van de Europese Commissie Barroso-De Gucht) naar 2016 (het einde van de tweede ambtstermijn van Obama).

Daarmee verlopen de onderhandelingen eigenlijk zoals te verwachten was.

Obama kondigde begin vorig jaar (in zijn State of the Union 2013) gesprekken over het TTIP aan. Op dat moment begon zowel de Europese Commissie als haar Amerikaanse tegenspelers een propagandaslag om steun voor de onderhandelingen op te wekken. Er werd met spectaculaire cijfers gezwaaid. Een ambitieus akkoord zou jaar na jaar een extra groei van 0,5 procent van het BBP opleveren, oftewel 545 euro extra beschikbaar inkomen per modaal gezin, en zou enkele honderdduizenden jobs creëren.

In tijden van crisis lijkt dat een niet te versmaden boost, die bovendien geen cent aan de kreunende begrotingen zou kosten. Mogelijke tegenstanders werden preventief de mond gesnoerd: dit alles zou gerealiseerd worden zonder Europese milieu- en sociale bescherming af te bouwen. Integendeel zelfs, het zou moderne standaarden zetten waarnaar ook landen als China zich zouden moeten plooien. Maar ook derde landen werden gesust, ook zij zouden economisch winnen bij een akkoord.

De werkelijkheid klopt aan de deur

Klinkt dit te mooi om waar te zijn? Dat is het ook. Dat bleek toen onderzoekers, waaronder Gabriel Siles-Brügge en mezelf, die voorspellingen en het model waarop ze berusten eens van naderbij gingen bekijken. Al snel bleek dat de officiële communicatie een aantal zaken verzwijgt of verkeerd voorstelt. Zo zullen volgens de impactanalyse de voorspelde baten  zich pas voordoen in … 2027. Daarmee gaan we de aanhoudende crisis en de torenhoge werkloosheid in sommige delen van Europa nu dus niet oplossen, zoals het nochtans wel wordt gepretendeerd.

Het belofte op winst ligt in een verre toekomst

En geen cent aan de begrotingen kosten? De Commissie stelt, terecht, dat het afschaffen van invoertarieven een significante besparing voor bedrijven zou betekenen, ook al zijn die nu al erg laag. Door het grote volume aan Trans-Atlantische handel gaat dit voor de EU al snel over enkele miljarden euro’s per jaar. Maar dat zijn natuurlijk inkomsten die overheden elders zullen moeten zoeken.

Voorspellingen op basis van onhaalbare ambities

Wanneer we nog wat dieper in deze voorspellingen speuren, dan merken we dat deze uitgaan van een wel heel ambitieus akkoord. Niet minder dan de helft van alle verschillen in regulering tussen de EU en de VS zouden worden weggewerkt. Enkel in de ideale wereld kan dat lukken zonder bescherming te verlagen, want het zou betekenen dat de EU en de VS bij een vastgesteld verschil telkens akkoord zouden gaan om hun regelgeving te harmoniseren op het hoogste niveau. Dat is politiek natuurlijk onhaalbaar -al was het maar omdat elke zijde meent dat zijn aanpak de beste is- en dat geeft de Commissie ook toe.

Wederzijdse erkenning is geen neutrale operatie

Een van de manieren om die klip te omzeilen, is te werken via wederzijdse erkenning. Daarbij geldt dat wanneer een product of dienst is goedgekeurd door de VS, dit ook op de markt mag worden gebracht in de EU, en omgekeerd. Wanneer dat voor de helft van de regelgeving moet gebeuren, kan het niet beperkt blijven tot ‘onschuldige’ verschillen in regelgeving die historisch zijn gegroeid zonder dat ze een effect hebben op het niveau van bescherming, zoals de hoogte van opstapjes bij een tractor, of de stand van lichten bij personenwagens.

Belanghebbende bedrijven

Bij een bevraging in de aanloop naar het akkoord, bleken vooral de bedrijven die aan weerszijden van de Atlantische Oceaan actief zijn voorstander van wederzijdse erkenning als methode voor regulatorische convergentie. Dat is ook logisch: het geeft hen de keuze de standaard te kiezen die hen het minst kost, wat ook wel eens ‘regulatorisch shoppen’ wordt genoemd.

Sectoren die eerder op de binnenlandse Europese of Amerikaanse markt gericht zijn, waren eerder voorstander van harmonisering naar de standaard van de entiteit waar zij gevestigd zijn. Trans-Atlantische bedrijven, verenigd in de Trans-Atlantic Business Dialogue, zijn al jaren vragende partij voor het installeren van een Trans-Atlantische eenheidsmarkt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat vooral naar hen geluisterd wordt en wederzijdse erkenning momenteel de manier lijkt waarop niet-tarifaire barrières zullen worden weggewerkt.

Tegelijk zien we dat er binnen de bedrijfswereld niet echt tegenstanders van het akkoord opstaan. Dat is te verklaren doordat eerder binnenlands georiënteerde bedrijven hopen dat TTIP sowieso een administratieve kostenvermindering zal opleveren, maar ook omdat de multinationale bedrijven dominant zijn binnen nationale en internationale bedrijvenkoepels als het VBO bij ons of Business Europe op Europees niveau.

Een wapen voor bedrijven

Ondertussen hebben kritische ngo’s vooral gefocust op de meest controversiële aspecten die mogelijk deel uitmaken van een akkoord: genetisch gemanipuleerde organismen, hormonenvlees, met chloor behandelde kippen en, vooral, investor-to-state-dispute-settlement (ISDS).

Onder ISDS kunnen buitenlandse investeerders voor schimmige arbitragetribunalen zeer hoge claims tegen overheden indienen wanneer ze menen dat wet- of regelgeving hun verwachte winsten ondermijnt.

Op die basis zijn ngo’s, vakbonden en boerenbewegingen erin geslaagd brede interesse voor het akkoord op te wekken, en mensen wakker te schudden voor de mogelijke gevolgen van deze tot voor kort onderbelichte onderhandelingen. Dat is positief te noemen. Ze hebben op die manier al enkele toegevingen van de Europese Commissie bedongen. De Commissie is in deze onderhandelingen transparanter dan ooit -al zegt dat vooral veel over het verleden- waarmee ze een herhaling van de mislukking van het ontransparant onderhandelde ACTA wil vermijden.

De Commissie heeft recent ook een adviesgroep opgericht die paritair is samengesteld uit vertegenwoordigers van bedrijven en van het middenveld. Daarnaast heeft de controverse rond ISDS de Commissie ertoe aangezet een raadpleging van de bevolking hierover aan te kondigen. Van beide initiatieven kunnen we nog niet zeggen hoe serieus ze zullen worden uitgevoerd.

De veldslag en de oorlog

Het zou wel eens kunnen dat de Commissie zo verstandig is om ngo’s een aantal tactische overwinningen te gunnen om het akkoord op de langere termijn te redden. Mij zou het niet verbazen dat de Commissie ISDS laat vallen, en inderdaad niet toegeeft wat betreft ggo’s en de andere gevoelige voedselveiligheidskwesties. Industriëlen, maar ook de conservatieve denktank CATO Institute, hebben trouwens al gepleit om ISDS uit de onderhandelingen te evacueren om de onderhandelingen zelf te redden.

Wanneer de tegenstanders van het TTIP zich enkel op deze enge (in beide betekenissen van het woord) thema’s hebben gefocust, zouden ze weinig gewapend zijn om een beperkter akkoord nog steeds af te wijzen, zonder al te makkelijk in de hoek van anti-globalisten weggezet te worden.

Nochtans zou een akkoord zonder deze heikele thema’s nog steeds niet het panacee zijn dat men de publieke opinie voorhoudt. Wederzijdse erkenning, bijvoorbeeld, dreigt wel degelijk op indirecte wijze de sociale en ecologische bescherming in de EU en de VS te verlagen. Critici moeten zich dan ook bezinnen over hun strategie om te strijden tegen TTIP.

Mijns inziens zouden ze de Commissie beter strikt aan haar belofte houden dat het akkoord op geen enkele manier het Europese sociale en milieubeleid zal ondermijnen, ook niet onrechtstreeks. Dit betekent dat het vrijhandelsakkoord als een instrument gebruikt wordt om de VS haar klimaatverplichtingen te laten opnemen, een ambitieuzer sociaal beleid te voeren, subsidies voor fossiele brandstoffen af te schaffen, enzovoort.

TTIP brengt een hoogst noodzakelijk debat over vrijhandel op gang

Als dat lukt, dan ontstaat er inderdaad een westers voorbeeld dat kan worden ‘geëxporteerd’ naar de rest van de wereld. De kans dat men tot zo’n akkoord komt, is natuurlijk klein, maar het is wel het enige akkoord dat de moeite waard zou zijn.

Het het voordeel van deze onderhandelingen is alvast dat ze een debat over ‘vrijhandel’ teweegbrengen. Wat verstaan we daar onder? Handel vrij van flagrant protectionisme? Dat is nu al gegarandeerd. Of handel vrij van elke belemmering, ook al gaat het om legitieme bescherming van het milieu, de volksgezondheid, arbeid, enzovoort? Dat is volgens sommigen waar TTIP om te doen is.

De Europese Commissie moet nu, in debat met de lidstaten en het Europees Parlement, de kaarten op tafel leggen. Tegelijk dwingt het TTIP de Europeanen om, tegenover het Amerikaanse model, explicieter te zijn over wat we onder het ‘Europese model’ verstaan.