“‘Wapens voor de peshmerga! Of toch niet?’
Er wordt gewerkt aan een internationale strategie om de Islamitische Staat in Syrië en Irak te verslaan. Een van de centrale peilers van dat beleid zijn de wapenleveringen aan Koerdische peshmerga. Nils Duquet vreest dat meer wapens eerder tot minder vrede in de regio zullen leiden.
Tot nu toe bestaat de aanpak van IS door het Westen voornamelijk uit het ondersteunen van het Iraakse leger en gerichte Amerikaanse bombardementen bedoeld om de vooruitgang van IS te vertragen. Sinds kort werd ook beslist om een aantal strijdende partijen in de regio, meer bepaald Koerdische Peshmerga-strijders, van wapens te voorzien zodat deze IS beter bewapend te lijf kunnen gaan.
Opvallend aan deze laatste maatregel is dat ook verschillende EU-lidstaten dit (gaan) doen. Midden augustus beslisten de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU dat wapenleveringen aan de Iraakse Koerden door individuele lidstaten mogelijk moeten zijn. Naast Frankrijk en Groot-Brittannië, hebben ondertussen onder andere Duitsland, Tsjechië, Italië, Albanië en Estland kenbaar gemaakt wapens te (gaan) leveren aan deze gewapende strijders.
Een vaag Europees beleid
Tijdens de Koude Oorlog waren wapenleveringen aan bevriende gewapende groeperingen nog schering en inslag. Sinds begin jaren ‘90 zijn directe Europese wapenleveringen aan strijdende partijen in gewapende conflicten echter niet zo vanzelfsprekend, en al zeker niet als deze wapens bestemd zijn voor niet-statelijke actoren.
Deze gedachte komt onder andere tot uiting in de politiek bindende Europese Gedragscode voor wapenexport van 1998, die in 2008 werd omgezet in een juridisch bindend Gemeenschappelijk Standpunt. Deze wapenleveringen verbieden, doet het Gemeenschappelijk Standpunt echter niet. De tekst werd bewust vaag gehouden om de lidstaten voldoende nationale beslissingsmarge te geven inzake veiligheid en defensie.
De beslissing van verschillende EU-lidstaten om wapens te leveren aan de Peshmerga-strijders in hun strijd tegen IS komt echter niet uit de lucht gevallen. De afgelopen jaren gingen verschillende Europese landen reeds meermaals over tot wapenleveringen aan niet-statelijke actoren in de regio. Denken we maar aan de Britse en Franse wapens voor de Syrische rebellen in hun strijd tegen Assad.
Steeds werden deze leveringen gerechtvaardigd door gebruik te maken van humanitaire argumenten. Opvallend is dat daarbij wordt gekozen voor het militair ondersteunen van plaatstelijke actoren, onder andere door training en wapenleveringen, in de plaats van Westerse troepen naar conflictgebieden te sturen. Deze logica lijkt aantrekkelijk voor verschillende EU-lidstaten wanneer het aankomt op de strijd tegen IS.
Meer wapens dan goed IS
Wapenleveringen aan niet-statelijke actoren die verwikkeld zijn in een meedogenloos conflict zijn echter niet zonder gevaar. Een gebrek aan wapens in het Midden-Oosten is niet het probleem. De afgelopen jaren hebben verschillende spelers uit de internationale gemeenschap wapens en militair materieel geleverd aan hun “eigen” partners in de regio.
Terwijl meerdere westerse en Arabische landen verschillende Syrische rebellengroepen steunen, blijft Rusland het Assad-regime bewapenen. Ondertussen circuleren ook de wapens die buitgemaakt werden tijdens de burgeroorlog in Libië in de regio en worden ze van de ene naar de andere regionale conflicthaard gesmokkeld.
Tegelijk heeft IS geleidelijk aan zijn eigen wapenarsenaal opgebouwd met wapens van de Syrische rebellen en wapens die het heeft buit gemaakt op de vijand, waaronder aanzienlijke hoeveelheden wapens die voorheen in handen waren van het Amerikaans leger.
Het grootste risico bestaat in wat er in de verdere toekomst met wapens gaat gebeuren die nu naar de Peshmerga-strijders worden gestuurd. Zeker vuurwapens zijn nu eenmaal duurzame producten die decennialang meegaan en makkelijk te hanteren zijn als moordwapen. Het risico is reeël dat deze Europese wapens op termijn het vuur van andere conflicten in de regio verder aanwakkert. Weinig kan de Koerdische strijders beletten om deze wapens nadien te gebruiken in hun strijd tegen Turkije, onze Navo-bondgenoot, of door te verkopen aan andere groeperingen voor gebruik in de regio. Waarna we mogelijk ook deze partnerlanden “moeten” bewapenen. Deze cyclus van bewapening draagt geen duurzame vrede voor de regio in zich.
Consensus niet ondergraven
In een regio gekenmerkt door hoogoplopende spanningen, tegengestelde belangen en weinig hoopvolle toekomstvooruitzichten vormt een overvloed aan wapens een dodelijk ingrediënt in een gevaarlijke cocktail. Een definitieve oplossing voor het probleem is nog niet voor morgen, maar zal een jarenlange inspanning vergen van lokale en regionale spelers en van de internationale gemeenschap in zijn geheel.
De steile opgang van de IS is voor een deel voortgevloeid uit de elkaar doorkruisende regionale en internationale interventies (of het gebrek eraan) die aanleiding gaven tot een machtsvacuüm waarvan IS handig gebruik maakte.
De recente veroordeling door de Veiligheidsraad van het geweld door IS en de expliciete steun van alle landen van de Arabische Liga aan deze resolutie duiden op overeenstemming in de – nochtans erg verdeelde – internationale gemeenschap over het gevaar van IS.
Wellicht is het zinvoller om dit momentum van internationale overeenstemming niet te hypothekeren door eenzijdige (militaire) acties, maar juist aan te wenden voor het ontwikkelen van een gedragen duurzaam project. Niet enkel voor Irak, maar ook voor de rest van de regio.