Een volle Roma voor Karen Armstrong over religie, geweld en vrouwen
De Roma in Antwerpen liep begin december goed vol voor de MO* lezing van de Britse religiewetenschapster Karen Armstrong. Die hield een sterk pleidooi voor meer empathie en een herziening van onze kijk op religie waar sommigen best ongemakkelijk van kunnen worden.
De MO*lezing van Armstrong over religie, geweld en vrouwen werd aangevuld met de kijk van Inge Vrancken, hoofdredacteur van het VRT-journaal, en een gesprek gemodereerd door MO* hoofdredacteur Gie Goris.
Gie Goris opende de avond. Hij verwees vooral naar hoe religie en geweld in het maatschappelijk debat onlosmakelijk aan elkaar worden gekoppeld met als uitgangspunt: zijn we zonder religie verlost van alle geweld?
Daarna was het de beurt aan Armstrong, die onthaald wordt met een respectvol en luid applaus. In het eerste deel focust ze op de inhoud van haar laatste boek: religie en de geschiedenis van geweld.
‘Ik had hier bijna niet gestaan’, begint ze. Haar huis stond gedeeltelijk onder water na een breuk in de waterleiding. Gelukkig stond ze er wel, want wat volgde was een interessante uiteenzetting over hoe religie en geweld net gin en tonic zijn.
Eigenaardige kijk op religie
© Brecht Goris
Hoe we vandaag als westerse maatschappij naar religie kijken, is historisch gezien nieuw, meent Armstrong. Religie is voor ons een coherent systeem waar een bovennatuurlijke god centraal staat met daarnaast instellingen en rituelen. Het praktiseren is een privégebeuren, afgesloten van andere sferen in ons leven. Dit secularisme is nieuw en je vindt het in die vorm ook niet terug in vroegere eeuwen of in andere culturele tradities.
Jezus, Mohammed en Confucius waren allemaal politiek ingesteld in hun gevecht tegen ongelijkheid omdat ze opbotsten tegen gruwelijkheden en onrecht. Religies zijn daarom op hun best als ze vertrekken van de pijn en het lijden van mensen, concludeert Armstrong.
Geweld en religie? Net als gin en tonic
Tot de Verlichting waren politiek en religie niet afzonderlijk denkbaar, zegt Armstrong, ze waren één zoals gin en tonic in een cocktail niet te scheiden zijn. Maar ‘de gin werd uit de tonic gehaald na de zogenaamde godsdienstoorlog van de zeventiende eeuw.’ Zo ontstond de mythe dat je religie uit politiek moet halen als je het verwoestende geweld van de oorlogen wil stoppen. ’Het secularisme werkt goed, maar bracht ons tot nog toe nog geen “equity” - of rechtvaardigheid - op’, verduidelijkt Armstrong haar metafoor.
De idee dat geweld inherent is aan de islam is daarom ook een mythe. De geschiedenis maakt het duidelijk: oorlog begon nooit om één specifieke reden. Jihad wordt nu bovendien bijna altijd gelinkt aan geweld, maar van de 47 keer dat het woord voorkomt in de Koran, is het slechts tien keer gelinkt aan oorlog, weet Armstrong. De andere vermeldingen verwijzen vooral naar strijd tegen de eigen demonen, en de strijd om andere mensen – ondanks eigen tegenslag – te helpen. ‘Stop dus met moslims als inherent gewelddadig te labelen’, pleit ze daarom.
Van de 47 keer dat het woord jihad voorkomt in de Koran, is het slechts tien keer gelinkt aan oorlog, weet Armstrong.
Ze maakt de link met IS. Die organisatie moet gezien worden voor wat het is: een verzameling van ex-militairen onder Saddam Hoessein die vandaag een kwezelachtige vorm van islam beoefenen. Uit verhalen van ex-gevangenen blijkt dat er onder IS-strijders zelden over religie wordt gesproken en er nergens een Koran te bespeuren was. Bovendien benadrukken IS sympathisanten dat het hen meer om het politieke project van IS gaat dan om godsdienst an sich.
Wat met de manier waarop we om slachtoffers in het Westen rouwen terwijl we vergeten te rouwen om slachtoffers van IS in andere landen? Dat gaat niet onopgemerkt voorbij in de Arabische wereld.
Bovendien zijn leiders die we zelf in onze landen niet eens voor twee minuten zouden aanstellen, blijkbaar wel goed genoeg als leider in het Midden-Oosten. ‘Hun doden zijn de onze niet, dat is de boodschap die we geven! We zijn niet de enigen die lijden, moslims lijden zelfs het vaakst. Al weten we dit niet, hebben we het er niet over of willen we dit simpelweg niet weten’, besluit Armstrong.
Hoofddoekkwesties
Vervolgens zoomt Armstrong in op vrouwenrechten en religie. Ze wijst hierbij op het feit dat religies tot stand kwamen in patriarchale samenlevingen en ze die erfenis bijgevolg met zich meedragen. Maar, zo benadrukt ze ook, de Koran gaf de vrouw al meer rechten nog voor er in het Westen sprake was van vrouwenrechten.
‘Ik bedekte me als non jarenlang. Niemand die daar iets van zei of het onderdrukkend of denigrerend vond.’
Nu is de hoofddoek in het Westen een symbool van vrouwonvriendelijkheid. Verwijzend naar haar eigen verleden zegt ze daarover: ‘Ik bedekte me als non jarenlang. Niemand die daar iets van zei of het onderdrukkend of denigrerend vond. Eerlijk, voor mij was het een meevaller: ik moest niet nadenken over make-up en andere triviale rommel die we hier aan vrouwen verkopen.’
Laat ons niet te snel oordelen en vervallen in hoogmoed, waarschuwt Armstrong voorts. Vrouwen in het Westen kregen – althans wat de UK betreft – geen rechten uit ideologische overweging, maar uit noodzaak, omdat vele mannen afwezig waren tijdens de wereldoorlogen en niet konden gaan stemmen.
Onderzoek van Harvard-professor Leila Ahmad leert ons dat een hoofddoek in het Midden-Oosten zelfs geen discussiepunt was tot de kolonisatie van de islamitische landen. Egyptenaren zouden volgens de koloniale administrator Lord Cromer nooit moderniteit kennen zolang dat symbool van onderdrukking niet werd verworpen.
Een “gekke” uitspraak van een anti-feminist in Groot Brittannië die het feminisme aanwendt om Egyptenaren te bekritiseren, aldus Armstrong. De afkeer hiervoor zorgde ervoor dat Egyptische vrouwen voor de hoofddoek kozen als symbool van integriteit ten opzichte van de Britse kolonisator.
© Brecht Goris
Vrouwen brengen hoop
We moeten geen medelijden hebben met vrouwen in het Midden-Oosten, wel medevoelen met hun situatie, voegt Inge Vrancken er nadien aan toe. ‘Onderschat een vrouw nooit, en zeker niet vrouwen uit het Midden-Oosten.’
Nadien vraagt ze zich af waarom vrouwen zo zelden een plek krijgen bij vredesonderhandelingen. Zij zijn het die gezinnen en hun landen bij elkaar houden. ‘Zij vergeven, maar vergeten niet’. Bovendien is er op wereldniveau nog een lange weg te gaan wat betreft gendergelijkheid. Slechts tien procent van de wereldleiders zijn vrouwen, hoewel meer dan de helft van de wereldbevolking vrouw is.
[Opmerkelijk is dat Vrancken het betreurt dat er in de media te weinig tijd of aandacht is om steeds het volledige plaatje te tonen. Dat doet de vraag rijzen of zij als grote baas van Het Journaal niet in de positie zit om daar iets aan te doen?]
Hoe geweld vervangen?
Empathie en sympathie zijn geen softe manieren van zijn, maar noodzakelijke houdingen om geweld te vervangen. We mógen verdriet van mensen zichtbaar maken en het ongemak dat daaruit voortvloeit omarmen. Dat countert een gevoel dat volgens Armstrong te sterk heerst: een gevoel dat zaken altijd al zo liepen. Mensen kunnen medelijden alleen tonen wanneer ze voelen wat anderen dagelijks meemaken.
Vrouwelijkheid bewaren in mannelijke standaard
Volgens Karen Armstrong gaat het om macht. Mannen aan de macht willen die niet kwijtraken, dus kapen ze de boodschap van gelijkheid voor het eigen voordeel.
Het gaat er niet om mannen te vervangen door vrouwen, maar wel vrouwen hun vrouwelijkheid te laten bewaren in een wereld vol mannelijke standaarden.
Vrouwen in machtposities hebben geen rolmodellen en vormen ze zich daardoor eerder tot vrouwelijke versies van hun mannelijke collega’s. Vrancken geeft vervolgens zelf toe: ‘ik wilde ook één van de jongens zijn’.
‘Moeten we dan als maatschappij vrouwelijk worden?’, vraagt Gie Goris zich daarop af. Beide dames zijn daarover duidelijk: neen. Het gaat er niet om mannen te vervangen door vrouwen, maar wel vrouwen hun vrouwelijkheid te laten bewaren in een wereld vol mannelijke standaarden.
Harten breken
Volgens Armstrong is alles wat we doen een handeling in relatie tot andere mensen, daarom zijn we als mens politieke wezens. Die cocktail willen we in het Westen steeds uit elkaar halen, met het gevolg dat religie de schuld krijgt van menselijke daden.
Het pleidooi van Armstrong doet sterk denken aan dat van Bleri Lleshi in zijn boek Liefde in tijden van angst. Dat we als mensen elkaar opnieuw moeten liefhebben. Lleshi pleit ervoor om een pad van liefde te bewandelen, Armstrong moedigt aan om pijn en verdriet niet te negeren. ‘Laten we onze harten toelaten om gebroken te worden’, meent ze. Dat is de basis om menselijk te kunnen handelen.
Wie haar boek In de naam van God. Over religie en geweld al las, hoorde tijdens de lezing mogelijk veel herhalingen. Armstrong maakte een zichtbaar vermoeide indruk, maar nam wel een duidelijk standpunt in: over de dubbele houding van het Westen, zogenaamde egalitaire boodschappen die door patriarchale systemen gekaapt worden, maar vooral dat religie, politiek en geweld net een cocktail zijn: als gin en tonic.
© 2016 - Mohamed Barrie – StampMedia